Media-effecten
Hoofdstuk 1: Agenda-setting
Media bepalen de prominentie van onderwerpen in de publieke agenda
• De klemtoon die wordt gelegd (slechts enkelen zijn succesvol)
• De 1ste stap in de vorming van een publieke opinie
Historische context
Jaren ’40: Opgemerkt dat mensen naar media grijpen om op de hoogte te blijven
• Limited effect model (Lazersfeld): er is geen invloed vanuit de media op onze attitudes
(informeren, niet beïnvloeden)
- dominante visie tot de jaren ‘60
• Lippmann: terug grijpen vanaf de jaren ’60 naar een theorie van 1922
- media creëren een realiteit, we kijken naar de realiteit door de bril van media
- ‘agenda-setting’: media beïnvloeden onze mening niet (attitudes), maar slagen er wel
in te beïnvloeden waaraan we denken + wat we belangrijk vinden
• ! Onderzoek McCombs & Shaw: weerlegging stelling ‘mensen laten zich niet blootstellen aan
media die tegenovergestelde afbeelden van wat ze denken’
- FOUT: mensen nemen alles op + vinden daardoor bepaalde onderwerpen relevanter
dan de anderen
- meta-analyse van verband tussen het nieuws & relevantie onderwerpen = significant
- geen verband tussen het nieuws en wat zich in de realiteit exact afspeelt (nieuws
biedt een selectief beeld)
- wel een verband tussen het nieuws en de publieke agenda (wat we belangrijk vinden,
waarover we nadenken)
Acapulco typologie
Perspectief 1: Competition
• Agenda-setting meten door veel cijfermateriaal te bekijken over de hele populatie
• Bekijkt de verschillende topics die met elkaar strijden om op de agenda te geraken
Perspectief 2: Automaton
• Naar individuele aspect gekeerd: kijken wat individuen persoonlijk belangrijk vinden
- ging uit van weinig reflexiviteit bij publiek, nemen hele agenda gewoon over
Perspectief 3: Natural history
Voor agenda-
•Op lange termijn 1 item bestuderen en hiervoor populatiecijfers gebruiken
setting
•Verband zoeken tussen topic in de media agenda en de publieke agenda
Perspectief 4: Cognitive portrait
•Prominentie van 1 onderwerp voor en na blootstelling gemeten bij individuen
Kenmerken bij de second order
First order = WAAROVER we denken (welke onderwerpen krijgen een klemtoon)
Second order = HOE we erover denken (welke kenmerken van een topic krijgen klemtoon)
• Bv. Maggie de Block: focus op politieke functie, maar ook lichaamsbouw
• Bv. Trump: vaak op ludieke manier in de media afgebeeld
Kenmerken kunnen opgedeeld worden in een affectieve- en cognitieve component
• Affectief: positieve/negatieve toon waarmee kenmerken naar voren worden gebracht
• Cognitief: wat de kenmerken inhoudelijk inhouden
1
,Onderzoek ’70: hoe presenteren kranten presidentskandidaten
• Kwam overeen met hoe het publiek de kandidaten beschreven
• Ook aangetoond bij milieu-issue: bepaalde kenmerken worden beklemtoond (bv. niet met
het vliegtuig vliegen, geen plastic, auto’s zijn vervuilend,…)
Need for orientation (NFO)
Continuüm tussen obstructive vs. unobstructive issues
• Obstructive: het zelf meegemaakt hebben, persoonlijke ervaring bij een issue
• Unobstructive: geen ervaring, we leren erover via de media
• Verschil verklaart waarom er bij bepaalde mensen wel een effect van agenda-setting
optreedt en bij anderen niet
- agenda-setting zal vaker voorkomen bij unobstructive topics (topics waar we weinig
over weten uit persoonlijke ervaring, maar wel via de media)
=> we nemen de ideeën die de media ons geven over = agenda-setting
- bv. issue werkloosheid: zij die dit hebben meegemaakt, gaan zich minder laten leiden
door wat de media erover beweert
Need for orientation = relevantie + onzekerheid
= Het individuele verschil van de mate waarin we nood hebben aan informatie over een bepaald
topic
• Voorspeller voor nieuwsconsumptie & modereert agenda-setting
• Indien we veel informatie hebben over een topic, is er weinig onzekerheid
• Indien een topic relevant is voor het individu, maar je weinig informatie hebt
=> meer nieuws consumeren want nood aan info
=> gevoeliger voor agenda-setting effecten
Onderzoek McCombs & Shaw: het rangschikken van thema’s qua belangrijkheid
• De onbesliste kiezers werden onderzocht (hebben weinig informatie en veel onzekerheid)
=> hoog in NFO
• Resultaat: kopiëren vooral thema’s komende uit nieuws
(Effect NFO minder te zien bij second-level agenda-setting)
Consequenties
• Gevolgen voor de opinievorming van het publiek
• Priming: de zaken die top of mind zijn, zeer aanwezig zijn in het hoofd (als eerste
beschikbaar)
- ipv. te kijken naar de realiteit met een open blik en alles in rekening te nemen =>
slechts stukjes informatie gebruiken bij het scheppen van een beeld
~ belangrijkheid van bepaalde topic
- mediabeelden geven een selectief beeld (kunnen niet alles tonen) => belangrijkheid
topics wordt beïnvloed
Recente toevoeging in de literatuur: third-level agenda-setting
= Het menselijke brein moet gezien worden als een netwerk van verschillende associaties
• Wanneer er gevraagd naar je mening omtrent een topic, dan denk je niet enkel aan 1
nieuwsbericht hierover, maar maak je associaties in je hoofd en denk je aan verschillende
verhalen/personen/kenmerken… (komende uit andere berichten in het nieuws)
2
,Hoofdstuk 2: Framing
Inleiding
Onderscheid tussen een gain-frame vs. loss-frame
• Gain-frame = iets op een positieve manier brengen
(Bv. Er zijn 2OO levens gered ipv. er waren 400 doden’)
• Loss-frame = nadruk leggen op het negatieve, verhaal brengen in een negatief kader
Onderzoek Eggermont: in welke mate hebben frames invloed op het zich laten testen op HIV?
