Bouwconstructie 1.2 samenvatting
DRAAGSTRUCTUUR
Permanente belasting = Eigen gewicht van de structuur. Deze belasting wijzigt niet in de
levensduur van het gebouw
Niet-permanente belasting = Mobiele krachten (zoals windbelasting, sneeuwbelasting,
mensen enz.) Worden in 3 klasses aangegeven
Klasse I = 200 kg/m2 Woongebouwen
Klasse II = 300 kg/m2 Klaslokalen
Klasse III = 400 kg/m2 Tribunes
Sneeuw = 50 – 120 kg/m2
Onderhoud platdak = 100kg/m2
Deze krachten moeten verticaal naar beneden, via fundering worden afgeleid.
De opwaartse kracht is even groot als de neerwaartse kracht.
Vlakvormige structuurelementen:
Een plaat = Krachten werken loodrecht op het vlak (bv. Een vloerplaat)
Een schijf = Krachten werken in het vlak (bv. Een dragende muur)
Techniek die met deze elementen werkt zijn CLT Platen (Cross Laminated Timber)
Planken die kruisling op elkaar worden gelijmd, nemen trekkracht op en kunnen als balk
fungeren. Heeft ook ecologische voordelen.
Lijnvormige structuurelementen:
Een balk = horizontale staaf met lengteas die belast wordt door loodrecht op de staafas
Een kolom = Verticale staaf met rechte lengteas, die belast wordt door krachten in de
staafrichting.
Boogvormige structuurelementen:
Een boog = Constructie die een opening overspant en de druk van de last erboven opvangt
en afleidt. Belangrijk onderdeel van een gewelf, bestaat uit 1 geheel, of is opgebouwd uit
wigvormige stenen of rechte stenen met wigvormige voeg.
Spatkrachten oplossingen: oplegpunten worden verbonden door een trekstaaf die
horizontale krachten opvangt. Of dikke steunpunten, brede fundering. Of spitbogen die op
de steunpunten met pinakels verzwaard worden (gotische periode)
Gewelf = gebogen schaalvormige bouwconstructie voor het overdekken van een ruimte. De
zijdelingse druk die een gewelf uitoefent wordt opgevangen door een niet verzwaarde muur.
Tongewelf = gewelf dat gehele lengte dezelfde vorm heeft, waarvan de dwarsdoorsnede een
halve cirkel vormt.
Kruisgewelf = kruising van 2 tongewelven, assen loodrecht op elkaar
Koepel = wanneer boog wentelt ontstaat om verticale as een koepel, spatkrachten moeten
worden opgevangen door trekkers of ringbalk
,Soorten krachten op een constructie:
Een puntlast = een belasting op 1 punt met een aangrijpingspunt en een richting (bv. Kolom
op een plaat, persoon op een vloer)
Eenparig verdeelde belasting = belasting die gelijkmatig over een oppervlak is verdeeld. (bv.
Een funderingszool of vloerplaat op een muur)
Spanningen in een constructie:
Trekspanning = een balk zal onderaan langer worden. (staal/hout kunnen dit opvangen,
natuursteen zal breken mits deze kleinere overspanningen heeft, beton kan alleen
overspannen met wapening)
Drukspanning = Balk word samengedrukt (beton en natuursteen kunnen hoge drukkrachten
weerstaan) In de overgang van drukspanning naar trekspanning is er geen
normaalspanningen. Deze zone heet de neutrale zone
Schuifspanning = Treedt dwars op balk op (in de breedte/hoogte van de balk), is gevolg van
vervorming. Hiervoor wordt dwarswapening geplaatst.
Buigspanning = hoe groter de afstand hoe meer buigspanning met minder kracht-> denk aan
moersleutel halverwege of achteraan vastpakken.
Wat bepaald de structuur van een gebouw:
De bouwplaat = samenstelling grond, locatie, wettelijke voorschriften
De functie = privegebouw, publieke gebouwen, industriële gebouwen
Bouwhoogte = hoe hoger, hoe complexer (ook met brandnormen: laagbouw <10m,
middelbouw 10m<25m, hoogbouw >25m
De vorm = afhankelijk van aangehaalde punten
Bouwwijze = bv. Stapelbouw, gietbouw, houtskelet, prefab bouw
Voorschriften = veiligheid, gezondheid, energiezuinig, milieuvriendelijk, stedenbouw,
bouwfysica, isolatie
Vaste / variabele onderdelen:
Vaste onderdelen zijn moeilijk te verwijderen, dit zijn onder andere: dragende muren,
vloeren, dak, meterkast, fundering/riolering.
Mezzanine = tussenverdieping
Variabele onderdelen:
Aanpasbare bouwstoffen, afwerking/uitrusting/leidingen, niet-dragende binnenwanden,
buitenafwerking
Gewicht van bouwmaterialen =
Van licht naar zwaar
Hout:
Dennen/vuren hout
Europees grenenhout
Eikenhout
,Grond en steen:
Droog duinzand
Vochtig duinzand
Met water verzadigd duinzand
Grind
Aarde, klei en leem (droog)
Aarde, klei en leem (nat)
Marmer
Zandsteen
Bouwstoffen:
Beton
Gewapend beton
Metselwerk
Vensterglas
Draadglas
Aluminium
Zink
Gietijzer
Staal
Koper
Lood
FUNDERINGEN
Sondering = uitvoeren om erachter te komen wat de draagkracht van de grond is. Word
weergegeven in een verslag met sondeergrafiek
Grondsonderingsverslag = wrijvingsweerstand, weerstand, waterhoogte, samenstelling
Een grond met een weerstand van 2kg/cm2 volstaat om het gewicht van een woning met
fundering op staal te dragen
Als draagkracht van de grond niet voldoende is, kan je kiezen voor een grotere
funderingsoppervlakte.
Diepte van fundering:
Minimale diepte onder de vorstgrens: min. 80cm (mits de grond draagkrachtig genoeg is,
anders dieper) ook als blijkt dat de grond bij 20cm diepte al draagkrachtig is, min 80cm
toepassen.
Breedte fundering:
Funderingsslof 60cm waarop dragend metselwerk wordt gezet. Breedte van de wand is
30cm.
Soorten fundering (methodes):
Strokenfundering (fundering op staal) =
1. Onder alle muren wordt een strook van 60cm breed uitgegraven tot draagkrachtige
of vorstvrije diepte.
, 2. Er wordt 25cm beton gegoten
3. Op betonnen sleuf wordt ondergronds metselwerk gezet, betonblokken van 39cm
breedte (tot aan maaiveldhoogte)
4. Buitenzijde gecementeerd (het beschermen tegen ingroeien van wortels enz., NIET
WATERDICHT)
5. Ruimte tussen funderingsmuren kan uitgegraven worden tussen draagvloer en grond,
ook wel de kruipruimte genoemd. (leidingen blijven bereikbaar) zorg voor goede
ventilatie voor zowel werklui als verlagen radon concentraties
Plaatfundering =
Wanneer grond volledig of op verschillende plaatsen minder draagkrachtig is.
Aaneengesloten massieve constructie bestaande uit volledige plaat gewapend beton met
evt versterking onder de muren. Om te voorkomen dat plaat opvriest, zorg je voor een
vorstrand.
Paalfundering =
Bij zeer ondraagkrachtige grond, lengte palen worden bepaald door de diepte van de
draagkrachtige grond. Soorten palen: schroefpalen, heipalen, kokerpalen,
grondverdringende palen, grondverwijderende palen.