[TITEL VAN DOCUMENT]
[Ondertitel van document]
[DATUM]
[BEDRIJFSNAAM]
[Bedrijfsadres]
, H0: INLEIDING
1. INHOUDSTAFEL
• Module I. Boekhouden
• Module II. Rapportering en auditing
• Module III. Management accounting
De cursus bestaat uit drie modules en starten doen we met module 1. In deze module gaan we
dieper in op de tak algemeen of financieel boekhouden, waarin we boekhoudkundige verwerking
bespreken van enkele meest voorkomende transacties van een onderneming.
Module I. Boekhouden
• Deel I. De Boekhoudkundige Verwerking van Vaste Activa (Handboek Hoofdstuk 7)
• Deel II. De Boekhoudkundige Behandeling van Schulden (Handboek Hoofdstuk 8)
• Deel III. De Evolutie van het Eigen Vermogen (Handboek Hoofdstuk 9)
• Deel IV. Onzekerheden (Handboek Hoofdstuk 10)
Module II. Rapportering en Auditing
• Deel I. Financiële Rapportering (Jaarrekeninganalyse)
• Deel II. Niet-Financiële Rapportering
• Deel III. Auditing
Module III. Management Accounting
• Deel I. Inleiding: Afbakening MA, basisbegrippen, concepten en kostenclassificatie.
• Deel II. Product Costing: Analyse van de totale kostprijs van productie en verkoop, met
aandacht voor traditionele en activity-based costing.
• Deel III. Besluitvorming: Toepassing van cost-volume-profitanalyse in ondernemingen.
• Deel IV. Planning en Controle: focus op het masterbudget als onderdeel van MA.
Pagina | 1
,Module 1: Boekhouden
HOOFDTUK 7: DE BOEKHOUDKUNDIGE
VERWERKING VAN VASTE ACTIVA
0. GEKENDE LEERSTOF
Het vak ‘inleiding tot boekhouden en financiën’ uit het schakeljaar is basiskennis
• Hoofdstuk 1: balans
• Hoofdstuk 2: resultatenrekening
• Hoofdstuk 3: boekhoudkundige proces + resultaatsverwerking
• Hoofdstuk 4: verkoopcyclus (omzet) + vorderingen
• Hoofdstuk 5: aankoopcyclus (kostprijs van verkochte goederen) + voorraden
• !! Hoofdstuk 6: overlopende rekeningen
Debet Credit
Bezittingen + -
Schulden + EV - +
Opbrengsten - +
Kosten + -
1. INLEIDING VASTE ACTIVA
Vaste activa = bezittingen die de vennootschap duurzaam aanwendt voor de bedrijfsuitoefening
Vaste activa Vlottende activa
• Wordt op LT gebruikt • Zo snel mogelijk omgezet in cash
• Gebruikt • Verbruikt
3 soorten vaste activa
1) Materiële vaste activa: tastbaar van aard
Niet-financiële vaste activa
2) Immateriële vaste activa: niet tastbaar van aard
3) Financiële vaste activa: zijn duurzame beleggingen in aandelen of vastrentende effecten
zoals obligaties van andere ondernemingen → niet tastbaar van aard
− Dit behandelen wij NIET (er is een cursus over dit apart)
Kenmerken niet-financiële vaste activa:
• In bezit voor lange periode (15-20 jaar)
• Ter ondersteuning van de productie en de verkoop van goederen en diensten
• !! Niet bestemd voor verkoop in het kader van normale bedrijfsactiviteit
→ Het kan worden verkocht na verloop van tijd, maar dit is niet het doel
Naast aard, beïnvloedt ook de bestemming de classificatie. Voorbeeld:
• Vrachtwagen in transportbedrijf → vaste activa (langdurig gebruik in onderneming)
• Vrachtwagen bij vrachtwagenproducent → voorraad (handelsgoederen)
Pagina | 2
,2. MATERIËLE VASTE ACTIVA
2.1 OMSCHRIJVING
Er zijn 6 categorieën (22 → 27) van materiële vaste activa. Elk heeft hun eigen rekeningnummer:
• 22: terreinen en gebouwen
• 23: installaties, machines en uitrusting (alles omtrent inrichting fabriek)
• 24: meubilair en rollend materieel
• 25: leasing en soortgelijke rechten
• 26: overige materiële vaste activa → vast actief dat de vennootschap niet zelf gebruikt
• 27: activa in aanbouw en vooruitbetalingen → gebruiken wij NIET
2.2 WAARDERING MATERIËLE VASTE ACTIVA
Hoe waarderen we MVA, met andere woorden tegen welke waarde boeken we MVA op de balans?
