Prof dr. Hubert Van Puyenbroeck
INLEIDING TOT DE ORTHOPEDAGOGIEK
Basistekst bij het opleidingsonderdeel Inleiding tot de Orthopedagogiek
1. HET OBJECT VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK
In dit eerste deel brengen we de orthopedagogiek voor het voetlicht.
BENAMING OBJECT
We hebben het over de benaming van het vakgebied. Vervolgens ondernemen we een poging om het object af
te bakenen. D.w.z. dat we nagaan waarop de orthopeda-
gogiek zich feitelijk richt. Daartoe bestuderen we zeer
kort een aantal opvattingen over orthopedagogiek in het
verleden, en we belichten enkele belangrijke hedendaag-
se visies.
A. Benaming van het vakgebied
Niet in alle landen, noch in elke periode van zijn korte geschiedenis, wordt of werd het vakgebied aangeduid met
de term ‘orthopedagogiek’. We moeten er ook rekening mee houden dat de verschillende benamingen zoals …
§ ‘heilpedagogiek’,
§ ‘speciale pedagogiek’,
§ …,
vaak nuanceringen in betekenis weergeven. Het presenteren van deze terminologische kwestie, biedt meteen de
gelegenheid een aantal discussiepunten aan de orde te stellen.
a. Heilpedagogiek
De naam ‘Heilpädagogik’ werd voor het eerst in 1861 gebruikt. De bakermat van de (ortho)pedagogiek is Duitsland.
Daar was en is de term Heilpädagogiek algemeen verspreid. We herkennen daarin duidelijk het werkwoord ‘heilen’,
dat helen, genezen betekent.
IN MEDISCHE KRINGEN IN PASTORALE KRINGEN
In medische kringen dacht men de handicap te kunnen In pastorale kringen refereerde ‘heilpedagogiek’ aan de
‘helen’ d.m.v. opvoedkundige maatregelen. ‘heilsboodschap’ die gebracht wordt aan de minst-
bedeelde mensen.
9 De Franstaligen hebben voor de ‘genezende pedagogiek’ de term ‘Pédagogie curative’ gecreëerd.
In Nederland werd al vlug de benaming ‘heilpedagogiek’ ingevoerd.
Toen in 1909 Gunning het woord Heilpaedagogie liet vallen in een vergadering van
het Algemeen College van Toezicht, Bijstand en Advies voor het Rijks Tucht- en
Opvoedingswezen, werd hem gevraagd waarop hij doelde. Hij legde uit dat
Heilpaedagogie de paedagogie was van abnormale kinderen, en ze was naast de
J. H. Gunning ‘paedologie’ een onderdeel van de ‘paedagogie’.
(1909) 9 Verder onderscheidde hij de therapeutische paedagogie. Dit was een
beredeneerde opvoedkunde, die de dwangopvoeding van misdadige
kinderen pedagogisch inhoud gaf, door ze tot een persoonlijke inzet voor
de samenleving op te voeden. De overige leden van de vergadering vroegen
hem voortaan Nederlands te spreken.
,Ook ‘pedotherapie’ werd in Nederland gebruikt.
IN ZUID-AFRIKA IN DE ENGELSTALIGE LANDEN
In Zuid-Afrika vonden sommigen ‘geneespedagogiek’ de in de Engelstalige landen, waar de term ‘pedagogy’
beste naam; zelden wordt gebruikt, ontmoeten we benamingen zoals
‘remedial teaching’, ‘child guidance clinic’, ‘educational
or academic therapy’.
9 Die termen zijn verwant met ‘genezen’, ‘her-
stellen’. De oorsprong ervan is zeker te zoeken in
de grote rol die medici spelen en hebben gespeeld
in de opvoeding van kinderen met een handicap.
Er is veel negatieve kritiek te geven en effectief ook uitgebracht op de term ‘heilpedagogiek’:
1. De gevolgen van veel afwijkingen en handicaps bij de bedoelde kinderen zijn niet te ‘helen’, ook niet met
de beste opvoeding. Het is niet aangewezen een term te gebruiken die sterk suggereert dat het wel
mogelijk zou zijn.
