Inleiding tot de rechtsflosofe.
1. Modernisering en functionele diferentiitie vin de
miitschippij in ‘relitief iutonome deelsystemen’ (RAD)
1.1 Inleiding
Afgelopen week: een aantal actuele maatschappelijke discussies waar een juridische component in
zit en die we met behulp van enige rechtsflosofsche bagage kunnen begrijpen.
Voorbeeld: scheiding van machten in de politek: uitspraak Jambon over de verdedigingsstandpunten
van Abdeslam.
1.2 Theorie vin Niklis Luhminn (Duitse rechtssocioloog, 1927-1998)
Modernisering van de maatschappij leidt tot functonele diferentate van de maatschappij in relatef
autonome deelsystemen (RAD). Deze deelsystemen zijn:
(a) operatoneel gesloten
(b) maar cognitef open
Modernisering is een proces van functonele diferentate van de maatschappij in ‘relatef autonome
deelsystemen’. Dit is een theorie die ontwikkelt is door een systeemtheoretsche socioloog Niklas
Luhmann en is heel erg abstract, rechtsflosofsch van groot belang.
SAMENGEVAT:
Maatschappelijke sub- of deelsystemen (politek, recht, economie, wetenschap, kunst, moraal,…) zijn
zich gaan onderscheiden van elkaar ten gevolge van het moderniseringsproces. Ze vervullen allemaal
in vergelijking met elkaar een andere maatschappelijke functe (politek vervult een andere
maatschappelijke functe dan de wetenschap, wetenschap andere maatschappelijke functe dan
recht, recht een andere dan religie,…). Deze systemen diferenttrene onderscheiden zich van elkaar.
Ze gaan elk een andere maatschappelijke functe vervullen.
Voorbeeld: wat moreel menselijk is (bekeken vanuit standpunt moraal), is niet altjd
economisch rendabel en omgekeerd ook.
o Voorbeeld: investeringen in de wapenindustrie die zeer rendabel zijn maar
vanuit het deelsysteem van de moraal bekeken is dat bedenkelijk of kan dat
bedenkelijk zijn, afankelijk waar ze naar getxporteerd worden bijvoorbeeld.
o Ander voorbeeld: wat juridisch niet verboden is (vb. legale seksindustrie) dat
kan voor velen moreel als verwerpelijk beschouwd worden.
Er is geen eenduidige afeelding van de verhouding tegenover
elkaar.
Wat wetenschappelijk waar is, is voor sommige toch een godslasterlijke leugen.
Voorbeeld: darwinisme: voor de conservateve en fundamentalistsche Christen is dat
onaanvaardbaar, toch wordt het in de wetenschap beschouwd als het dominante paradigma,
althans hebben we geen betere theorie.
Dus: wetenschappelijke en godsdienstge waarheid zijn twee verschillende begrippen. De
bewering vanuit het deelsysteem van de religie dat bepaalde boeken de absolute waarheid bevaten
omdat zij de wil van God bevaten (voor de Christen de Bijbel en voor de moslim de Koran) is vanuit
1
,het deelsysteem van de wetenschap beschouwd een zinloze uitspraak, het kan niets betekenen
vanuit het wetenschappelijk oogpunt bekeken, nietemin is het vanuit het deelsysteem van de
godsdienst bekeken de waarheid.
De maatschappelijke functe die de godsdienst vervult is een andere maatschappelijke
functe dan die van de wetenschap. De waarheid die de wetenschap hanteert is een andere
wetenschap dan die welke de godsdienst hanteert.
Die functonele diferentate van de maatschappij in deel- of subsystemen is volgens Niklas
LUHMANN het resultaat van een lange historische ontwikkeling, die ook gepaard gaat met
professionalisering en specialisate.
Die functonele diferentate van de maatschappij in RAD is typisch voor het moderniseringsproces.
Als we voormoderne maatschappijen gaan bekijken:
dan zie je dat die eigenlijk niet gediferenteerd zijn op die functonele manier vanuit die
verschillende deelsystemen, maar dat daar vaak sprake is van één alles overkoepelend
betekenissysteem dat meestal de godsdienst is (voorbeeld: bepaalde mythes die
structurerend of bepalend zijn voor alle taboese normen binnen die cultuur, wat verplicht en
verboden is, in die voormoderne tripale gemeenschap, )
Vaak is het in de voormoderne maatschappijen een dominante godsdienst die fundeert als
een alles overkoepelend betekenissysteem. Dat betekent dat dat gevolgen heef voor de
economie maar ook voor de wetenschap. Vanuit zo’n voormodern denkkader zal vanuit de
godsdienst, als alles overkoepelend dominant betekenissysteem, de waarheid in de
wetenschap bepaald worden. Datgene wat wetenschappelijk waar is, wordt dan mede
bepaald wat vanuit de godsdienst daarover wordt gezegd.
