Module 1: Waarom sociaal wetenschappelijk onderzoek?
1.1 Inleiding
- Methodologie: verwijst naar de wijze waarop het hele proces van
wetenschapsbeoefening functioneert, en houdt dus niet alleen de kennis en
beheersing van methoden en technieken in.
Verwijst naar heel het proces van wetenschapsbeoefening (hoe gaan we observeren,
welke methoden gebruiken we)
- Methoden: specifieke techniekjes
VB: opzetten van survey de logica die erachter zit = methodologie
Impliceert kennis over specifieke technieken (vraagverwoording, trekken van een
steekproef, overtuigen van respondenten om deel te nemen)
1.2 Enkele voorbeelden
- The broken windows theorie (Wilson en Kelling): wijken die er vervuild bij liggen,
zullen automatisch meer criminaliteit lokken dan wijken die er minder vervuild
uitzien. Hierdoor moet je kleine criminele dingen ook aanpakken (graffiti, bedelen)
zodat het absoluut niet uit de hand loopt.
MAAR: Is die daling van criminaliteit rechtstreeks het gevolg van hun beleid gericht op
kleine criminaliteit zodat ook grotere misdrijven worden ingeperkt?
wetenschappelijke causaliteit, is er een causaal verband tussen die twee?
3 voorwaarden voldaan om te spreken over wetenschappelijke causaliteit
1) er moet een zeker statistisch verband zijn tussen de gebeurtenissen
2) gebeurtenis A moet voorafgaan op B
3) Het statistische verband tussen gebeurtenis A en B mag niet te wijten zijn aan een
derde gebeurtenis C, die dit verband teweegbrengt.
Conclusie: op basis van deze wetenschappelijke visie op causaliteit kan je de claims
van Bratton en Giulianni, niet als waar beschouwen.
Participerende observatie: Wanneer je als onderzoeker daadwerkelijk gaat meedoen
aan datgene waarover je onderzoek wil voeren. (VB: Loïc Wacquant voert onderzoek
over zwarte getto buurten in Amerika en schrijft zich in bij een box club om zo te
ervaren hoe het daar allemaal in zijn werk gaat) + je krijgt inzicht in een andere
leefwereld, andere populatie.
Media-effecten onderzoek: tak van de communicatiewetenschappen die nagaat wat
de effecten zijn van het kijken of praktiseren van bepaalde media.
hebben een brede waaier aan onderzoeksmethoden + ideeën
Naturalistische validiteit: deze vorm van validiteit verwijst naar de mate waarin je
bevindingen uit een gecontroleerde context kan doortrekken naar de echte wereld.
, 1.3 De wetenschappelijke aanpak
1.3.1 Wetenschap een specifieke benadering
Bij wetenschappelijk onderzoek, maak je steeds keuzes
iets is waar of onwaar = zeer belangrijk voor de wetenschap
belangrijk voor verder onderzoek
Methodologie: behelst het hele proces van de wetenschapsoefening
Methoden: zijn enkel de specifieke technieken, die worden toegepast
1.3.2 Alternatieve bronnen die kennis genereren
persoonlijke ervaringen, media en ideologische overtuigingen, selectieve observatie
(het specifiek letten op bepaalde personen =vertekend beeld), creationisme
(dogmatische houding ten opzichte van heilige boeken)
= onbetrouwbaar voor wetenschappelijk onderzoek
Conclusie: elk kennissysteem heeft zijn eigen logica
Praktijk: wetenschap is mensenwerk
- andere zaken dan onderscheid waar/onwaar sluipen binnen
persoonlijke overtuigingen
institutionele belangen
machtsverhoudingen
- Niet blind zijn voor de raakvlakken met ideologie
soorten vragen die we stellen
interpretaties die we maken
1.4 Wat te verwachten van de methodologie?
1) Inzichten krijgen in de theorieën + analyses
micro, meso en macro niveau = het niveau van de analyse of theorie
micro = (inter)individuele niveau (vb: hoe maken individuen een studiekeuze)
meso = zit tussen beide (vb: bedrijven en organisaties)
macro = naar het maatschappelijke systeem (gans de samenleving)
2) Data en gegevens over de werkelijkheid
Gaat vooral over empirische data alle data zijn gegrondvest in zintuigelijke
waarneming
Kwantitatief: cijfers en statistieken
Kwalitatief: teksten, objecten, foto’s
,Module 2: Bouwstenen en soorten sociaalwetenschappelijk
onderzoek
2.1 Inleiding
Sociaal wetenschappelijk onderzoek de productie van geldige en betrouwbare kennis
over de sociale realiteit door het combineren van theorie en empirie, waarbij
methodologische principes rigoureus worden toegepast.