Sommigen beweerden dan wel dat we in ‘heilpedagogiek’ het Duitse ‘das Heil’ moet zien, dit is het heil,
geluk, welzijn. Zo beschouwd betekent ‘heilpedagogiek’ een leer van de opvoeding die er voor zorgt dat
misdeelde kinderen toch een relatief gelukkig bestaan kunnen leiden. Kennen we ook niet ‘die
Heilsarmee’ (het Leger des Heils)? Maar anderen doet de term ‘Heil’ te zeer denken aan de officiële groet
in het Duitsland van Hitler.
2. Opvoeding is eigenlijk niet gericht op een zo goed mogelijk herstel van het individu (zoals dat wel het
geval is bij een geneeskundige behandeling) maar op het toekomstige leven als mens. Opvoeden heeft
groeien, zich ontwikkelen op het oog, niet het genezen.
3. Wat met genezen te maken heeft, wordt beschouwd als iets dat afhankelijk is van de geneeskunde, m.a.w.
als een paramedische wetenschap. Orthopedagogiek is geen paramedische, maar een pedagogische
wetenschap!
4. Heilpedagogiek moet zoals ‘Heilkunde’ zijn gebaseerd op een pathologie (vooral op de psychopathologie)
en ze werd daarom ook niet beschouwd als een autonome, maar als een toegepaste wetenschap.
Toch is de term ‘Heilpädagogik’ in de Duitstalige landen in gebruik gebleven, zij het naast de naam
‘Sonderpädagogik’.
De Duitse hoogleraar Bach stelt in zijn bijdrage tot het Enzyklopädisches Handbuch
der Sonderpädagogik (1969) voor de twee benamingen te gebruiken voor twee
verschillende terreinen. Hij beschouwt de twee gebieden, met name …
§ de ‘Heilerziehung’,
Heinz Bach
§ en de ‘Sondererziehung’,
(1969)
samen met nog een derde, met name …
§ de ‘Fördererziehung’,
als deelgebieden van de ‘Heilpädagogik’.
‘HEILERZIEHUNG’ ‘SONDERERZIEHUNG’ ‘FÖRDERERZIEHUNG’
Dit moeten we dan reserveren voor de Dit zouden we moeten gebruiken voor en dit voor een soort van bijgestuurde
bijzondere opvoeding van kinderen de bijzondere opvoeding van kinderen gewone opvoeding (veeleer onder-
met een te ‘helen’ handicap. met een blijvende handicap. steunend in het geval van voorbij-
gaande ontwikkelingscrisissen; aan-
Bv. sommige moeilijk opvoedbaren.
vullend indien zich leemten voordoen
die het gevolg zijn van de gewone
opvoeding; correctief als bij het kind
verkeerde instellingen of gedrags-
vormen [dreigen te] verschijnen).
2
, 9 In Duitsland worden naast ‘Heilpädagogik’ ook de termen ‘Sonderpädagogik’, ‘Sonderschule’, ‘Sonder-
erziehung’ courant gebruikt. Zij duiden aan dat het om een pedagogiek gaat voor kinderen die zich in
bijzondere situaties bevinden en bijgevolg een bijzondere, daaraan aangepaste opvoeding nodig hebben.
b. Speciale pedagogiek
Waterink verkoos de term ‘speciale pedagogiek’ boven ‘heilpedagogiek’ en
Waterink
‘orthopedagogiek’. Beide laatste termen vindt hij wegens de medische connotaties
(1890 – 1966; 1955)
minder geschikt als aanduiding voor een bijzonder gebied van de pedagogiek.
9 Deze term suggereert geen enkele connectie met de geneeskunde en duidt volgens zijn voorstanders aan
dat de kinderen om wie het gaat, ‘anders’ zijn dan gewone kinderen.
