Politicologie
Inleiding
Cursustekst
• Te krijgen bij Acco (alles goed: 1ste-7de druk)
• Hoofdstuk (13) per les (12). NIET internationale politiek (hoofdstuk 12)
• Boek = quasi exhaustief + vaak uitbreiding (groen) (heb ik aangeduid met een *)
• PowerPoint (in pdf) op Blackboard (maandag)
o Slides zijn belangrijkste, boek minder belangrijk
o Deel slides niet bekeken → slides TOCH kennen voor examen
Praktisch
• Dinsdag 16.00-19.00 uur (stop ±18.25 uur)
• Pauze - onderbreken - vragen stellen
• Poging tot interactief onderwijs
• Opgenomen lessen via Blackboard (pas dag erna beschikbaar)
• Proefexamen: week vanaf 6 november (6 hfdst.)
o Via Blackboard, staat 1 week open, gelijkaardig aan echte examen, andere vragen
• Echt examen: 30 januari 2022
o Schriftelijk (twee uur)
o Multiple Choice: 60 vragen (3 mogelijkheden)
o Nieuwe vragen!
o Leren werken met concepten en begrippen, niet van buiten leren (maar toch (veel)
kennis nodig)
o Geen giscorrectie meer maar wel ‘verhoogde cesuur’ (punten vanaf 1/3de juist dus
40 op 60). Gokken is slim!
Proefexamen
• !!Lees de vraag heel duidelijk!!
• Vraag 5: niet op examen, want niet gezien in de les
o Kennis in les, toepassing niet
o Versnippering klopt
o Maar toch een breed draagvlak bij de burgers willen hebben → fout
• Vraag 10: principles en agents zijn omgedraaid
• Vraag 17: 2e en 3e onderdeel ervan, maar niet exact waat het om gaat
• Vraag 24: 3e juist, andere ook op slides maar ni de defintie van politeke theorie
Inhoud boek en lessen
• kiessysteem, belangrijkste verschil in politiek!
Hoofdstuk 0: Inleiding
Belang van Politiek
1
, • Voorbeeld: invoeren van autogordel in 1975
o Veel verzet (privézaak) (‘wat moet de overheid doen?’)
o Groot gevolg: geschat 30.000 doden minder (B en NL)
→ Politiek heeft impact/invloed op ons leven
• Politiek: beslist waarover regels worden gemaakt
• Liberalen: mensen vrijlaten → de OH moeit zich veel meer nu
↔ Beperkte ‘maakbaarheid’ van de samenleving (economie, mentaliteit…)(vb. transmigrantencrisis,
vluchtelingencrisis, radicalisering, corona, energie)
• OH heeft moeite om migratie onder controle te houden/reguleren
↔ Nationale politiek verliest zijn greep op de samenleving(Luc Huyse)
• spanning tussen evoluties EN proberen reguleren
• Algemeen verschijnsel
• Deze cursus: bouwstenen van politiek
• Actoren, instellingen, functioneren
→ In breder kader plaatsen van dagdagelijks versnipperd politiek nieuws
• Historisch (beter begrijpen als we weten waar het van komt)
o vb. vakbonden die mee SZ besturen: zij zijn de uitvinders, historisch gegroeid
• Vergelijkend (comparatief)
*Comparative Politics
• Subdiscipline van de politeke wetenschappen
• ‘If you only know one country, you do not know any country at all’ (Lipset)
• België (Nederland) voortdurend gaan vergelijken met andere landen
o België: proportioneel kiesstelsel vs meervoudig kiesstelsel
• Voorbeeld: sterkte van rechts-populistische partijen (vgl. met Franstalig België)
• = belangrijke tak in de politieke wetenschappen (bestuurskunde, internationale politiek en
politieke filosofie)
• Opvolgingsvakken met meer diepgang (Master PS ih Engels, Politieke Communicatie,
Internationale Betrekkingen)
Hoofdstuk 1: Politiek en Politieke Wetenschap
1.1 Politiek
• Politiek = sturen van de (een) samenleving
= alles wat te maken heeft met het besturen van een samenleving
o Afspraken als mensen iets samen willen doen
▪ Het maken van regels: Bv. dingen afspreken met de scouts
▪ Veel dingen zijn politiek: klein- of grootschalig
o Grotere groep → meer afspraken → formeel
o Πολιτικα (politika) = dat wat met de staat (polis) te maken heeft
o = per definitie ook conflicten over sturen van de samenleving
▪ Politiek gaat over manier waarop besluit bekomen wordt
• = brede definitie (politiek is overal)
o Overal waar er regels bestaan
o Ook in verenigingen en organisaties (die een leerschool van de ‘grote’ politiek zijn)
▪ Bv. veel politici hebben bij de scouts gezeten
1.2 Variaties in politiek
1.2.1 Politiek en Territorium
• Welk soort samenleving wordt gestuurd?
