Voorbeeldvragen biomedische hoofdstuk 1
1. Geef 5 anatomische verschillen tussen de maag en de dunne darm. examen
A maag heeft 3 spierlagen – dunne darm heeft 2 spierlagen.
B maag kan geen voedingsstoffen opnemen, dunne darm wel = fysiologisch
C maag is kort, zakvormig – dunne darm is lange buis (> 6m)
D maag bestaat uit 4 delen (cardia, fundus, corpus, pylorus) – dunne darm bestaat
uit 3 delen (duodenum, jejunum, ileum)
E maag heeft een zure pH – dunne darm neutraal/basisch
F maag heeft pepsine voor eiwitafbraak – dunne darm trypsine, carboxypeptidase,
chymotrypsine
G cellen de dunne darm bevatten vingervormige uitstulpingen (microvilli),
maagcellen niet
H de maag bevat onregelmatige uitstulpingen (rugae), de dunne darm bevat
cirkelvormige plooien (plicae)
Antwoord = a,c,d,g en h
2. Anatomie is de studie van
In en uitwendige structuren.
3. Fysiologie is de studie van
Het uitvoeren van vitale functies door levende organismen.
4. Anatomie wordt onderverdeeld in microscopische en macroscopische anatomie.
Wat wordt onderzocht bij macroscopische anatomie?
De structuren die met het blote oog zichtbaar zijn.
5. Welk onderdeel van de fysiologie houdt zich doorgaans bezig met het effect van
aandoeningen/ziekten?
Pathofysiologie
6. Darmbacteriën zijn
heterotroof, prokaryoot
7. Onderscheid tussen rijken
Fun Plante Diere Protoctis
Monera
gi n n ta
Autotroof of A H H H+A H +A
heterotroof
?
Eukaryoot E E E P E
of
prokaryoot?
Celwand en Chittine Cellulo Geen Peptidogluca Cellulose
samenstelli se an
ng
8. Cellulose is
Een koolhydraat in de celwand van planten.
, 9. Wat is geen voorbeeld van een orgaanstelsel?
De huid, het skelet, ...
10. Wat is geen functie van het skelet?
A opslag van glucose
B ondersteuning
C bescherming van weefsels
D opslag van mineralen
E vorming van bloedcellen
Antwoord: opslag van glucose
11. Wat is geen hoofdfunctie van het spierstelsel?
A beweging
B stevigheid
C warmteproductie
D opslag van mineralen
Opslag van mineralen
12. Het cardiovasculair stelsel transporteert geen...
Verteringssappen
13. In welke richting wijzen de handpalmen bij iemand in anatomische positie?
Naar voren
14. De navel bevindt zich aan de … zijde van de abdomen.
ventraal
15. De neus bevindt zich … ten opzichte van de kin.
Superior
16. De heupen bevinden zich … ten opzichte van de schouders.
Inferior
17. Het hart ligt …
Links
18. De appendix ligt …
Rechts
19. De handen liggen … ten opzichte van de romp.
Distaal
20. Op welke manier verdeelt een transversale doorsnede het lichaam?
Een bovenste en onderste gedeelte
21. Welke organen liggen in de bokkenholte?
De dikke darm, voortplantingsorganen en urineblaas
22. Plaats woorden in juiste holte en op juiste plaats
Nier, hart, distaal deel dikke darm, dunne darm, maag, long, blaas, lever, baarmoeder,
milt, prostaat