ORGANISATIE VAN DE GEZONDHEIDSZORG: Thema II
Thema II: Aanbod in de gezondheidszorg
1 INHOUD
2 De ziekenhuizen .............................................................................................................................. 3
2.1 Definitie van het ziekenhuis .................................................................................................... 3
2.2 Soorten ziekenhuizen en afbakening ten aanzien van klinieken ............................................ 4
2.2.1 Privaatrechtelijke ziekenhuizen (→ door VZW/NV/BVBA) ............................................. 4
2.2.2 Openbare/Publiekrechtelijke ziekenhuizen (→ intercommunale; O.C.M.W., A.V.: ) (art.
218, e.v. Decreet 19 december 2008) ............................................................................................. 4
2.2.3 Universitaire ziekenhuizen (UZ) versus niet-universitaire ziekenhuizen ........................ 5
2.2.4 Polikliniek versus dag hospitaal en functie niet-chirurgisch dagziekenhuis (klinieken) .. 5
2.2.5 Geïntegreerd ziekenhuis en nieuw ziekenhuisconcept ................................................... 7
2.2.6 De rol van de ziekenhuisbeheerder................................................................................. 9
2.3 Structurering van medische activiteit ................................................................................... 11
2.3.1 hoofdgeneesheer/ medisch directeur........................................................................... 11
2.3.2 Geneesheer-diensthoofd/ diensthoofden .................................................................... 14
2.3.3 Medisch staf/ algemene vergadering ............................................................................ 14
2.4 Organisatie van medische activiteit (ter informatie) ............................................................ 15
2.4.1 Externe toetsing ............................................................................................................ 15
2.4.2 Intern toetsing ............................................................................................................... 15
2.5 Betrokkenheid van artsen bij besluitvorming medische raad............................................... 16
2.5.1 Medische raad - algemeen ............................................................................................ 16
2.5.2 Specifieke bevoegdheden van de medische raad ......................................................... 17
2.6 Rechtsverhoudingen tussen ziekenhuis en artsen ................................................................ 23
2.7 Programmering door overheid (ter informatie) .................................................................... 24
2.8 Plannings- en exploitatievergunning (ter informatie) ........................................................... 24
2.9 Erkenning van ziekenhuizen .................................................................................................. 25
2.10 financiering ............................................................................................................................ 26
2.11 Samenwerkingsvormen tussen ziekenhuizen ....................................................................... 28
2.11.1 Klassieke samenwerkingsvormen.................................................................................. 28
2.11.2 Ziekenhuisnetwerken .................................................................................................... 29
3 Eerstelijnszorg ............................................................................................................................... 34
4 Laboratoria .................................................................................................................................... 35
5 Ouderenzorg.................................................................................................................................. 36
6 Preventieve sector......................................................................................................................... 36
1
, ORGANISATIE VAN DE GEZONDHEIDSZORG: Thema II
7 Beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg ................................................................................ 37
7.1 artsen..................................................................................................................................... 37
7.1.1 ALgemeen ...................................................................................................................... 37
7.1.2 De orde der artsen ........................................................................................................ 38
7.1.3 provinciaal geneeskundige commissie .......................................................................... 39
7.1.4 Huisartsen...................................................................................................................... 40
7.1.5 Planningscommissie medisch aanbod (ter informatie) ................................................. 40
7.2 Tandartsen............................................................................................................................. 40
7.3 Apothekers/ uitoefening van de astensbereidkunde............................................................ 40
7.4 verpleegkundigen .................................................................................................................. 41
7.5 Klinische psychologen ........................................................................................................... 41
7.6 Homeopathie/ niet-conventionele praktijken ...................................................................... 42
7.7 Algemene bepalingen ............................................................................................................ 43
7.7.1 Continuïteit en medische permanentie ........................................................................ 43
7.7.2 Geen belemmering van geneeskunde ........................................................................... 43
7.7.3 Diagnostische en therapeutische vrijheid ..................................................................... 44
7.7.4 Overdracht dossier ........................................................................................................ 45
7.7.5 Recht op honoraria (ter informatie) .............................................................................. 45
7.7.6 Overeenkomsten voor gebruik van personeel, lokalen en materiaal (ter informatie) 45
7.7.7 Verbod op dichotomie en verbod op voordelen ........................................................... 46
7.7.8 Gebruik lichaamsmateriaal............................................................................................ 48
7.7.9 Voorschrift (ter informatie) ........................................................................................... 48
7.7.10 Tijdig doorverwijzen ...................................................................................................... 48
7.8 Wat brengt de toekomst? ..................................................................................................... 49
2
, ORGANISATIE VAN DE GEZONDHEIDSZORG: Thema II
2 DE ZIEKENHUIZEN
2.1 DEFINITIE VAN HET ZIEKENHUIS
Een ziekenhuis is een instelling waar mensen kunnen worden behandeld om hun gezondheidstoestand
te verbeteren, om het verlies aan gezondheid te herstellen of om hun huidige gezondheidstoestand te
stabiliseren. Er wordt in een multidisciplinair verband gewerkt en het is een instelling waar mensen
kunnen verblijven. Indien nodig kan men er overnachten om verder behandeld te worden, ook ‘s
nachts.