• Samenlevingen met en zonder territorium voor dewelke afspraken gelden
o Verbonden aan territorium = cruciaal verschil
2
, o bv. katholieke kerk niet territorium gebonden:
▪ Staat en kerk gescheiden, in andere landen soms wel
• Mét territorium = omvattender (en dwingender)
o Kan je eruit stappen? je moet verhuizen als je regels niet wilt volgen
• ‘Staten’ hebben grondgebied (↔katholieke kerk; wilde ook ‘sturen’) en zijn daar soeverein:
o Een ‘staat’= geen macht er boven, hoogste soevereine gezag
o *(vb. Russische referenda in Oekraïens gebied, België ipv Vlaanderen)
• Niet alleen staten hebben grondgebied (decentralisatie en internationalisering)
• Territorialiserig van politiek = cruciale historische revolutie
1.2.2 De verschuivende culturele grenzen van politiek
• Reikwijdte = Verschillende opvattingen over mate waarin regels mogen ingrijpen
• Verschuivende opvattingen
o 19de eeuwse ‘nachtwakersstaat’ (ordehandhaving, defensie, belastingen)
o = staat int belastingen & om leger op te zetten (basisregels door RB, politie bewaakt)
o Steeds meer vragen om domeinen ‘politiek’ te regelen
▪ vb. arbeidersbeweging zorgde bv voor minimuloon, sociale bescherming; en
veel later milieu en klimaat
o Enorme explosie van politiek ingrijpen
▪ vb. homohuwelijk en adoptie
o Politieke cultuur wijzigt: grenzen tussen privé en publiek verschuiven voortdurend
▪ Onderscheid heel belangrijk ih westen
▪ vb. OH moet zich bemoeien met partergeweld, roken in bijzijn van kinderen;
verplaatsingsverbod (corona)…)
▪ Prive: sfeer waarin politiek niet aanwezig is of mag zijn
1.2.3 De vormen en structuren van de politiek
• Welke vorm neemt de sturing van de (territoriale) samenleving aan?
o Heel verschillend tussen landen
• ≠ tussen politieke systemen (‘regimes’)
• Classificaties van politieke vormen (obv grote principes ten grondslag vh functioneren)
o Democratische vs. autoritaire regimes → grootste verschil!!
▪ Democratisch: macht = tijdelijk, gespreid, via verkozen vertegenwoordigers,
fundamentele rechten
▪ Wij bespreken voornamelijk democratie
o Unitaire vs. federale staten
▪ Bestuur vanuit één punt of niet
▪ Unitair = gecentraliseerd bestuur
o Variaties in instellingen en procedures
▪ Verkiezingen, partijen, parlement, grondwet, staatshoofd…
• → Dit vak gaat grotendeels over de ‘vormen’ van politiek
Politiek kan variëren:
• Variatie in soorten samenlevingen
• Variëren naargelang de inhoud en reikwijdte van politiek
• Politiek kan zeer verschillende vormen aannemen
*Wat doet een politicoloog?
• Doel = regelmaat ontdekken in fenomenen
• = complexe fenomenen vereenvoudigen
• Sociale werkelijkheid = complex (reflexief)
3
, o Politiek & sociale werkelijkheid beïnvloeden elkaar
o Vb. peiling: na peiling zijn voorzitters van partijen opgestapt
• Werkelijkheid ‘formaliseren’ in variabelen / analytisch
• Structuren: posities en rollen determineren gedrag (niet alleen persoonlijkheden; maar zie
Georges-Louis Bouchez)
o Verwachtingen over hoe iemand zich gedraagt, dan gaat iemand zich er naar
gedragen → ze doen niet gewoon wat ze willen
• Patronen zie je door te vergelijken, twee manieren:
o Veel waarnemingen (grote N)
o Goed gekozen waarnemingen (kleine N)
→ De mens is geen satelliet
• Geen exacte wetenschap, voorspellen van menselijk gedrag is niet NOOIT zeker
• Bv. moeilijk werkloze op juiste baan krijgen
1.3 Politieke wetenschap
Veel groepen praten over politiek
• Burgers, journalisten, kunstenaars…
• Politieke wetenschappers
o Doelstelling: politieke gebeurtenissen en instellingen beschrijven, begrijpen en
verklaren en NIET beoordelen (analyseren)
▪ Journalisten willen dit ook
▪ Geen normatieve uitspraken doen
o Daarom volgen ze eigen regels
Enkele regels:
1. Intellectuele distantie:
• Afstandelijk naar politiek kijken
• Doel: niet id eerste plaats zeggen hoe het moet en om zelf deel te nemen
• Maar neutraliteit bestaat niet (voorkeuren, belangen, interesses…) (= essentie van sociale
wetenschappen, mensen worden bepaald door hun omgeving)
• Men maakt keuze van onderwerpen (vb. groene vs. rechts-populistische partijen, terrorisme,
vrouwen en politiek…)
• Politicoloog doet (open) verslag van zijn bevindingen (kan dan gebruikt worden door
anderen)
o Verantwoorden hoe je tot een bepaald besluit bent gekomen
2. Wetenschappelijke methode
• Vele, bewust ingezamelde waarnemingen
o Systematische inzameling van gegevens (vs. ad hoc, specifiek)
o Gebeurtenis duiden als fenomeen dat uiting is van een bredere categorie (algemeen
verschijnsel)
▪ *vb. Belgisch confederalisme
o Vergelijking, bewust zoeken naar gelijkaardige en verschillende cases
o Bv. Limburgse politici meerdere keren observeren: verandering taalgebruik
afhankelijk welke kiezers
• Zorgvuldige en bewuste keuze van onderzoekstechnieken
o Hoe data analyseren?
o Afhankelijk: de vraag & verzamelde data
o Kwantitatief: cijfers & statistische technieken
▪ vb. vrouwen in parlement
4