100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting - Français dans le monde de la communication 1 (Frans 1) €8,46   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting - Français dans le monde de la communication 1 (Frans 1)

 7 keer bekeken  0 aankoop

Volledige samenvatting van het vak Français dans le monde de la communication 1 gegeven in het 1ste jaar communicatie aan de hogeschool pxl. Grammaire: - La phrase interrogative - La formation des modes et des temps simples+ le passé récent+ le futur proche Faites attention : Vous devez...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 44  pagina's

  • 12 augustus 2024
  • 44
  • 2023/2024
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (1)
avatar-seller
hannahhmaes
Français dans le monde de la communication 1
Grammaire:
La phrase interrogative
Contexte: Il s’agit de questions auxquelles on répond par OUI, SI ou NON. Il y a trois façons de poser
une question:

- Door alleen intonatie: Dit is de meest voorkomende vorm in gesproken Frans. De
woordvolgorde is die van een bevestigende zin en je verhoogt je stem aan het einde
van de laatste lettergreep.
"Tu as mangé." (Je hebt gegeten.)
Als vraag: "Tu as mangé ?"

- Door "est-ce que" te gebruiken: De woordvolgorde blijft dezelfde als in de
bevestigende zin, maar je voegt "est-ce que" toe aan het begin van de vraag.
Bijvoorbeeld: "Est-ce que tu as mangé ?" (Heb je gegeten?)

- Door inversie van het onderwerp + koppelteken: In deze vorm wordt het
onderwerp en de werkwoordsvorm omgedraaid, en een koppelteken wordt tussen
het onderwerp en het werkwoord geplaatst.
Bijvoorbeeld: "Je dois dormir ?" (Moet ik slapen?)
Als vraag: "Dois-je dormir ?"
Voorbeelden:
"Tu n’est pas fatigué(e) ?" (Ben je niet moe?)
"Il a tout compris ?" (Heeft hij alles begrepen?)


Sujet= pronom personnel/ Sujet pas = pronom
CE/ ON personnel/ CE/ ON

Intonation Tu l’as vu? Ton père est rentré?
Il est rentré? Ta mère travaille?
C’est vrai? Florence est enceinte?
On a frappé?

EST-CE QUE Est- ce que tu l’as vu? Est- ce que
qu’il est rentré? ton père est rentré?
que c’est vrai? ta mère travaille?
qu’on a frappé? Florence est enceinte?

Inversion simple Est-il rentré? Impossible
Est-ce vrai?
A--on frappé?*
Partira-t-on?*
L’as- tu vu?

Inversion complexe Impossible Ton père est-il rentré?
Votre mère travaille-t-elle?*
Florence est-elle enceinte?

,!! Als het onderwerp van de zin "il" (hij), "elle" (zij), of "on" (men) is, en het werkwoord
eindigt op een klinker, wordt er een extra "t" toegevoegd tussen het werkwoord en het
onderwerp.

Bijvoorbeeld:
Va-t-il ? (Gaat hij?)
A-t-elle ? (Heeft zij?)
Changera-t-elle?

MAIS: Viendront-ils?

Remarques:

1. JE+ Indicatif present: employez l’intonation ou est-ce que

Par exemple: Je mange? Est-ce que je mange?
MAIS: L’inversion de JE est seulement possible dans les 10 cas suivants:

Ai-je? Sais-je?
Dis-je? Suis-je?
Dois-je Vais-je?
Fais-je Veux-je?
Puis-je? Vois-je?

Wanneer je in het Frans een vraag stelt met het voornaamwoord "je" (ik), kun je
meestal kiezen tussen twee manieren: door simpelweg je intonatie te veranderen of
door "est-ce que" toe te voegen aan het begin van de zin. Bijvoorbeeld:

"Je mange?" (Eet ik?)
"Est-ce que je mange?" (Eet ik?)

Echter, het omkeren van "je" en het werkwoord (zoals je in andere vragen zou doen) is bijna
nooit mogelijk, behalve in tien specifieke gevallen. Die tien gevallen zijn uitzonderingen
waarin de omkering wel toegestaan is.

