Hfdstk 1: Inleiding
Vermaatschappelijking van zorg: Wat als er geen netwerken zijn? (sociaal.net)
1.1 Actuele context
Van gezinsvervangend, over contextbegeleiding, naar netwerkbegeleiding.
Tot ongeveer 1900 situeert de zorg voor zorgbehoevenden zich in de maatschappij. Vanaf de 20 e
eeuw is er vanuit het medisch model (defect-model) een institutionalisering en verregaande
professionalisering van de zorg op gang gekomen (bv.: personen met een beperking werden uit hun
omgeving gehaald en werden samen gezet in instituten of weeshuizen onder het professioneel
toezicht van opvoeders).
Dit had tot gevolg dat de kijk op de familie en vrienden eerder negatief was en dat het voor de
familie niet altijd duidelijk was wat hun rol was. Cliënten leefden in een zeer ‘vreemde’ context:
samen met andere hulpbehoevenden, weg van hun familie, vrienden, buren, … Ook al waren ze
omringd door veel mensen, er was veel eenzaamheid en heimwee.
Een paradigmawijziging van het medisch model naar een ontwikkelingsmodel ligt aan de basis van
de actuele visie op personen met een beperking. Uitgangspunt zijn niet de tekorten of problemen
maar de mogelijkheden het bieden van maximale ontwikkelingskansen.
Rond 2000 dingt zich het burgerschapsmodel op:
iedereen is deel van de samenleving. Iedereen heeft
eigen mogelijkheden en eigen verantwoordelijkheden.
Mensen moeten gestimuleerd worden om die te
benutten. Residentiële voorzieningen worden
afgebouwd ten voordele van ambulante en mobiele
begeleiding (kleinere woonentiteiten).
Dat deze werkvormen goedkoper zijn, is de
beleidsmakers niet ontstaan. Ambulante en residentiële hulpverlening wordt afgebouwd ten
voordele van ambulante en mobiele begeleiding om in de plaats beroep te doen op het netwerk van
de cliënten: ouders, familie, buren, thuishulp, … zijn de hulpverleners van de toekomst, of, m.a.w.:
een sociaal netwerk (een groep mensen met wie één persoon min of meer duurzame banden
onderhoudt voor de vervulling van noodzakelijke levensbehoeften).
1.2 Het begrip netwerk
Men komt los van het kerngezin en kijkt wie allemaal in het leven van een cliënt een bepaalde rol
opneemt of zou kunnen opnemen. ‘Het hebben en behouden van een netwerk is één van de
belangrijkste pijlers voor de begeleiding van personen met een beperking of personen die in een
moeilijke situatie verkeren.’ (Van Gennep).
Van Gennep ziet het hebben en behouden van netwerken als één van de belangrijkste pijlers voor
begeleiding van personen met een beperking of in een moeilijke situatie. Volgens van Gennep gaat
dit als volgt te werk:
- In kaart brengen van het netwerk.
- Uitzoeken welke functies mensen vervullen.
- Na de netwerkanalyse kan je aan de slag gaan om het netwerk te versterken. Dit kan via de
RADIO-U methode.
1
, Reanimeren van het netwerk
R Bv.: Een vervaagd contact nieuw leven inblazen.
Of bv. op de hobby: wie zijn de personen die ook participeren?
Activeren van een netwerk
A Beter gebruik maken van de kwaliteiten van een netwerk lid en een cliënt en/of de
betrokkenheid vergroten. Het verschil maken op het juist moment.
Deblokkeren van een netwerk
D
Verstoringen in het netwerk bespreken en bemiddelen en/of praktische blokkades opheffen.
Intensiveren
I Contacten verdiepen of voorrang geven aan diepgaande contacten of ook een een intieme
relatie met iemand willen aangaan.
Onderhouden
O Voldoende energie besteden aan de relatie binnen een netwerk zodat het netwerk op een
fijne manier blijft functioneren.
Daarnaast is het uitbreiden van het netwerk in de meeste situatie een noodzakelijke stap.
Een systeemtheoretische benadering…
Niet alleen het probleem op zich, maar breder gaan kijken!
Bv.: probleemgedrag: in welke context komt dit nog voor?
‘Een andere bril’ waarbij men aandacht heeft voor…
Samenwerken met ‘de context’ en handelen in partnerschap, bv.
Het ‘verbreden’/’verdiepen’
‘eetstoornis’
Door oorzaak – gevolg verband om te buigen naar een ‘circulair
De ‘invloed’/’effect’ verband’. Welk effect heeft dit op de persoon? bv. ‘depressie
binnen gezin’
De ‘inzet’ Zoeken achter de inzet van gedrag, bv. filmfragment Ponette.
Hfdstk 2: Basishouding bij het werken met netwerken
Vanaf het burgerschapsparadigma krijgt het werken met netwerken een groterere en belangrijke rol.
Netwerken worden meer en meer ingeschakeld in voorzieningen om ondersteuning te bieden.
Ouders worden mee verantwoordelijk.
