Sociaal-Economische Breuklijn in België (1885-1918)
1885-1893: De Opkomst van de Arbeidersbeweging
1885: De Belgische Werkliedenpartij (BWP) wordt opgericht, wat een
keerpunt markeert in de organisatie van de arbeidersklasse.
1886: Massale betogingen van de BWP voor algemeen stemrecht vinden
plaats, wat de groeiende macht van de arbeidersbeweging illustreert.
1887: Invoering van het capaciteitsstemrecht op gemeentelijk niveau leidt tot
de oprichting van werkliedenbonden en allianties met liberalen. In Wallonië
wordt de radicale Parti Socialiste Républicain opgericht, als reactie op het
reformistische karakter van de BWP in Vlaanderen.
1893: De algemene werkstaking, met als eis algemeen enkelvoudig
stemrecht, resulteert in 21 doden en dwingt de burgerij tot concessies. De
invoering van het algemeen meervoudig stemrecht (AMS) markeert een
eerste stap in de verruiming van de democratie, maar behoudt de macht bij
de gegoede burgerij.
1894-1907: Reacties op de Arbeidersbeweging en Verdere Ontwikkelingen
1894: De BWP behaalt 28 zetels in de Kamer, geconcentreerd in Wallonië,
dankzij het AMS. Het Charter van Quaregnon sluit een compromis tussen
progressief liberalisme en sociaaldemocratie, met als doel de klassenloze
maatschappij te bereiken via geweldloze middelen binnen de burgerlijke
rechtsorde. De katholieke partij, onder leiding van de conservatieve Charles
Woeste, reageert met de Gemeentekieswet van 1895 om de socialistische
opmars te stuiten.
1895-1914: De economie bloeit, met een jaarlijkse groei van 3,5% vanaf
1895. De tweede industriële revolutie zorgt voor nieuwe industrieën en
energiebronnen. Belgische bedrijven investeren in nieuwe markten buiten
West-Europa, waaronder Rusland, China, Afrika en Amerika, en profiteren
van imperialisme en kolonialisme.
1898: De Gelijkheidswet vereist publicatie van nieuwe wetten in het
Nederlands en Frans, wat een eerste stap is naar officiële tweetaligheid.
1899: De invoering van evenredige vertegenwoordiging (EV) zorgt ervoor dat
liberalen overleven als aparte partij en de invloed van christendemocraten
groeit. De BWP wordt de derde partij met 31 zetels. De EV leidt tot tolerantie
en pacificatie in het politieke landschap.
1908-1918: Sociale Wetgeving en de Eerste Wereldoorlog
1900-1914: Verschillende sociale wetten worden aangenomen, waaronder de
wet op het ouderdomspensioen (1900), de wet op arbeidsongevallen (1903),
de wet op de zondagsrust (1905) en de wet op de maximumduur van de
mijnarbeid (1909). Deze wetten betekenen een vooruitgang, maar pakken de
kernproblemen van loon en algemene arbeidsduur niet aan.
1
, 1908: België neemt Congo-Vrijstaat over als Belgische kolonie, na
internationale kritiek op het bewind van Leopold II.
1913: Een kalme en vreedzame betoging voor algemeen enkelvoudig
stemrecht leidt tot de belofte van premier De Broqueville om de grondwet te
herzien.
1914: De leerplicht tot 14 jaar wordt ingevoerd. De Wet-Poullet verhoogt de
financiering voor katholiek onderwijs, maar eist overal een officieel diploma.
Conclusie:
De sociaal-economische breuklijn in België in de periode 1885-1918 werd
gekenmerkt door de opkomst van de arbeidersbeweging, de reacties van de
gevestigde machten en de geleidelijke uitbreiding van de sociale wetgeving. De EV,
de opkomst van de christendemocratie en de groeiende invloed van de Vlaamse
Beweging waren belangrijke ontwikkelingen in deze periode. Ondanks de
vooruitgang op sociaal vlak bleef de fundamentele ongelijkheid tussen kapitaal en
arbeid bestaan. De sociaal-economische breuklijn zou de Belgische politiek in de
20e eeuw blijven bepalen.
2
, Analyse van de Levensbeschouwelijke Breuklijn in België (1885-1918)
Deze breuklijn, met de katholieke zuil aan de ene kant en de vrijzinnige (liberalen
en socialisten) aan de andere kant, speelde een grote rol in de politieke, sociale en
culturele ontwikkelingen van die tijd.
Tijdlijn:
1884-1914: De katholieke partij heeft de absolute meerderheid in het parlement.
Deze periode wordt gekenmerkt door een sterke katholieke invloed op het
openbare leven in België. De katholieke zuil beschermt gelovigen tegen
vrijzinnigheid door het oprichten van eigen organisaties en het controleren van
instellingen zoals het leger en de magistratuur.
1884: Koning Leopold II grijpt in om de invloed van de liberalen en socialisten
op het onderwijs te beperken.
1891: Paus Leo XIII publiceert de encycliek Rerum Novarum, waarin hij de
oprichting van aparte katholieke vakbonden toestaat, zolang ze maar anti-
socialistisch zijn. De Volksbond, een katholieke organisatie, wordt opgericht.
1894: De schooloorlog wordt gewonnen door de katholieken. De
gemeentelijke vrijheid in onderwijs wordt hersteld en officiële diploma's
worden afgeschaft.
1895: Socialisten en liberalen voeren campagne om het onderwijs in Brussel,
Antwerpen en Henegouwen te neutraliseren, op vraag van de ouders.
1900: De bouw van de basiliek van Koekelberg wordt gestart, als symbool
van de katholieke hegemonie in België.
1905: Bisschoppen erkennen de christendemocraten en staan hen toe eigen
kandidaten te stellen, maar de christendemocraten moeten wel altijd de
katholieke meerderheid steunen.
1914: De Wet-Poullet verhoogt de financiering voor katholiek onderwijs, maar
eist overal een officieel diploma.
Reacties van de vrijzinnigen:
De vrijzinnige stroming, bestaande uit liberalen en socialisten, verzet zich tegen de
katholieke dominantie. Zij pleiten voor een scheiding van kerk en staat, vrijheid van
onderwijs en de uitbreiding van sociale rechten.
1884, 1895, 1911: De Nationale Vrijdenkersfederatie organiseert betogingen
tegen de katholieke onderwijspolitiek en dient petities in bij het parlement.
1913: De BWP sluit vrijdenkers buiten om haar groei in Vlaanderen te
bevorderen, aangezien de partij antiklerikaal was.
Groeiend antiklerikalisme en onkerkelijkheid:
De levensbeschouwelijke breuklijn wordt verder versterkt door de groeiende
onkerkelijkheid, vooral in de Waalse industriecentra, Brussel en de Vlaamse steden.
3