Vliegenthart Door Vliegenthart en vele anderen wordt dit als een grondgegeven van de ortho-
(1970) pedagogiek wordt beschouwd.
Speciale opvoeding helpt, aldus Waterink, de bedoelde kinderen om later (als gehandicapte volwassene) een zo
menswaardig mogelijk leven in onze maatschappij te kunnen leiden.
9 Momenteel echter gaan we ervan uit dat die kinderen helemaal niet anders zijn dan anderen. Kinderen
met een handicap, speciale of opvallende kinderen vormen het object niet meer van de orthopedagogiek
(zie later).
Ook deze term is voor kritiek vatbaar. Voordat we daarop ingaan vestigen we de aandacht even op de in de
Engelstalige wereld veel gebruikte term ‘Special Education’. Hij wordt in de literatuur vaak gebruikt als vertaling
van ‘speciale opvoeding of pedagogiek’ en van ‘Sondererziehung’. Toch is deze term minder geschikt. ‘Special
education’ blijft immers beperkt tot de school. Met ‘education’ wordt meestal uitsluitend de formeel
geïnstitutionaliseerde opvoeding in de school bedoeld. Recentelijk wordt voor opvoeden in het gezin de term
‘parenting’ gehanteerd.
1. Het grootste bezwaar tegen de term ‘speciale opvoeding’ is dat nogal eens te sterk de nadruk wordt gelegd
op het speciale ervan, i.p.v. op de analogie met de gewone opvoeding.
Alle werk van een volwassene met kinderen, ‘tot heil van de persoon-in-wording’
(zelfs als het een gespecialiseerde therapie of pedotherapie betreft), noemt
Dumont (1968) – in navolging van auteurs zoals Fritz Redl en het echtpaar Tausch
Dumont – opvoeding.
(1968)
9 Hij spreekt dan wel over ‘gecondenseerde opvoeding’ of ‘opvoeding in een
hoge-drukcabine’. Opvoeding van ‘kinderen met een handicap’ mogen we
niet beschouwen als een andere soort van opvoeding.
2. Een tweede bezwaar is dat er nog andere speciale situaties zijn waarin voor een speciaal aangepaste
opvoeding moet worden gezorgd. Denken we aan kinderen zonder vaste woonplaats, kinderen van
immigranten... of aan de opvoeding in sommige landen van de derde wereld. Op deze situaties richt het
vakgebied zich niet.
c. Orthopedagogiek
Wij kiezen voor de term ‘orthopedagogiek’. Het Griekse orthos betekent: recht omhoog, juist of volgens de regel,
op de juiste wijze of behoorlijk. We ontmoeten het geregeld in de medische vaktaal. Denken we maar aan
'orthopedie', 'orthodontie', 'orthoptiek'. In al die samenstellingen betekent 'ortho': rechtzetten wat krom of
scheef gegroeid is, of voorkomen dat dit gebeurt of erger wordt.
Alfred Binet In de psychopedagogiek wordt de term ‘orthopédie mentale’ in 1909 door Binet
(1909) gebruikt in zijn boek ‘Les idées modernes sur les enfants’.
3
, Na de Tweede Wereldoorlog vond de term ‘orthopedagogiek’ meer en meer ingang in het Nederlandse taalgebied.
Naar analogie van het gebruik in de geneeskunde, zou hij dan betrekking hebben op een vorm van opvoeding die
recht (volgens de norm) maakt wat van de norm afwijkt of dreigt af te wijken, of het risico loopt steeds verder af
te wijken. In die betekenis suggereert de term (zoals ook ‘heilpedagogiek’) een vorm van herstellen, van genezen.
Dat kan de orthopedagoog echter niet en het is evenmin zijn bedoeling.
Moor schrijft over de term ‘orthopedagogiek’ het volgende: ‘De nieuwe term
orthopedagogiek kan in alle talen worden gehanteerd en wordt in het bijzonder
gebruikt wanneer men het niet heeft over gewone pedagogiek. Daarbij wordt het
prefix ortho begrepen als aangepast aan’ (p. 15).