2.1 Empowerment
“Empowerment is een proces waarin individuen en
groepen meer invloed krijgen over gebeurtenissen en
situaties die voor hen belangrijk zijn”. Je gaat dus als
het ware krachtgericht gaan werken: werken met de
talenten die er al liggen en die versterken. Focussen
op wat goed gaat. Toegepast naar netwerken: gezinnen of families versterken in hun kunnen en hun
besef van kunnen (niet uit handen nemen maar zelf tot oplossingen komen met ondersteuning).
Power from within Zelfvertrouwen, zelfzekerheid, kritische bewustwording in het netwerk.
Power with Door de sociale steun van de omgeving, de context van de context
Om invloed uit te oefenen op samenlevingsniveau (vb. groep van mensen in
Power to
armoede)
Empowerment bij netwerken is niet evident. Bij kwetsbare groepen zoals mensen met een
beperking, mensen in armoede, psychiatrische patiënten, zorgbehoevende ouderen, risicojongeren,
2
,chronische zieken, thuislozen, … druist het in tegen alles wat ze ervaren en te horen krijgen : ‘niet
goed bezig’, ‘hulp nodig’, ‘jullie kunnen het niet (alleen)’, …
Wat gebeurt er met mensen wanneer men werkt vanuit empowerment?
Het invloedsbesef wordt vergroot; mensen blijven in hun waardigheid; ze hebben meer grip en
controle over hun leven.
2.2 Klant is koning?
Is de klant koning? Wat is belangrijk? Hoe houd je het best rekening met je cliënt?
Rekening houden met wat de cliënt vraagt, impliceert niet dat om het even wat de cliënt vraagt,
klakkeloos nagestreefd wordt. Veel heeft te maken met ‘onduidelijke’ of ‘onrealistische’
doelstellingen die binnen de hulpverleningsrelatie spelen.
Hierin is het belangrijk om de tijd te durven nemen om met haar/haar/hen te onderhandelen, vanuit
een respectvolle benadering. Door tijd te maken en de ‘vraag achter de vraag’ te beluisteren, is de
kans groot dat we samen met onze cliënten tot een realistisch doel komen, en dat men ons meer
mandaat geeft.
Het vergroten en versterken van een cliënt en het netwerk rond een cliënt is een essentieel
uitgangspunt in de basishouding van een begeleider, zodat aanwezige hulpbronnen aangeboord
kunnen worden. Men legt de nadruk op de kracht i.p.v. de tekortkomingen, via een constructieve
manier van werken die invloedsbesef vergroten.
Hfdstk 3: De sociaal netwerkmethodiek van Maria Scheffers
3.1 Inleiding
De sociale netwerkmethodiek stelt begeleiders in staat om op een doelgericht, planmatig,
procesmatig en op systematische wijze samen met de cliënt zijn netwerk zichtbaar te maken.
Het is een actief, interactioneel proces tussen begeleider en cliënt:
3
, - De cliënt heeft een leidende rol.
- De begeleider sluit aan op de leef- en belevingswereld van de cliënt.
- De begeleider zet zijn eigen sterke kanten, kwaliteiten en vaardigheden in.
De sociaal netwerkmethodiek vertrekt vanuit een mensvisie: elke mens …
- Heeft de behoefte zich te ontwikkelen.
- Heeft behoefte aan erkenning en bevestiging.
- Heeft behoefte om gelukkig te worden.
- Beschikt over een reeks van krachten.
De doelgroepen van de sociaal netwerkmethodiek zijn personen met een lichamelijke, verstandige of
psychische beperking; kwetsbare ouderen; sociaal kwetsbaren en daklozen; personen met een
participatie behoefte; jeugd met psychosociale problemen en stoornissen; kwetsbare buurten waar
sociale samenhang, veiligheid en leefbaarheid onder druk staat (ter info).
De houdingsaspecten van de begeleider zijn:
- De betekenisgeving van de cliënt is leidend.
- Gelijkwaardigheid.
- Niet-wetende houding.
- Van probleemgericht naar krachtgericht werken.
- Focus op de kracht van de cliënt.
- Motiveren.
- Zich bewust zijn van eigen referentiekader.
- Oog voor het ller- en ontwikkelingsproces van de cliënt.
3.2 Het gebruik van de sociale netwerkmethodiek
De sociaal netwerkmethodiek kan breed ingezet worden: op microniveau voor de cliënt en zijn
naasten; op mesoniveau voor het versterken van de sociale cohesie in buurten en wijken. We
focussen ons op het microniveau.
A. De sociale netwerkmethodiek sluit aan op de volgende pijlers:
Van… Naar…
‘Zorgen voor’ ‘Zorgen dat…’
Oplossen voor de cliënt Activeren van een cliënt.
Dit is ‘mijn cliënt’ Dit is een cliënt en wie kan hem best ondersteunen?
Beschermend Ondersteunend.
Van individueel gericht kijken De cliënt zien in de context van zijn omgeving en deze omgeving
en werken met de cliënt ook actief betrekken.
B. Definitie van het begrip ‘sociaal netwerk’:
- Verwijst naar sociale integratie.
- Het ingebed zijn in een geheel van mensen met wie rechtstreeks min of meer duurzame banden
worden onderhouden voor de vervulling van de dagelijkse levensbehoeften.
C. Sociale netwerken op internet
4