SOCIALE PSYCHOLOGIE
Namen op de slides = te kennen
WAT IS SOCIALE PSYCHOLOGIE?
- De sociale psychologie = antw bieden op de vraag hoe individuen
reageren in soc situaties.
- Welke invloed heeft de aanwezigheid van anderen op het gedrag
van een individu?
- Sociaal psychologen bestuderen hoe het gedrag van mensen beïnvloed wordt door het gedrag van
andere mensen
- De invloed die anderen op een individu hebben is meestal dwingend en tegelijk onbewust
- Het studiegebied van de SP = sociaal gedrag mr SP = niet de enige wetenschap die sociaal gedrag
bestudeert.
- De sociologie is de wet discipline bij uitstek die sociaal gedrag van mensen in kaart brengt en verklaart.
- Maar toch is er een belangrijk verschil tss S en SP!
- S = weinig aandacht besteden aan de individuele gedragingen van een persoon, en eerder
wetmatigheden trachten te ontdekken in sociale structuren en gehelen
- SP bevindt zich op het raakvlak tss de algemene psychologie en de sociologie. (overlappen deels maar
versterken elkaar ook)
- Sociologie kan alleen maar baat hebben bij inzichten/kennis over sociale interacties tss individuen
- Psychologie gebaat bij inzicht in de wijze waarop gedragingen van individuen beïnvloed worden door
de aanwezigheid en gedragingen van anderen.
- + vb in PTP notities bij slide
Def: De sociale psychologie is een studie die tracht te begrijpen, verklaren en voorspellen hoe de gedachten,
gevoelens en gedragingen van individuen beïnvloed worden door de waargenomen, ingebeelde of impliciete
gedachten, gevoelens en gedragingen van anderen.
Het ander gedrag moet je niet altijd zien gebeuren maar vaak is het voorspellen of verwachten al
voldoende om jou te beïnvloeden
o Bv op tijd komen in de les, omdat je bang bent dat als je te laat komt hierop een opmerking ga
krijgen en iedereen jou als raar zal aanzien
Def in boek:
De wetenschappelijke studie v onze gedachten, gevoelens en gedragingen zoals die w beïnvleod door
werkelijke of ingebeelde anderen. SP probeert het denken, voelen en gedrag v mensen te verklaren vanuit de
interactie tssn mensen, individuelen en in groep, de soc situatie en de historiek die daaraan voorafgaat of wat
erop volgt
1
,Soc psych kent enerzijds fundamenteel onderzoek dat vertrekt van uit of probeert te bekomen tot theoretische
inzichten en toegepast onderzoek waarbij ze een bijdrage leveren tot het opls v actuele maatschap problemen
In de 21ste eeuw blijft het aantal onderzoeksthema’s toenemen
THEMA1: SOCIALE COGNITIES
WAT IS SOCIALE COGNITIE?
Niet enkel het passief waarnemen en opslaan v gedrag en communicatie v anderen mr ook het actef met die
info aan de slag gaan om beeld te vormen v wie de anderen zijn
- processen waarbij we persoonlijke en soc informatie over mensen
o verwerven / selectie / opslaan
o integreren / organiseren / structureren
o Interpreteren
- over mensen
o anderen (sociale perceptie)
o zichzelf (zelfperceptie): anderen bepalen mee je zelfbeeld
- verwerken v nieuwe info hangt ook af vd soc context waarin we ons bevinden
o constructie is onlosmakelijk verbonden met het beeld dat we hebben vd groepen waartoe we
behoren en zelfs de groepen waar we geen deel v uitmaken
1. SCHEMA’S
Kennen: p. 1-11, p. 13-35 en p. 38-44
Niet kennen: Evolutionair p. 11-13 en Goddelijke spanningsreductie
1.1. SCHEMA’S: OMSCHRIJVING
- cognitieve structuur
- waarin eerder verworven kennis
o over een stimulus of concept
o over personen, opvattingen, fysieke daden, feiten,..
