DEEL I. WAT IS RECHT
INLEIDING: EEN MOEILIJKE VRAAG
1. Er is geen ultieme omschrijving van het begrip “recht”
Volgens Oliver Wendell Holmes Jr. = “recht” de voorspelling van wat
rechters in praktijk doen
“Nog steeds zoeken juristen naar een definitie van hun rechtsbegrip –
Kant (1724-1904, Verlichting)
2. Rechters hun taak is recht toepassen
Zonder begripsomschrijving risico dat onderzoeksresultaten verkeerd
worden begrepen
- Statelijk recht: het geheel van gedragsvoorschriften dat door
statelijke actoren is uitgevaardigd (zoals wetgevers, rechters…).
- Gewoonterecht: het geheel van gedragsvoorschriften dat tot stand
komt doordat deelnemers aan het rechtsverkeer die voorschriften
als verbindend beschouwen. Gewoonterecht wordt niet door
concrete personen uitgevaardigd, maar is het gevolg van langdurig
gebruik door die deelnemers in de praktijk.
- Religieus recht: het geheel van gedragsvoorschriften dat binnen een
bepaalde religie geldt
Bv. Onmogelijkheid tot scheiding in katholiek kerkelijk recht;
tien geboden; 613 voorschriften in de Thora…
- Natuurrecht: het geheel van gedragsvoorschriften dat afgeleid wordt
uit een nauwkeurige observatie van de menselijke natuur en dat
geldt onafhankelijk van menselijke afspraken
- Internationaal recht: het geheel van gedragsvoorschriften dat de
internationale betrekking regelt (dus tussen staten en andere
actoren, zoals de Verenigde Naties en de Europese Unie)
3. Sommige def overlappen elkaar (zoals families 1 dezelfde essentie
maar verschillende kenmerken)
Recht heeft een kernelement en dus een zoektocht naar dit element
maar nog niet gevonden
recht heeft een essentie (=kernelement dat altijd en overal aanwezig is
en dat toelaat ‘recht’ te onderscheiden van andere fenomenen)
essentialistische opvatting
,wat telt als ‘recht’ en wat niet, is een conventie (=afspraak tussen
mensen) waarvan de inhoud niet op voorhand vastligt
conventionalistische opvatting
“recht is eender wat mensen door hun sociale praktijken identificeren
en behandelen als ‘recht’” – Brian Tamanaha
‘maatschappijafhankelijk’ antwoordt op ‘wat is recht’ afhangt van de
wijze waarop bepaalde maatschappijen naar het recht kijken
4. Dus recht = maatschappijafhankelijk
Chemie is bv niet maatschappijafhankelijk want een watermolecule
bestaat ook in Duitsland
Er zijn diverse vormen van recht ontstaan
5. Recht = relatief naar plaats en tijd
Doorheen de tijd verschillende vormen van recht
‘Recht’ is een sociale constructie met een geschiedenis
TITEL I. FUNDAMENTELE TRANSFORMATIES VAN DE
MENSENMAATSCHAPPIJ
PROLOOG: MENSEN ZIJN SOCIALE WEZENS
6. Mensen zijn sociale wezens: ons leven krijgt betekenis in relatie tot
anderen
Sociale ontwikkeling binnen een gemeenschap? Gevolg van:
Materiële facetten (ecologische, technologische, economische…)
Ideële facetten (kennis, overtuigingen, waarden, concepten,
gewoonten…)
Sociale instituten en praktijken
- Sociale instituten: bv. ‘gezin’, ‘kinderopvang’, ‘onderwijs’,
‘gezondheidszorg’, ‘sportclub’… (Voor meer info, zie deze
video)
- D.m.v. ‘Gezin’ tegemoet komen aan sociale en
emotionele behoeften,economische behoeften
(onderhoudsplicht, erfrecht…)…
- Sociale praktijken? Alledaagse handelingen en de manier
waarop die gebruikelijk worden verricht in een (groot deel van
een) bepaalde maatschappij; gedragspatronen
, - Bv. schaken, met anderen wachten in de wachtkamer bij
de dokter, ruzie maken/ oplossen, op restaurant
/kraambezoek gaan, …
Ons leven krijgt betekenis in relatie tot anderen
7. Niet elke gemeenschap is sociaal even complex
Hoe groter de gemeenschap hoe meer organisatie er is een
hiërarchie ( onvermijdelijk) => dus leiders
8. Elk gemeenschap neemt basisbehoeften van maatschappij voor haar
rekening:
watervoorziening, voedselbedeling,… via sociale instituten
Hiërarchie =/= heterarchie
planning, inrichting, uitvoering = verdeeld over zelfde niveau →
horizontale specialisatie
planning, inrichting, uitvoering = verdeeld over hiërarchisch
verschillende niveaus → verticale specialisatie
9. Betekenis en functie van ‘recht’ is niet altijd en overal hetzelfde
Recht is aanwezig in elke samenleving
In weinig complexe gemeenschappen is recht anders als bij complexe
gemeenschappen
10. Rijken en moderne staten zijn niet evolutionair verder
HOOFDSTUK 1. JAGER-VOEDSELVERZAMELAARS
11. Van ontstaan mensheid – landbouwsamenleving ( 12.000 v ch)
leven mensen in clans van jager-voedselverzamelaars
( paleolithicum periode)
Vandaag bestaat dit nog steeds
12. Die clans delen meerdere kenmerken met elkaar:
+- 25 mensen (familiebanden)
maken deel uit van groter netwerk
egalitair (geen hiërarchie)
leiderschap (voor zover komt) bepaalt door persoonlijke
kwaliteiten
Goederendeling
13. Ze kennen regels en gebruiken over bezit en gebruik van
goederen:
Land en waterbronnen
, Roerende goederen ( gereedschap,wapens,…)
Oogst en wild
Mensen arbeid
Heilige kennis
14. Aanspraken op land/ waterbronnen varieren per stam en de
ecologische omstandigheden
Toegang heilige plekken niet voor vrouwen en kinderen
Andere clan wil op een land kan maar moet de regels van de clan
naleven schending: uiterste geval doodstraf
15. Er bestaan ruilsystemen ( wat nu vergeleikbaar is met
contracten) tussen clans
16. Verschil onmiddellijk wederkerige clans en uitgesteld
wederkerige clans
Onmiddellijk wederkerige clans:
Onmiddellijk verbruik goederen/voedsel
Eenvoudige gereedschappen
Amper langdurige engagementen
Uitgesteld wederkerige clans:
Verwerken en bewaren voedsel
Veel investeringen in gereedschap
Onderhouden plekken
Uithuwelijken ( voor voordelen) (= verschillende clans komen
elkaar tegen en zijn in elkaar geinteresserd dus idee om 2
mensen te laten trouwen)
17.
HOOFDSTUK 2. CHIEFDOMS
18. Vervanger jager-voedselverzamelaars de chiefdoms vanaf
5000 v. Chr.
Kenmerken:
Groepen van 100’en tot 10.000’en
Sedentair (= op het gemak)(niet nomadisch)
Erfelijke sociale stratificatie en meer ongelijkheid
Duidelijk onderscheiden rollen in chiefdoms
Erfelijke leider (chef)
19. Chef gezien als heilig persoon
Chef => eliteklasse die heerst
In grote groepen is er een classement van de eliteklas ( van onderchef
naar opperchef)