• Gain-frame (‘partner niet willen aansteken) vs. loss-frame (‘slecht en ongezond leven’)
ontwikkeld
• Resultaten:
- zij die al bezorgd waren, lieten zich het meest beïnvloeden door het loss-frame
- zij die niet bezorgd waren, maar informatie nodig hadden, lieten zich beïnvloeden
door het gain-frame
Framing
= Hoe informatie gepresenteerd wordt (in welk kader, op welke manier)
• Frames = klemtonen/structuren die worden aangelegd in de betekenis van bepaalde
boodschappen waardoor die boodschappen in een bepaalde richting worden gestuurd
• Vaak abstract en impliciet aanwezig
Framing wordt op verschillende manieren bekeken in ≠ disciplines:
Sociologisch domein (disciplinaire oorsprong)
• Attributietheorie (Heider): mensen proberen voortdurend alles rond hen te begrijpen en te
interpreteren
- dit gebeurd meestal in de zin van een oorzaak-gevolg relatie (bv. bij wie ligt
verantwoordelijkheid, sociale of individuele niveau)
à kunnen frames ook op toegepast worden
• Frame analysis (Goffman): primary frameworks
- mensen hebben in hun hoofd interpretatieve schema’s (ipv simpele attributie van
causaliteit aan informatie) à bij het tegenkomen van informatie gaat ze deze
proberen te begrijpen door het te categoriseren in sociaal-geconstrueerde schema’s
- deze schema’s/kaders kunnen door de media gebruikt worden (gebruikt om mensen
aan te spreken en hun interpretatie te beïnvloeden)
Psychologisch domein (verklaringsmodellen)
• Frames of reference (Sherif): Individuele interpretaties zitten vervat in bepaalde frames
- men kan deze frames dus gebruiken om situaties te creëren waarin deze
beoordelingen/percepties uitgelokt worden
• Prospect theory (Kahneman): ‘perception is reference dependent’
- reference dependency = informatie kan op verschillende manieren geïnterpreteerd
worden, afhankelijk van welk interpretatief schema een individu hanteert
- ! verschillende interpretatieve schema’s kunnen in een boodschap uitgelokt worden
door de boodschap verschillend te presenteren (a.d.h.v. frames)
Andere processen waar framing aan verwant is:
• Information effects: nieuwsberichten bevatten informatie, maar op nieuws worden frames
toegepast
- elementen in deze berichten worden logisch samenhangend door de frames
3
, - frame = de centrale verhaallijn waar verschillende elementen aan vastgehangen
worden
à nieuw issue: informatie en frames zijn wellicht nodig
à ingebed issue: frames zijn al voldoende om effect uit te lokken
(bv. foetus vs. baby bij bericht rond abortus)
• Persuasion effects: we gaan doelbewust bepaalde topics op een specifieke manier
presenteren waarmee we invloed hebben op het publiek (expliciet ipv. impliciet)
- ó framing: niet intentioneel en onbewust gebruikt
- ! framing is geen attitude-effect, maar een interpretatief effect
à aanvaarden van een persuasieve boodschap vs. interpretaties van issues bij het
publiek
Verband framing en agenda-setting
Agenda-setting effects: moeilijk om framing en agenda-setting te onderscheiden (zeker second-level)
• Accessibility effect = zaken die ons bezighouden, die sterk aanwezig zijn in het geheugen
- agenda-setting
• Applicability effect = frames bieden informatie, ideeën (of beelden) die toegepast kunnen
worden op een bepaald issue, waardoor dit issue anders geïnterpreteerd kan worden
- verklaring waarom een boodschap in een bepaalde richting wordt geduwd door een
frame à mechanisme erachter (mensen gaan associaties leggen tussen het issue en
de concepten in de boodschap (die op een bepaalde manier is gebracht))
- frames zorgen voor bepaalde associaties die worden gemaakt tussen concepten (ipv.
de toegankelijkheid van concepten te verhogen)
- bv. lezen van een artikel over abortus met ‘baby’ erin: associatie leggen tussen
abortus en baby (echt leven, schattig,…) => issue anders interpreteren
• Verschil zwart-wit? Verschillende meningen
- sommigen die beweren dat framing ook accessibility omvat, in dat geval:
à accessibility: de herhaling van frames is essentieel
à applicability: de connecties in nieuws zijn essentieel
Framing als afhankelijke variabele: frame building
Frame building = hoe komen frames tot stand
~ Frame contest = welke frames nemen de bovenhand, welke zijn dominant
• Nieuwsproductie
- content kan op verschillende manieren worden weergegeven, maar vaak neemt
telkens dezelfde de bovenhand
~ waarden & normen in SL, beperkingen, druk, routine nieuwsmaker, ideologische
visie journalist,…
• Beïnvloeders (inconsistente bevindingen)
• Culturele context
- iets heel impliciet en abstract
- de betekenis van een frame is afhankelijk van het culturele
- cultural resonance = frames zullen altijd inspelen op wat er in de cultuur aanwezig is
Framing als onafhankelijke variabele: frame setting
= Framing als een voorspeller
Een frame moedigt aan om associaties te leggen tussen een issue en de gevolgen, oorzaken,
problemen, oplossingen,… (concepten) voor dit issue (applicability)
à ≠ onderzoek hierrond in verschillende categorieën
4