Histologie van de huid
Inleiding
Functie
Bescherming: fysische barrière. Tegen externe factoren, pathogene micro-organismen, uitdroging
Sensorisch: aanwezigheid v vele perifere sensorische zenuwuiteinden met sensorische receptoren
voor tast, druk, pijn & temperatuur (lichaampjes van Meissner, Pacini & Rufnin communicate met
omgeving
Thermoregulate: subcutaan vetweefsel & (hoofdnhaar bij warmte behoud, cutane vaatplexus &
zweetklieren bij warmte afgave
Metabool: aanmaken v vitamine D3 (cholecalciferoln calciummetabolisme & botaanmaak
Esthetsch
Basisstructuur
Grootste orgaan
3 grote lange: epidermis (opperhuid; <ectodermn, dermis (lederhuid; <mesodermn, subcuts
(onderhuids bindweefsel; <mesodermn
Epidermis + dermis = cuts
Dikte vd huid = 0,5 – 4 mm
Oppervlak: groeven & onregelmatgheden: epidermiskammen & bindweefselpapillen
patroon = plaatsafankelijkk
systeem v huidlijsten, karakteristek voor bep persoon vingerafdrukken
Epidermis: zelf regenererende verhoornend plaveiselcelepitheel dat bedekkende laag v keratne vormt
beschermt + ondoorgankelijk voor water (geen vatenn
Keratnocyten, melanocyten, Langerhanscellen, Merkelcellen
Dermis: onderliggende laag v fibrocollageneus & elastsch bindweefsel, veel bloedvaten,
zenuwstructuren & sensorische receptoren
Collageen, mesenchymaal weefsel, bloedvaten, zenuwen, spier, adnexstructuren
Subcuts of hypodermis: diepste laag, vnl vetweefsel & grotere vaatstructuren ( voorziening
dermale vasculatuurn
Vet, fibreus weefsel, adnexstructuren
Huidadnexstructuren (haarfollikels, zweetklieren, talgklieren): groeien tjdens embryologische
ontwikkeling vh epiderm in het derm (meesten gelegen in dermis of oppervlakkige subcutsn
Embryologie
Epidermis: eenlagig ectoderm meerlagig periderm meerlagig plaveiselepitheel
Dermis: mesoderm mesenchym dermis (< verschillende celtypesn
Haar: epidermale invaginate lanugoharen mature haren
Melanocyten: neurale crest melanoblasten in mesenchym matuur in het epiderm
,Epidermis
Meerlagig verhoornend plaveiselcelepitheel < verschillende lagen v prolifererende, diferentirende &
gediferenteerde epitheelcellen
Avasculaire laag v karatnocyten & niet-keratnocyten
Keratnocyten migreren v basale oppervlakkige lagen in 3-4 weken
4 cellagen: stratum basale (of germinatvumn, stratum spinosum, stratum granulosum, (stratum
lucidumn, stratum corneum
Dikte: 0,1 – 1 mm
‘Dunne’ & ‘dikke’ huid verwijst naar dikte vd dermis
o Dunne huid: haarbevatende huid
o Dikke huid: niet-haarbevatende huid (o.m. handpalm & voetzooln
Stratum basale
Enkele rij v cuboïdale tot columnaire cellen met ovale kernen & weinig cytoplasma
Mitotsche actviteit & bevat basale stamcellen (progenitorcellenn voor alle lagen vh epiderm (
aanmaak nieuwe epitheelcellen die kunnen opstjgenn
Intermediaire keratnefilamenten
Keratnocyten verbonden door desmosomen
Rust op lamina basalis verankerd door hemidesmosomen
Tss basale epitheelcellen: melanocyten
Linking proteïne Cytoskelet Functes Medische
betekenis
Desmosoom Cadherines Intermediaire Koppeling tss cellen, Auto-immuuniteit
filamenten (keratnesn versterking vh tegen desmoglein I
weefsel huiddeficiintes
Hemidesmosoom Integrines Intermediaire Cytoskelet Mutates huid
filamenten verankeren in blistering
basale lamina
Desmosoom:
o Enkel zichtbaar met EM
o Opgebouwd uit:
Transmembraan glycoproteïne (familie v Cadherinesn: desmogleïne & plakophyline
Plaques: opgebouwd uit desmoplakines
o Tonofibrillen in cytoplasma keratnocyt binden op plaque v desmosoom
Epidermodermale juncte:
o Enkel zichtbaar met EM
o Verschillende regio’s:
Basale keratnocyt
Lamina basalis:
Lamina lucida
Lamina densa
Sublamina densa
Papillaire dermis
, o Hemidesmosoom:
verbindt basale keratnocyt met lamina basalis
intracellulaire component waarop cytoplasmatsche tonofilamenten op vastziten
extracellulaire component in lamina lucida
anker filament:
verbindt hemidesmosoomstructuur met lamina basalis
loopt v binnenste plasmamembraan v keratnocyt lamina densa
anker vezel:
type VII collageen
verbindt epidermis met dermis
loopt v lamina densa anker plaques in papillaire dermis
Stratum spinosum (‘stekellaag’)
dikste stratum: verschillende cellagen dik
suprabasale cellen = ronder; oppervlakkige cellen = plater
kubische tot polygonale keratnocyten
centrale ronde heldere kern, prominente nucleool, meer uitgesproken cytoplasma
naar boven toe plater met meer eosinofiel (roodn cytoplasma door toenemend intermediair filament
cytokeratne ( vormt aggregaten in cytoplasma: tonofbrillenn
tonofibrillen komen samen desmosomen
stratum basale + stratum spinosum = laag van Malpighi
Stratum granulosum
2-5 lagen van steeds plater wordende cellen ondergaan laatste fase v keratnisateproces
Cytoplasma keratnocyten = gevuld met dense basofele keratohylaline korrels nemen toe in
groote & aantal
Korrels cytokeratne tonofibrillen:
o Bestaan uit polysacchariden & lipiden
o Bevaten histdine-rijke proteïne: precursoren v filaggrine
werken in op cytokeratne tonofibrillen
in oppervlakkige lagen vd epidermis: rol bij aggregate v deze keratnefilamenten tot
grotere eenheid & uiteindelijk de latere vorming vh eindproduct keratne
o Keratnevorming gaat gepaard met cytolysis: bovenste cellen verliezen kernen & cytoplasma
+ celorganellen vervagen
= karakteristeke laag v epidermis
= essenteel voor verhoorning
EM: lamellaire korrels (keratnosomen, membrane-coatng granules, lamellaire granules of Odland
lichaampjesn lichtere bolletjes
afgegeven door Golgi celmembraan fuseren met celmembraan exocytose
Keratnosomen bevaten glycolipiden epidermale barrière functe (waterbarrièren door afdichtng
intercellulaire ruimten
Door granulaire laag onderscheidt huidepitheel zich v mucosa of niet-verhoornend meerlagig
plaveiselepitheel
Stratum lucidum