o kenmerken
o relaties tussen die kenmerken
- is gerepresenteerd
Zelfschema’s
- wat we denken over onszelf
- wat we denken dat anderen over ons denken
-> sociale cognitie heeft invloed
op ons zelfbeeld
- -> sociale context heeft invloed
op ons handelen
- Zelfkennis uit:
o Zelfobservatie
Kijkt naar jezelf, naar jouw prestaties, introspectie
o ‘Looking-glass self’
2
, Anderen zullen jou kennis verschaffen over hoe je bent en hoe je overkomt
(feedback)
Expliciet (door woorden) of impliciet bv lachen
o Sociale vergelijking: jezelf leren kennen door je te vergelijken met anderen
Prototype:
- Prototype: soort gemiddelde van een specifieke groep mensen met vage grenzen, een schema
gemaakt puur op basis van eigen gedachten. Bv ik vind dat chirurgen altijd mannelijk moeten zijn
(zonder realiteit, zonder soc invloed): prototype
°doordat we uit een reeks personen de meest relevante kenmerken distilleren
Een abstracte representatie vd centrale tendens vd leden v/e bep cat
Zijn cogn-psych geconstrueerd
- Stereotype = pas wnr het gebruikt wordt, doordat we bep info meekrijgen bv in de media zien we
enkel man chirurgen: stereotype
Zijn bepaald door soc en contextuele realiteit
- Script: verloop van opeenvolgende actie, verloop v gebeurtenissen in bep situaties
Je hebt in je hoofd hoe iets gaat verlopen, hoe soc situaties gaan verlopen
Bv les: lkr komt eerst binnen, dan wij, zij spreekt, wij luistern, wij typen, roepen niet…
Sturen onze persoonsbeoordeling: gedrag conform aan script geeft weinig info, gedrag niet conform
aan script heeft een grotere diagnostische waarde
!Gedrag niet conform aan script geeft meer info: bv iedereen noteert in de les, lkr geen info over wie
op let vs 1 iemand springt recht en roept enthousiast: info = durver, beetje crazy
1.2. SCHEMA’S: KENMERKEN
- Gestalt
o Met weinige info ga je een geheel maken
o Het geheel is meer dan de som vd delen
- Top-down of theory-driven
o Je start vanboven (vanuit je hoofd gestuurd) naar beneden, dus het vertrekt vanuit een
theorie, een idee naar de praktijk
Hier bepaalt a-pripori-kennis mee aan onze perceptie en interpretatie
o <-> botom-up of data-driven = oordeelloos, geen kennis en je ziet de info op je afkomen
Handig wnr we op zoek gaan naar patronen in onze omgeving
- Sturen persoonsperceptie
-> Vooral aandacht voor wat past binnen geactiveerd schema, de uitzonderingen uit je schema
vervagen
- Experiment: zelfde verhaal vrouw
o Geschikt voor job bibliothecaris of makelaar
o Twee keer verhaal, ene groep heeft alle introverte kenmerken onthouden, andere alle
extraverte: komt omdat schema geactiveerd
beïnvloeden herinneringen
- Prescriptief
o Bieden een beeld van hoe iets moet/kan zijn en stuurt ons gedrag
o Wat er van afwijkt wordt neg beoordeeld, prescriptieve component stuurt tegelijk ons gedrag
- Attributies zoeken die schema in stand houden
o Need for cognition <-> need for certainty
Cognition: denken graag na, worden graag uitgedaagd. Hebben graag info die niet
past binnen schema zodat schema aanpassen
3
, Certainty: liever zekerheid, gaan niet te veel reflecteren, schema graag behouden
- Toegankelijker naarmate
o vaker opgeroepen = meer toegankelijk, meer actief in ons hoofd
o recenter opgeroepen = nog maar net gebruikt, dus ook sneller opgeroepen
- Door schema’s vlugger verwerking info
- Label (niet altijd werkelijkheid)
o Experiment: persoonsbeschrijving krijgen + info over Indonesië
o 2 groepen: ene groep krijgt op voorhand al mee ‘persoon = skinhead’, andere groep krijgt niks
mee
o Personen met schema hadden meer vragen over Indonesië juist, andere niet
Hersenen kunnen maar 1 iets tegelijk, zonder schema = moeten info over persoon ordenen,
geen plek vrij voor info Indonesië
Wnr wel schema: al kapstok om info op te hangen: werd sneller verwerkt -> hersencapaciteit
over voor indonesië
- Schema’s activeren uit onszelf zonder externe aanleiding
o We construeren op basis v waarnemen en ervaren een eigen soc werkelijkheid
o Dit vaak onbewust
o We vullen de soc werkelijkheid in en aan met behulp v kennis uit ons geheugen
o Ook op soc vlak: schema’s over vrienden, lkr, managers, introverte mensen, …
o Stroken niet altijd met werkelijkheid in gedachten dus eig vooroordelen en geen stereotypen
o Kan geactiveerd w zonder externe maatrgeles door emoties, verwachtingen, verlangens,
reflecties en redeneringen
o Mensen versch naarmate bep schema’s vr hen relevanter zijn (bv ander geslacht zien wnr
single)
Vaak sprake van externe en interne stimuli: situatie en karakter
- Schema’s kunnen opgeroepen worden door een stimulus uit de omgeving (bewust of onbewust –
subliminaal (stimulus waarvan je niet doorhebt dat hij er is, bv minisec foto gezien, in onderbewustzijn
wel maar niet bewust)
o Stereotypen worden automatisch geactiveerd bij het zien van foto’s van een
gestereotypeerde groep.
o Schema, stereotype, kan automatisch geactiveerd w en agressief gedrag uitlokken
Dual process theory: in ons brein twee versch systemen ontw
Vb: na foto’s afro-am mensen agressiever reageren op impulsen, onbewust
- Laag- of hoogbevooroordeelde mensen:
- Activeren dezelfde stereotypen, maar gebruiken ze verschillend:
o Personen die laagbevooroordeeld zijn: activatie van negatieve stereotypen maar proberen
die daarna te onderdrukken of bedwingen vanuit plichtsbesef of schuld
o Personen die hoogbevooroordeeld zijn: activatie van negatieve stereotypen en betrekken de
geactiveerde stereotypen bij hun beoordeling van personen vooroordelen
2. CONFIGUREREN
Maar welk schema gebruiken we nu wanneer? Hoe komt het dat we op bepaalde manieren denken?
- Schema’s = geactiveerd door stimuli met coherende samenhang
o Wat wnr meerdere schema’s tegelijk?
- Verschillende effecten
- Effecten zorgen soms voor vertekening
4