Definitie boek;
Volgens artikel 2 van de ziekenhuiswet zijn ziekenhuizen instellingen voor gezondheidszorg waarin
op ieder ogenblik (ook ’s nachts) geëigende medisch-specialistische onderzoeken en/of
behandelingen in het domein van de geneeskunde, de heelkunde en eventueel de verloskunde in
multidisciplinair verband verstrekt kunnen worden, binnen het nodige en aangepaste medisch,
medisch-technisch, verpleegkundig, paramedisch en logistiek kader, aan patiënten die er worden
opgenomen en kunnen verblijven omdat hun gezondheidstoestand dit geheel aan zorgen vereist om
op een zo kort mogelijke tijd de ziekte te bestrijden of te verlichten, de gezondheidstoestand te
herstellen of te verbeteren, of de letsels te stabiliseren.
Met behulp van deze definitie kan meteen een onderscheid gemaakt worden tussen ziekenhuizen
enerzijds en polikliniek, privékliniek, tandartspraktijk, oftalmologisch centrum van artsen, enz.
anderzijds. In deze praktijken/instellingen, kan men niet gedurende lange tijd verblijven/overnachten
waardoor ze bijgevolg niet als ziekenhuis beschouwt worden. Een Chirurgisch dagziekenhuis echter,
vormt wel een geïntegreerd onderdeel van het ziekenhuis. Hier vinden opnamen en zwaardere
ingrepen plaats die niet in het kabinet van de individuele arts kunnen worden uitgevoerd. Bijgevolg
valt het Chirurgisch dagziekenhuis dus onder het toepassingsgebied van de ziekenhuiswet. Binnenkort
(volgend jaar) zullen huidige regels achterhaald worden. Vanaf dan wordt er immers niet langer
gesproken over ziekenhuizen, maar over ziekenhuisnetwerken. Een ziekenhuis zal maar kunnen
blijven bestaan wanneer het is opgenomen in één en slechts één locoregionaal klinisch
ziekenhuisnetwerk.
Artikel 2, §1 wordt aangevuld met nieuw lid:
“Elk ziekenhuis maakt deel uit van één en slechts één locoregionaal klinisch ziekenhuisnetwerk zoals
bedoeld in artikel 14/1, §1, 1°”
Nieuw artikel 14/1, §1, 1°:
“Locoregionaal klinisch ziekenhuisnetwerk: een door de op grond van artikelen 128, 130 of 135 van
de Grondwet bevoegde overheid voor het gezondheidszorgbeleid erkende duurzame en juridisch
geformaliseerde samenwerking met rechtspersoonlijkheid tussen minstens twee op het ogenblik van
de oprichting van het ziekenhuisnetwerk afzonderlijk erkende niet-psychiatrische ziekenhuizen die
zich binnen een geografisch aaneensluitend gebied bevinden en die complementair en rationeel
locoregionale zorgopdrachten aanbieden”
3
, ORGANISATIE VAN DE GEZONDHEIDSZORG: Thema II
2.2 SOORTEN ZIEKENHUIZEN EN AFBAKENING TEN AANZIEN VAN KLINIEKEN
Onder de term ziekenhuizen vallen zowel openbare als private ziekenhuizen. Om te weten of een
ziekenhuis tot de openbare dan wel tot de privéziekenhuissector behoort, speelt de aard van de
inrichtende macht een rol. Openbare ziekenhuizen zijn ziekenhuizen die worden beheerd door een
publiekrechtelijke rechtspersoon. Privéziekenhuizen daarentegen, worden beheerd door een
privaatrechtelijke rechtspersoon.