2. Questions courantes dans le langage famillier


1. Avec N’EST-CE PAS? Valéry est d’accord, n’est-ce pas?
On recommencera, n’est-ce pas?
Tout va bien, n’est-ce pas?

2. Avec HEIN? (toch, hè) Tu iras avec nous, hein?
On a gagné, hein?
Ca marche, hein?

3. Avec sujet mis en relief Et Luc, il ne vient pas?
Il n’est pas bon, ce fromage?
Et Marcel, il est d’accord?

,Zullen jullie op hen wachten?
Vous les attendrez ?
Est-ce que vous les attendrez ?
Les attendrez-vous ?

Zal uw baas met de trein komen?
Votre patron viendra en train ?
Est-ce que votre patron viendra en train ?
Votre patron, viendra-t-il en train ?

Wat doet uw collega?
Votre collègue fait quoi ?
Qu’est-ce que votre collègue fait ?
Votre collègue, que fait-il ?

Wat stellen jullie voor ?
Vous proposez quoi ?
Qu’est-ce que vous proposez ?
Que proposez-vous ?

Wat hebben ze al verwezenlijkt?
Ils ont déjà réalisé quoi ?
Qu’est-ce qu’ils ont déjà réalisé ?
Qu’ont-ils déjà réalisé ?

Waarom heeft u het hen medegedeeld?
Vous le leur avez communiqué pourquoi ?
Pourquoi est-ce que vous le leur avez communiqué ?
Pourquoi le leur avez-vous communiqué ?

Waarom is uw collega teruggekomen?
Votre collègue est revenu pourquoi ?
Pourquoi est-ce que votre collègue est revenu ?
Pourquoi votre collègue est-il revenu ?
Votre collègue, pourquoi est-il revenu ?

Wanneer komt u terug?
Vous revenez quand ?
Quand est-ce que vous revenez ?
Quand revenez-vous ?

Wanneer zal uw secretaresse u opbellen?
Votre secrétaire vous téléphonera/appellera quand ?
Quand est-ce que votre secrétaire vous téléphonera ?
Quand votre secrétaire vous téléphonera-t-elle ?
Votre secrétaire, quand vous appellera-t-elle ?

, Wat heeft hij gezegd?
Il a dit quoi ?
Qu’est-ce qu’il a dit?
Qu’a-t-il dit ?

Waaraan denkt u?
Vous pensez à quoi ? ( wat denkt u ? vous pensez quoi ?)
A quoi est-ce que vous pensez? ( qu’est-ce que vous pensez ?)
A quoi pensez-vous ? (que pensez-vous ? = wat denkt u ?)

Waaraan denken uw concurrenten?
Vos concurrents pensent à quoi ?
A quoi est-ce que vos concurrents pensent ?
A quoi vos concurrents pensent-ils ?
Vos concurrents, à quoi pensent-ils ?

Waar gaat u naartoe?
Vous allez où ?
Où est-ce que vous allez ?
Où allez-vous ?

Waar zal uw directeur ons ontmoeten?
Votre directeur nous rencontrera où ?
Où est-ce que votre directeur nous rencontrera ?
Où votre directeur nous rencontrera-t-il ?
Votre directeur, où nous rencontrera-t-il ?

Wat denken jullie te doen? (compter faire)
Vous comptez faire quoi ?
Qu’est-ce que vous comptez faire ?
Que comptez-vous faire ?

Waarover hebben de klanten geklaagd? (se plaindre de quelque chose)
Les clients se sont plaints de quoi ?
De quoi est-ce que les clients se sont plaints ?
De quoi les clients se sont-ils plaints ?
Les clients, de quoi se sont-ils plaints ?

Wie is daarvan op de hoogte?
Qui est au courant de cela?
Qui est-ce qui est au courant de cela?

Hoe moeten zij ernaar toe gaan?
Ils doivent y aller comment ?
Comment est-ce qu’ils doivent y aller ?
Comment doivent-ils y aller ?

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

√  	Verzekerd van kwaliteit door reviews

√ Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper hannahhmaes. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,46. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 74534 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€8,46
  • (0)
  Kopen