Materiële vaste activa worden bij verwerving tegen aanschaffingswaarde gewaardeerd.
De aanschaffingswaarde kan 3 verschillende waardes aannemen:
(1) Aanschaffingsprijs
• Wanneer? Bedrijf koopt MVA aan bij een derde
• Wat? Aankoopprijs + kosten goed bedrijfsklaar maken (transport, installatie & importtaks)
• Voorbeeld: transportkosten voor het uitzonderlijk vervoer van een machine uit Italië naar
België maken deel uit van aanschaffingsprijs → machine niet bruikbaar zonder ontvangst
Dt 2300 Machine
Ct 4400 Handelsschulden
(2) Vervaardigingsprijs
• Wanneer? Bedrijf maakt het MVA zelf (vb. zelfgemaakte loods)
• Boeking gebeurt in 2 stappen. Als eerste worden alle kosten die gemaakt worden geboekt
op een 6-rekening. Wanneer de onderneming hierna het MVA in gebruik neemt, worden
alle kosten geneutraliseerd en herboekt als een materieel vast actief.
Stap 1: inboeken productiekosten (arbeid, materiaal, machines, …)
Dt 6XXX Kosten
Ct 4XXX Schulden
Stap 2: vennootschap neemt het gemaakte MVA in gebruik
Dt 2210 Gebouwen
Ct 72000 Geproduceerde vaste activa
Keuze tussen integrale of variabele kostprijsmethode
• Integrale vervaardigingsprijs (full costing): directe + indirecte productiekosten
• Directe of variabele vervaardigingsprijs (direct costing): enkel directe productiekosten
→ Directe kosten = kosten die je kunt linken aan een product/dienst die je maakt
Pagina | 3
,(3) Inbrengwaarde
• Wanneer? Bedrijf verwerft MVA door een inbreng
→ Voorbeeld: aandeelhouder brengt een gebouw in (i.p.v. geld) in ruil voor aandelen
• Wat? Waarde waarin ingebrachte goed wordt geschat → onder toezicht bedrijfsrevisor
2.3 AFSCHRIJVINGEN
Na verwerving neemt de waarde van MVA geregeld af, dit kan:
• Geleidelijk: afschrijvingen → bespreken we nu
• Schoksgewijs: waardeverminderingen → puntje 2.5
• MAAR waarde kan ook toenemen: herwaarderingen → puntje 2.6
2.3.1 DEFINITIE
Toerekeningsaanpak (accrual basis) Kasaanpak (cash basis)
Kost (AW) uitspreiden over de gebruiksduur Kijken naar geldstromen
→ Dit gebeurt via afschrijvingen → MVA in kost nemen in periode aanwerving
Voldoet aan overeenstemmingsprincipe MAAR probleem: overeenstemmingsprincipe
Eindejaarsboeking: op het einde van het = je mag kosten pas inboeken wanneer
boekjaar kijk je hoeveel je moet afschrijven overeenstemmende opbrengsten zijn
Voorbeeld: je koopt een vrachtwagen en Voorbeeld: je koopt een vrachtwagen, wat
boekt elk jaar een deel in je RR die vervolgensvolledig als kost wordt ingebracht
overeenkomt met een verwachte opbrengst
Merk op! De gebruiksduur = de periode waarin de opbrengsten worden gerealiseerd
Afschrijvingen zijn een van de eindejaarsboekingen uit BADVVOLK
• B = Btw-saldering (hoofdstuk 4)
• A = Afschrijvingen (hoofdstuk 7)
• D = Dubieuze debiteuren (hoofdstuk 4)
• V = Voorraden (hoofdstuk 5)
• V = Voorzieningen voor risico’s en kosten (hoofdstuk 10),
voor vakantiegeld en geraamde belastingen (hoofdstuk 8)
• O = Overlopende rekeningen (hoofdstuk 6)
• L = Leningen (LT ® KT) (hoofdstuk 8)
• K = Koersen (/)
Pagina | 4
,Voorbeeld: We kopen een vrachtwagen van €30.000 die we 5 jaar gaan gebruiken. De volledige
kost mogen we niet in jaar 1 boeken, maar moeten we volgens het matchingprincipe over 5 jaar
spreiden. Dit komt omdat de vrachtwagen over 5 jaar winst zal genereren en in waarde zal dalen.
Afschrijvingen verdelen niet alleen de kosten, ze laten ook de waardevermindering zien. In ons
voorbeeld is de vrachtwagen na 5 jaar nog €5.000 waard. De €25.000 waardeverlies zijn de kosten
die we geleidelijk moeten boeken.