2.2.1 Privaatrechtelijke ziekenhuizen (→ door VZW1/NV2/BVBA3)
Een privéziekenhuis wordt gewoonlijk uitgeoefend door een vzw. Daarin zit een algemene vergadering
(AV), welke o.a. bevoegd is voor het wijzigen van de statuten, het benoemen en afzetten van de
bestuurders (raad van bestuur), het goedkeuren van begrotingen en rekeningen en het ontbinden van
de vereniging. Het bestaat meestal uit een 20-30 tal leden. Daarnaast bestaat er binnen dit vzw een
raad van bestuur. Deze bestuurt de vereniging en vertegenwoordigd haar in en buiten rechte. Alle
bevoegdheden die de wet niet uitdrukkelijk verleent aan de algemene vergadering, worden toegekend
aan de raad van bestuur. Deze raad wordt overigens opgebouwd uit een aantal mensen die benoemd
worden door algemene vergadering. De AV komt in principe 1 keer per jaar samen, tenzij er een
situatie optreed die ontzettend belangrijk is voor het voortbestaan van de instelling, waaromtrent
onmiddellijk vergaderd moet worden of indien de raad van bestuur hen bijeenroept. De raad van
bestuur komt maandelijks bijeen. De belangrijke beslissingen het ziekenhuis worden in dit geval dus
niet genomen door een directeur niet door medische raad maar door raad van bestuur.
Art. 15 Ziekenhuiswet:
“Rechtspersoon die uitsluitend ziekenhuizen of gezondheidsvoorzieningen of medisch-sociale
inrichtingen als statutair doel heeft, dus niet meer school, rusthuis, kinderopvang, …”
2.2.2 Openbare/Publiekrechtelijke ziekenhuizen (→ intercommunale; O.C.M.W., A.V.: ) (art. 218, e.v.
Decreet 19 december 2008)
Publiek rechtelijke ziekenhuizen of overheidsinstellingen hebben een iets of wat gelijkaardig bestuur,
echter spreekt men hier meestal van een beheerscomité. Openbare ziekenhuizen zoals ZOL kunnen
het statuut hebben van een autonome verzorgingsinstelling (AV). Zij dienen in dat geval niet alleen
rekening houden met alles wat is de ziekenhuiswet staat, maar ook met bijvoorbeeld de wetgeving in
het decreet lokale besturen (1 januari 2019). Dit zijn de spelregels voor OCMW’s, voor gemeenten,…
bepaalde belangrijke beslissingen gaan dus goedgekeurd moeten worden door de
gemeenteraad/Vlaamse regering.
Tevens, bestaan er speciale vzw’s die tot stand komen indien daar een OCMW (OCMW-ziekenhuis) lid
van is. Dit soort vzw dient in haar statuten een aantal zaken op te nemen die in dat decreet zijn
opgenomen (bv. De stemverdeling). Er moeten bovendien zowel aan de raad van bestuur als aan het
beheerscomité een aantal mensen toegewezen worden. Over het algemeen dienen deze soorten
ondernemingen dus een aantal zaken die in die statuten staan na te leven die voor een normaal vzw
niet gelden.
1 vereniging zonder winstoogmerk: groep natuurlijke personen of rechtspersonen die een belangeloos doel nastreven. De
vzw bestaat uit ten minste drie personen.
2Naamloze vennootschap: vennootschap waarin minstens twee aandeelhouders bereid zijn te investeren. Die
vennootschapsvorm wordt vooral gekozen door grote ondernemingen maar ook door kmo’s.
3 besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid wordt gevormd door één of meerdere personen die zich enkel
verbinden tot hun inbreng. De rechten van de vennoten kunnen slechts worden overgedragen onder bepaalde
voorwaarden. Deze vennootschapsvorm kan worden opgericht door één enkele natuurlijke persoon.
4