Typisch voor voormoderne denkkaders, dus in de geschiedenis van het West- Europees denken is
dat manifest. (vb. keters werden ook bestreden als zij beweerden dat bepaalde zaken in de kosmos
anders in elkaar zaten dan de kerk beweerde afwijken van bijbel afwijken van religieuze norm
afwijken van wat religieus waar is).
Voormodern denkkader: niet wetenschap zelf die bepaalt wat waar is en niet, maar wel de
godsdienst. Zo is het ook dat het recht of wat daar voor recht zou moeten doorgaan mede getnt op
dat alles overkoepelend betekenissysteem van de godsdienst of mythe .
Complexe moderne maatschappijen: een dergelijk alles overkoepelend betekenissysteem van
waaruit de overige deelsystemen worden gemonteerd en aangestuurd bestaat niet.
Fundamentalisten betreuren dat dat niet meer bestaat, maar dat is natuurlijk een
minderheidsstandpunt.
Moderne maatschappijen zijn functoneel uitgediept gediferenteerde maatschappijen waar
de verschillende functesystemen zich van elkaar onderscheiden doordat ze juist in
vergelijking met elkaar een andere maatschappelijke functe vervullen.
Wat Niklas LUHMANN ook zegt over die deelsystemen is dat er sprake is van een autopojeisis (Grieks
woord) namelijk een soort van inherente ontwikkeling die aangestuurd wordt vanuit dat systeem
zelf. Wat wetenschappelijk waar is en de evolute van de wetenschappelijke waarheid wordt mede
bepaald door bepaalde wetenschappelijke opvatngen en theorietn die zelf als refecte
functoneren op die wetenschapssystemen.
2
, Voortdurende interacte met elementen uit het kleine systeem = zelf-referentialiteit.
Dat zien we ook wanneer we focussen op het rechtssysteem. Wanneer bepaalde morele opvatngen
juridische relevante moeten krijgen, moeten ze vertaald worden naar de code van het recht. Dat
gebeurt op een wijze dat in het rechtssysteem zelf voorzien is, zelf-referentialiteit.
Dus volgens LUHMANN is er bij de maatschappelijke deelsystemen (recht, politek, wetenschap,…)
sprake van operationele geslotenheid.
Toegepast op het recht: wil een morele norm (is een norm die een norm is in het
deelsysteem van de moraal) ook een juridische norm zijn, moet die aanvaard zijn in het
rechtssysteem en vertaald zijn in de code van het RS , dat kan alleen maar als dat in het
rechtsysteem als dusdanig erkend wordt als een geldige norm.
Voorbeeld: als de wetgever bepaald heef dat die norm ook een juridische norm is of wanneer de
rechter een bindende rechterlijke uitspraak heef gedaan.
Dus: in de jurisprudente, in de rechtspraak of in de wetgeving of gewoonterecht moet die morele
norm expliciet erkend worden als zijnde een norm die ook juridisch relevant is en zelfs misschien
afdwingbaar wordt te zijn.
RAD ook geen ‘’black boxes’’ die niet met elkaar kunnen interageren, er is WEL een zekere interacte
mogelijk maar altjd op de wijze als een element van het ene deelsysteem relevant moet worden in
het andere deelsysteem, eerst her-gecodeerd en vertaald moet worden in de taal die relevant is
binnen dat andere deelsysteem en dat gebeurt op grond van de regels die bepaald zijn in dat
deelsysteem zelf.
Voorbeeld: Als Belgit te maken heef met een geldige wetswijziging, dan moet dat gebeuren op de
wijze die voorzien is in het rechtssysteem zelf. Regels voor de wetswijziging zijn zelf juridische regels.
Je moet dus een procedure volgen en deze maakt zelf deel uit van het regelsysteem van het recht.
Dus: volgens LUHMANN zijn de maatschappelijke deelsystemen (relatef autonome functoneel van
elkaar gediferenteerde deelsystemen waar het recht een van is) operationeel gesloten maar
cognitief open (dus geen black boxes of absoluut gesloten systemen). Ze kunnen info verwerken, er
kan vernieuwing teweeg gebracht worden door impulsen vanuit andere deelsystemen.