Boekhoudkundig boeken we de vrachtwagen op het actief van de balans voor €30.000. We
debiteren 2400 rollend materieel en crediteren 4400 handelsschuld. Elk jaar schrijven we €5.000
af, zodat na 5 jaar het waardeverlies volledig in de kosten is opgenomen.
Actief Balans Passief RR Jaar 1
Vrachtwagen 30.000 Kosten 5.000
Actief Balans Passief RR Jaar 2
Vrachtwagen 25.000 Kosten 5.000
Balans
Actief Passief RR Jaar 3
Vrachtwagen 20.000 Kosten 5.000
Actief Balans Passief RR Jaar 4
Vrachtwagen 15.000 Kosten 5.000
Actief Balans Passief RR Jaar 5
Vrachtwagen 10.000 Kosten 5.000
Actief Balans Passief
Vrachtwagen 5.000
Dt 2400 Rollend materieel 30.000
Ct 4400 Handelsschulden 30.000
Dt 6302 Afschrijvingen 5.000
Ct 2409 Rollend materieel – gecumuleerde afschrijvingen 5.000
De contrarekening (2409) past het saldo van de hoofdrekening (2400) aan door een tegengesteld
saldo te tonen. Dit wordt gebruikt voor correcties zoals afschrijvingen of waardeverminderingen.
Bijvoorbeeld, de hoofdrekening "rollend materieel" toont de oorspronkelijke waarde, terwijl de
contrarekening "gecumuleerde afschrijvingen" de waardevermindering bijhoudt. De boekwaarde
wordt berekend door de contrarekening af te trekken van de hoofdrekening.
Pagina | 5
,Kenmerken afschrijvingen: Enkel op MVA met beperkte gebruiksduur (onderhevig aan slijtage
en/of veroudering). Terreinen hebben een onbeperkte gebruiksduur en schrijven we dus NIET af.
Verder moeten we de afschrijving uitvoeren op de aanschaffingswaarde om de waarde terug te
brengen tot de restwaarde van het goed. Afschrijvingen hebben ook invloed op de belastingen.
Meer afschrijvingen leiden tot hogere kosten, wat de winst verlaagt en resulteert in minder
belastingen. Tot slot hebben afschrijvingen 2 functies:
• Kostprijs spreiden over volledige gebruiksduur
• Geleidelijke waarde-afname weergeven in de boekhouding
Belangrijke begrippen:
• Aanschaffingswaarde (AW) = AK-prijs + bijkomende kosten
• Afschrijfbare bedrag (AB) = AW – RW
• Restwaarde (RW) = bedrag dat het bedrijf kan verkrijgen uit de verkoop einde gebruiksduur
• Waarschijnlijke gebruiksduur (n) = periode van afschrijving (fiscus bepaalt dit)
• Bedrag (A) = bedrag van afschrijving
• Nettoboekwaarde (NBW) = AW – gecumuleerde afschrijvingen
2.3.2 AFSCHRIJVINGSMETHODES
Afschrijvingen dienen op systematische wijze te gebeuren. Indien een afschrijvingsmethode is
gekozen, dienen ze zich hieraan te houden. 2 doelen van afschrijvingen:
• Je actief daalt in waarde over de tijd → waardevermindering
• Je kunt de kosten van het actief in je RR brengen → kosten boeken
Stap 1: je plaatst de aankoop op je balans (vaste activa)
Dt 2400 Rollend materieel
Ct 4400 Leveranciers
Stap 2: je schrijft af via de resultatenrekening overheen de gebruiksduur
Dt 6302 Afschrijvingen
Ct 2409 Rollend materieel – gecumuleerde afschrijvingen
Rekening 2409 = contrarekening
• Contrarekening is ALTIJD verbonden met een andere rekening (hier bezitsrekening 2400)
• Contrarekeningen eindigen altijd op het cijfer 9
(1) Methode 1: lineaire afschrijving = waarde neemt elk jaar af met hetzelfde bedrag (A)
• Afschrijvingen gelijk/identiek in elke periode
• NBW daalt op lineaire wijze
• Vaste activa genereren in elke periode dezelfde opbrengsten
We schrijven het afschrijfbare bedrag gelijkmatig over de gebruiksduur
af met een vast bedrag in elke periode. We gaan ervan uit dat het MVA
in elke periode dezelfde opbrengsten genereerd en daarom boeken we
elk jaar een gelijke kost → stemt overeen met matchingprincipe.