= onder wetenschappers geen algemeen aanvaarde definitie omtrent sociaal
wetenschappelijk onderzoek
2.2 Bouwstenen van sociaalwetenschappelijk onderzoek
2.2.1 Theorie en Empirie
Onderzoek: samenspel van theorie en empirie verbinden om wetenschappelijke kennis te
bekomen.
Theorie het geheel van samenhangende uitspraken of bepaalde proposities die bepaalde
fenomenen beschrijven of verklaren.
steeds terugkerende patronen of regelmatigheden worden uitgelegd aan de hand van
theorieën
Beschrijven hoe verschillenden concepten met elkaar in verband staan
Kenmerken:
1) logisch consistent
2) veralgemeenbaarheid beschikken ruimere toepassingsgebied dan één concrete tijd en
plaats, maar niet allemaal in dezelfde mate veralgemeenbaar
Formele theorie een soort theorie die ervan uitgaat dat je allerhande sociale fenomenen
los van de concrete inhoud kan verklaren vanuit enkele basisprincipes
(VB: rational choice theory mensen zijn kostenbaten machines, kan je toepassen op alles)
(VB: Rescorla-Wagner model, bespreekt leren aan de hand van een formule, te
formaliseren)
Grand theory (probeert alles te verklaren) een soort theorie die sociale fenomenen
probeert te vatten vanuit één abstract conceptueel kader, waarin het ordenen van concepten
belangrijker is dan het begrijpen van de sociale werkelijkheid. (moeilijk empirisch te testen)
(niet bruikbaar voor onderzoek)
= heel sterk veralgemeenbaar
(VB: historisch materialisme het gaat over alles, wetenschap, kunst technologie)
Middle range theory theorieën die berusten op een reeks aannames over één bepaald
sociaal fenomeen waaruit hypothesen kunnen worden afgeleid die op hun beurt empirische
getoetst worden.
, Houden het midden tussen concrete zaken en anderzijds iets heel veralgemeenbaar)
(VB: hoe leren 1ste bachelor studenten in een aula hun vak mathodologie)
heel erg ingezoomd
3) empirische observatie of toetsbaarheid:
3a) verifieerbaarheid: het moet mogelijk zien om via empirische observatie te controleren of
observaties wel degelijk overeenkomen met de realiteit
(VB: monster dat we niet empirisch kunnen verifiëren hierdoor is de theorie niet
wetenschappelijk)
3b) falsifieerbaarheid: de mogelijkheid om door observatie de eventuele onjuistheid van
kennis aan te tonen, weerlegbaarheid. Beweringen moet onderuit gehaald kunnen worden.
(VB: goddelijk wezen, die mensen beloond op aarde = verifieerbaar, je ziet het geluk bij die
mensen. Maar als er toch iemand pech heeft dan ligt dit ook aan God, de stelling kan dus niet
worden weerlegd, want het ligt steeds aan God)
4) Spaarzaamheid: theorieën zijn eerder zeldzaam
5) Verklaringskracht: kunnen enorm veel dingen op een erg duidelijke manier verklaren
Theorie over werkstress (Job Demand Control model)
Concept Een algemeen en abstract idee dat als een label dient om concreet
waarneembare zaken of fenomenen te categoriseren.
Propositie veronderstelde relatie tussen concepten
Empirie het ervaren van de wereld rondom ons door middel van waarneming
Observeren gebeurt praktisch altijd subjectief, het is quasi onmogelijk om objectief te
observeren.
Vaak zijn sociale wetenschappers geïnteresseerd in onderwerpen die niet rechtstreek