Moor
(1969) 9 Hij stelt bijgevolg voor om het prefix ‘ortho’ niet te begrijpen zoals in
orthodoxie of in orthografie, maar in de betekenis van ‘aangepast aan ...’,
‘naar de maat van ...’. In de orthopedagogiek zou het er dan om gaan een
aangepaste vorm te vinden voor een opvoeding die (zeer) moeilijk ver-
loopt.
9 Door wie en bij welke gelegenheid de term ‘orthopedagogiek’ is voorgesteld en werd ingevoerd, weten
we niet zeker. Het is echter een feit dat hij in het Verslagboek van het Tweede Internationaal Congres van
de Internationale Vereniging voor Orthopedagogiek (gehouden van 18 tot 22 juli 1949) werd gebruikt,
niet uitsluitend in het Nederlands (p.3), maar ook in het Duits (p.III), het Engels (p.7) en het Frans (p.15).
Indien dit een poging was om een internationaal bruikbare term voor het vak te lanceren, dan weten we
nu dat dit niet is gelukt. Slechts in het Nederlandstalige gebied (sinds kort ook in Zuid-Afrika) is het de
meest gebruikte en een algemeen verspreide term.
Twee jaar na het genoemde congres kiest Waterink voor de term ‘speciale pedagogiek’. Toch is het de term
‘orthopedagogiek’ die het bij ons heeft gewonnen. Hij is echter niet internationaal aanvaard.
d. Orthoagogiek
Agogiek of agologie is (was) de overkoepelende term voor alle agogische vakken, voor zowel de pedagogische als
voor de andragogische wetenschap. Meer en meer echter wordt gekozen voor de term educatie (die in alle talen
te vertalen is).
Aan alle Nederlandse universiteiten is er aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen, naast subfaculteiten zoals
Sociologie en Psychologie, ook een subfaculteit Pedagogische en Andragogische Wetenschappen (P.A.W.). De
meer dan 80 jaar oude vereniging O&A heet sinds 1968 Vereniging ter Bevordering van de Ortho-agogische
Activiteiten.
9 De naam ‘orthoagogiek' zou te rechtvaardigen zijn o.b.v. het feit dat het werkterrein van de ortho-
pedagoog zich uitstrekt tot de volwassenen met een handicap.
Het systematische vervangen van ‘orthopedagogiek’ door ‘orthoagogiek’ gebeurt niet en is ook niet wenselijk.
§ In de geneeskunde is de pediatrie of kindergeneeskunde ook een afzonderlijke discipline. In de opvoeding
is er nog meer reden om een onderscheid te maken tussen pedagogiek en andragogiek.
§ Het verschil tussen pedagogiek en andragogiek betreft meer dan alleen maar de leeftijd der subjecten.
Het gaat om wezenlijk verschillende vormen van menselijke relaties.
OPVOEDERS – KIND LEIDER – LEERLING
Enerzijds is er de relatie tussen opvoeders en kind, anderzijds die tussen de volwassen leider en de
volwassen leerling, de cursist.
9 Van de opvoedingsrelatie kan worden gezegd dat ze voor een kind noodzakelijk is, maar ongewenst
wanneer het een volwassene betreft. Het gaat in deze gevallen om een andere vorm van afhankelijkheid
en ook van verantwoordelijkheid. De relatie van de opvoeder tot het kind is minder vrijblijvend. Er is
sprake van lotsverbondenheid. Voor het kind zijn een gevoel van geborgenheid en een absoluut
vertrouwen essentieel. Naarmate de jongere op bepaalde gebieden het heft zelf in handen neemt, dient
de voor de opvoeding typische asymmetrische verhouding de plaats te ruimen voor een meer
evenwichtige relatie van wederzijds respect onder volwassenen, ook al heeft daarin de ene de rol van
vormer, trainer, leidinggevende en de andere die van cursist, student, bewoner, ...
4