Pagina | 6
,Voorbeeld: we nemen terug de toepassing van de vrachtwagen:
• Aanschaffingswaarde (AW) = €30.000
• Verwachte gebruiksduur (n) = 5 jaar
• Verwachte restwaarde (RW) = €5.000
• Afschrijfbare bedrag (AB) = AW – RW = €25.000
Mogelijkheid 1 o.b.v. gebruiksduur Mogelijkheid 2 o.b.v. percentage
Jaarlijkse afschrijving = Jaarlijkse afschrijving =
𝐴𝑊−𝑅𝑊 €30.000 − €5.000 100%
𝑛
= 5
= €5.000 𝑛
𝑥 𝐴𝐵 = 20% 𝑥 €25.000 = €5.000
Afschrijvingskosten bepalen door afschrijfbaar Afschrijvingskosten bepalen door jaarlijks %
bedrag te delen door gebruiksduur vermenigvuldigen met afschrijfbaar bedrag
In de afschrijvingstabel zien we dat we jaarlijks €5.000 afschrijven en we zien ook op het einde van
elk boekjaar de nettoboekwaarde. Deze neemt jaarlijks af met €5.000. Bijvoorbeeld op het einde
van jaar 2 is de nettoboekwaarde nog €20.000 omdat in dat jaar de gecumuleerde afschrijvingen
€10.000 bedragen (merk op! Nettoboekwaarde = AW – gecumuleerde afschrijvingen)
Periode Afschrijving Nettoboekwaarde
30.000
20X1 5.000 25.000
20X2 5.000 20.000
20X3 5.000 15.000
20X4 5.000 10.000
20X5 5.000 5.000
25.000
(2) Methode 2: degressieve afschrijving = er wordt meer afgeschreven in het begin
Bij de methode van afnemende afschrijvingen schrijf je in het begin meer
af, en neemt de afschrijving geleidelijk af naarmate de tijd verstrijkt. Dit
komt doordat materiële vaste activa (MVA) het sterkst in waarde dalen
kort na ingebruikneming. Het eerste gebruik zorgt vaak voor de grootste
veroudering en waardevermindering, met als gevolg dat de grootste
afschrijving in het eerste jaar plaatsvindt. Denk bijvoorbeeld aan een nieuwe
auto die direct veel van zijn waarde verliest zodra je ermee de garage uitrijdt.
Deze methode sluit beter aan bij de economische realiteit dan de lineaire afschrijving, omdat
vaste activa in de eerste jaren meer opbrengsten genereren. Daarnaast compenseert de
afnemende afschrijving voor de hogere onderhouds- en reparatiekosten in de latere jaren,
waardoor de druk op de RR gelijkmatiger wordt verdeeld over de gebruiksperiode van het actief.
Merk op! dit mag niet meer in België omdat de fiscus liever meteen geld heeft. Alleen lopende
afschrijvingen met de methode worden nog gedaan. Binnen de degressieve afschrijvingsmethode
bestaan verschillende methodes, maar we beschouwen er maar 1 van in deze cursus.
Pagina | 7
,Wij bespreken double declining balance methode (DDB) = vaste % van de boekwaarde (VPB)
• Vast percentage = meestal DUBBELE van het lineaire afschrijvingspercentage
• Indien degressieve bedragen < lineaire bedragen = overschakelen naar lineaire bedragen
− Als Adegressief ≥ Alineair: 2 x p x NBW
− Als Adegressief < Alineair: p x AB
Voorbeeld: we nemen terug de toepassing van de vrachtwagen:
• Aanschaffingswaarde (AW) = €30.000
• Verwachte gebruiksduur (n) = 5 jaar
• Verwachte restwaarde (RW) = €5.000
• Afschrijfbare bedrag (AB) = AW – RW = €25.000
We passen net zoals bij de lineaire methode een vast percentage toe om de jaarlijkse afschrijving
te berekenen. We gebruiken echter bij deze methode als vast percentage het dubbele van het
lineaire afschrijvingspercentage. Onder het lineaire systeem namen we 20% van het afschrijfbaar
bedrag. We hanteren nu 40% in plaats van 20%. Ook passen we die 40% niet toe op het af te
schrijven bedrag (zoals bij lineaire afschrijving), maar op de nettoboekwaarde van het moment.
De NBW om de eerste afschrijving te berekenen is de aanschaffingswaarde van de vrachtwagen.
Na jaar 1 is de NBW al meteen gezakt tot €18.000 omdat we €12.000 hebben afgeschreven. We
gaan voor jaar 2 de jaarlijkse afschrijving berekenen aan de hand van die €18.000. Als we op deze
manier doorgaan nemen we steeds 40% van de resterende NBW en kunnen we jaren verder gaan.