Voorbeeld: evoluerende maatschappelijke en morele opvatngen die aanleiding geven tot
meerderheidsbeslissingen in het parlement. Dit loopt dus via het deelsysteem van de politek dat via
zijn eigen regels en rechtmatgheden functoneert. Wordt pas juridisch relevant wanneer ze omgezet
zijn in het rechtssysteem en daar dus ook gaan deel uitmaken van het normensysteem en dat kan
alleen maar op de wijze die in het rechtssysteem zelf voorzien is. Wanneer het parlement een wet
stemt (als resultaat van gewijzigde maatschappelijke opvatng, vb. homohuwelijk), parlementaire
meerderheid zal aanleiding geven tot wetgevingsproces waardoor het gelegaliseerd is en het ook een
juridisch relevante norm geworden is.
= juridische zelfreferentie. Dus er is input vanuit de moraal maar altjd via de vertaalslag in
het rechtssysteem zelf gegeven.
Dat de systemen relatef autonoome onafankelijk van elkaar zijn betekent dus NIET dat ze niet
kunnen interageren want dat kunnen ze dus efectef WEL. Geen scheidingsmuur tussen recht en
moraal maar wel een semi- permeabele membraan, vb. metafoor die toelaat dat er een uitwisseling
ontstaat tussen recht en moraal.
3
, Meestal heef een juridische norm ook weerklank in deelsysteem van de moraal, maar wat is dan de
relevante als je te maken hebt met zeer controversitle morele kwestes (vb.: homohuwelijk)
relevate is dat er geen eenduidige afspiegeling meer is van morele opvatngen in het recht,
zeker in de maatschappij die modern is en waar dus die morele opvatngen zelf al divers zijn.
Gevolg: bindende beslissingen die genomen zijn op de wijze die in het rechtssysteem
voorzien zijn, hebben ook bindende krachte zijn juridisch geldig, ook wanneer vele mensen
het daarmee oneens zijn : procedurele legitimiteit.
Gevolg: de juridische geldigheid van juridische normen wordt niet meer primair bepaald door de
moraal of door de religie, ook al kunnen deze laatste een invloed uitoefenen op het ontstaan van die
norm, nietemin is dat niet langer in primaire geldigheidsgrondslag.
Morele of godsdienstge opvatngen kunnen een zekere indirecte invloed hebben op de
totstandkoming van een juridische norm via bepaalde opvatngen die aanwezig zijn in de
maatschappij, vertaald naar opvatngen van volksvertegenwoordigers, vertaald naar wetgevend
werk,… Wanneer die opvatngen op die manier doorsijpelen inhoudelijk naar een bepaalde wet,
spreken we van de onrechtstreekse inwerking van morele of godsdienstge opvatngen of morele
opvatngen die op hun beurt gefundeerd kunnen zijn met de godsdienst.
De primaire geldigheidsgrondslag/ bindende kracht van die juridische normen is dan niet meer de
morele inhoud maar wel het feit dat die wet op de procedurele correcte wijze tot stand is gekomen
(zoals voorzien in het rechtssysteem), dus door de bevoegde instante uitgevaardigd
Voorbeeld van operatonele geslotenheid van het rechtssysteem.
Voorbeeld: in geval van wet: voor het ontstaan hiervan moet de hiervoor toegetigende procedure
gevolgd zijn en de instantes die dat gedaan hebben moeten bevoegd geweest zijn om dat te doen en
die bevoegdheden zijn omschreven in het rechtsysteem zelf.
Primaire geldigheidsgrondslag/ bindende kracht van een wet is afankelijk van procedurele
legitmatee. Recht wordt in zijn geldigheid procedureel gerechtvaardigd
Typisch voor moderne functoneel gediferenteerde maatschappijene.
LUHMANN schreef een boek: ‘’Legitmaton durch Verfahrung’’ = legitmate door de
procedure te volgen. Dat betekent dat de wet tot stand kwam zoals voorzien in de procedure
en die procedure is zelf een juridische norm (operatonele geslotenheid): een norm om iets
tot stand te laten komen.
Eens de wet tot stand is gekomen, is haar grondslag niet meer de universele consensus over de
goedheid van de morele inhoud van die norm, maar de grondslag van haar geldigheid is dat zij door
de bevoegde instantie werd uitgevaardigd en procedureel correct tot stand is gekomen.
= procedurele legitmate van het recht.
Een directe link tussen recht en moraal en recht en godsdienst is in moderne maatschappijen
verbrokkeld. Dat zie je wanneer je bv. te maken hebt met moreel controversitle issues dat het
homohuwelijk legaal is in het koninkrijk der Belgen: dat is niet gegrond vestgt op een universele
consensus of de morele voortrefelijkheid van de inhoud van die legitmatsering (velen zijn het er
niet mee eens). Hierover is een wet tot stand gekomen die het homohuwelijk legaal maakt en die
wet is tot stand gekomen op een wijze zoals in een rechtssysteem zelf voorzien is en het werd
uitgevaardigd door de bevoegde instante.
4