Om dat te vermijden is er een regel. Als in een bepaald jaar het AB kleiner is dan het AB dat we
onder het lineair systeem zouden boeken. We zien hier in jaar 3 volgens de degressieve periode
dat het bedrag om af te schrijven €4.320 bedraagt, wat kleiner is dan de €5.000 die we afschrijven
bij de lineaire methode. Vanaf dit jaar moeten we dus overschakelen naar de lineaire methode!
Let op! De restwaarde wordt in het begin genegeerd, maar naar het einde van de afschrijvingstabel
toe wordt de restwaarde wel in rekening gebracht. Als we in jaar 4 namelijk nog eens €5.000
zouden afschrijven hebben we teveel afgeschreven aangezien we onze restwaarde van €5.000
moeten behouden. We schrijven in jaar 4 dus slechts €800 af en in jaar 5 helemaal niets!
• A jaar 1 = 2 𝑥 𝑝 𝑥 𝑁𝐵𝑊 = 2 𝑥 20% 𝑥 €30.000 = 40% 𝑥 €30.000 = €12.000
• A jaar 2 = 2 𝑥 𝑝 𝑥 𝑁𝐵𝑊 = 2 𝑥 20% 𝑥 €18.000 = 40% 𝑥 €18.000 = €7.200
• A jaar 3 = 2 𝑥 𝑝 𝑥 𝑁𝐵𝑊 = 2 𝑥 20% 𝑥 €10.800 = 40% 𝑥 €10.800 = €4.320 < €5.000 → €5.000
Periode Afschrijving degressief Nettoboekwaarde
30.000
20X1 12.000 18.000
20X2 7.200 10.800
20X3 5.000 5.800
20X4 800 5.000
20X5 0 5.000
25.000
Pagina | 8
, 2.3.3 FISCALE ASPECTEN
2017: zomerakkoord → vennootschapsbelasting gewijzigd in België
• Degressieve afschrijvingsmethode = fiscaal niet meer toegelaten vanaf boekjaar 2020
• Enkel lineaire afschrijvingsmethode mag nog worden gebruikt
Oorzaak: bij versnelde afschrijvingen zijn de kosten in de eerste jaren hoger en dit zorgt ervoor
dat het bedrijf minder belastingen moet betalen in dat jaar → degressieve afschrijvingsmethoden
zorgen voor een SNELLER (maar niet meer!) belastingvoordeel
!! Dus er wordt uiteindelijk bij beide methoden evenveel belastingen betaald. Maar aangezien de
fiscus zo snel mogelijk zijn belastinggeld wilt, wordt alleen de lineaire methode nog gebruikt.
Afschrijving degressief Afschrijving lineair ∆
20X1 12.000 5.000 -7.000
20X2 7.200 5.000 -2.200
20X3 5.000 5.000 0
20X4 800 5.000 +4.200
20X5 0 5.000 +5.000
Totaal 25.000 25.000 0
Stel: een bedrijf past de degressieve afschrijvingsmethode toe
→ Gevolg: bedrijfseconomische afschrijvingen > fiscaal toegestane afschrijvingen
→ Vennootschap wordt belast volgens wat fiscaal is toegestaan
Fiscus legt minimale gebruiksduur op → indien sneller: versnelde afschrijvingskost verwerpen
• Auto: minimum 5 jaar
• Kantoorgebouwen: minimum 33 jaar
2.3.4 AANPASSINGEN VAN HET AFSCHRIJVINGSSCHEMA
We bepalen bij de aankoop van MVA de restwaarde en de gebruiksperiode waarover we het MVA
zullen afschijven. Nu kan het zijn dat we tijdens de gebruiksduur opmerken dat we wijzigingen
dienen aan te brengen aan het afschrijvingsschema.
(1) Te weinig afschrijven: boekwaarde > gebruikswaarde (andere economische / technologische
omstandigheden) → verplichte aanvullende of niet-recurrente afschrijving boeken
• Voorbeeld: de vrachtwagen uit de toepassing is reeds 2 jaar lineair afgeschreven. NBW op
het einde van jaar 2 is nog 20.000. De gebruikswaarde daalt tot €11.000 door een defect
en we moeten verplicht een aanvullende afschrijving boeken van €9.000
Dt 6602 Niet-recurrente afschrijvingen MVA 9.000
Ct 2X09 MVA – geboekte afschrijvingen 9.000
Pagina | 9