Hoofdstuk 4: Diagnostiek van
taalstoornissen
4.1. Inleidende beschouwingen over het onderzoeken
van taalstoornissen
4.1.1. Algemeen kader
Prioriteiten:
- Bezorgheid ouders?
- Aard/impact/ernst taalprobleem (differentiële diagnose)
- Andere geassocieerde problemen? Oorzaken?
- Wie opvolgen – behandelen – verder onderzoeken?
- Brede diagnostiek i.f.v. behandeling (logopedisch – multidisciplinair?)
- Gegevens verzamelen van ouders, school,…
- Nagaan van niet-talige aspecten (motoriek, cognitie,…)
- Observatie van de persoon
o verschillende contexten
o verschillende gesprekspartners
- → pragmatiek!
- Voldoende tijd + methodiek
Bepalen beginsituatie (Kuiper, 1989):
- Probleemgedrag definiëren (klacht)
- Informatie verzamelen:
o Anamnese - interview
o Observaties
o Dossiergegevens …
o Logopedische onderzoeksgegevens – evolutiegegevens
- Probleeminventarisatie
- Hypothese probleemsamenhang
- → conclusie/diagnose o.b.v. functie- en betekenisanalyse (SORKC)
Basisvragen klinisch onderzoek (Paul, 2001):
- Waarom?
o Screening/Signalering
o Niveaubepaling (baseline)
o Therapieplan opstellen
, o Veranderingen vaststellen
t.g.v. therapie?
t.g.v. spontaan herstel?
- Wat?
o Receptieve en expressieve taal
o Semantiek – morfo-syntaxis – pragmatiek
o Andere ontwikkelingsgebieden
- Hoe?
o Gestandaardiseerde tests
o Ontwikkelingsschalen (ook andere domeinen van de ontwikkeling)
o Niet gestandaardiseerde procedures (niet genormeerd op Vlaamse populatie)
o (Gedrags-)observaties + analyse spontane taal
o Vragenlijsten
4.1.2. Globaal onderzoeksschema
- Wie verwijst – waarom?
- Ouders (inzicht?) – derden?
- Klacht of probleem?
- Eerste kennismaking: informatie verzamelen + goede relatie
- Verschillende stappen: zie Flow-chart taalonderzoek (Paul, 2001)
(zie HB)
SWOT-analyse: voorbeeld
Diagnose:
- Kwantitatieve gegevens: niveaubepaling (meetgegevens)
- Kwalitatieve gegevens: sterkte-zwakte analyse
4.1.3. Bijzondere aandachtspunten
STATISCH VERSUS DYNAMISCH ONDERZOEK?
- Statisch = klassiek taalonderzoek
o Vaststelling taalprobleem
o Prestaties kind vergelijken met
leeftijdsgenoten
o MAAR: slechte prestatie op test mogelijk
door andere oorzaak
bv. Andere culturele/linguïstische
achtergrond; verstandelijke beperking; ASS
, - Dynamisch onderzoek: aanvullende of alternatieve benadering
o Leerbaarheid kind nagaan i.p.v. kennis
o Basis: model voor cognitieve ontwikkeling (Vygotsky)
Kennis ontwikkelt via interactie met ‘vaardige anderen’
Zone van proximale ontwikkeling (ZPO)
Grootte ZPO bepalen: hoeveel verandering nodig?
o D.O. biedt hulp bij interventie (wanneer, hoe)
o Indien tijdens onderzoek:
weinig verandering = intensieve therapie
veel verandering = weinig/geen therapie
o Reeds gebruikt injaren ‘20 en ‘60
3 methoden van dynamisch onderzoek:
1. Grenzen aftasten (testing the limits)
o Vooruitgang in therapie mogelijk?
o Uitgebreide feedback: waarom is antwoord fout
Meer effect bij 5 à 10 jarigen dan eenvoudige FB (betere prestaties, minder
angst)
o Klinisch interview: ‘hoe weet je dat?’ ‘wat zou er dan gebeuren?’
Nagedacht over vraag en antwoord? Metalinguïstiek!
Hoge validiteit, minder hoge betrouwbaarheid?
2. Geleidelijke (gradual) prompting
o Vooruitgang in therapie mogelijk?
o ZPO vaststellen door hiërarchie van vooraf
bepaalde prompts
o Variatie in mate van contextuele ondersteuning:
bv. Verbaal cuen (Bain en Olswang, 1995)
o Nadeel: erg gestructureerd en/of
gedecontextualiseerd
3. Test-leer-hertestprocedure
o Differentiëren tussen stoornis en verschil
o Eerst: identificeren van afwijkende of vertraagd
ontwikkelde vaardigheden
o Vervolgens: trainingsprocedure of gemedieerde leerervaring (MLE) aanbieden =
aanpassing test i.f.v. vlotter/doelmatiger verwerking
o Gevolg: kind kan leercapaciteit of echte competentie tonen
o Onderzoek narratieve vaardigheden bij kinderen met zwakke socio-linguïstische
achtergrond (Gutierrez-Clellen et al, 1995)
Vragen beantwoorden over verhaal: goed
Verhaalstructuur en navertellen: zwak
MLE: organisatie van verhaal (situering,
gebeurtenissen, gevolgen, …)
Resultaat: betere score na MLE
EXPRESSIEF EN RECEPTIEF:
, - Klopt volkswijsheid: “Hij spreekt nog niet goed maar verstaat wel alles”? NEE
- Klinische implicaties:
o Verschillende ontwikkeling begrip en productie: beide apart en uitgebreid
onderzoeken
o Correct beeld van taalbegrijpen d.m.v. taaltest of eerder ruwe indicatie? Pas op voor
valkuilen!
o Begrijpen is meer dan woorden of zinnen begrijpen
begrijpen = ook gesprek kunnen volgen, tussen de regels kunnen lezen en sociale
context interpreteren
o Onderzoek op 2 niveaus:
Letterlijk: woorden, zinnen decoderen
Gesprek: linguïstische kennis integreren met andere informatie (context,
voorkennis, ideeën gesprekspartner, …)
Gevolg: variatie aan taken/opdrachten nodig
o Vaak eerste indruk: behoorlijk taalbegrip toch problemen met begrip van
betekenissen bij meer gevoelige tests (bv. grotere gehelen begijpen, conversatie, …)
o Conclusies:
Geen uitspraken over taalbegrip o.b.v. taalproductie
Begrip in context kan beter zijn dan zuiver linguïstisch begrip
Bestaande tests vaak onvoldoende
Onderzoek taalbegrip buiten en binnen context
Vroege identificatie stoornis taalbegrip noodzakelijk o.w.v. slechte prognose
(Bishop, 1997; Skarakis-Doyle et al., 2008) belang onderzoek
verhaalbegrip: joint retell task + detection task
4.2. Screening, opsporing en doorverwijzing
4.2.1. Belang van screening, vroegtijdige opsporing en verwijzing
- Screening = eerste stap (logopedist of anderen)
- Doel = snel stoornissen detecteren (binnen normale grenzen of niet?)
- Preventie: beroepsprofiel
- Vroege detectie = vroege behandeling + grotere kans herstel
- MAAR: spontaan herstel mogelijk
→ Nadeel vroegtijdig label ‘taalgestoord’: lage verwachtingen bij ouders
- TOCH beter te vroeg dan te laat:
o Ouders nemen vaak zelf initiatief
o 33% meer kinderen ontdekt minder naar
B.O. (van Agt et al., 2007)
o Onderzoek 455 kleuters (Waardenburg &
Wilterdink, 1998)
o Vroege interventie meer effect op prestaties
o Gevolgen voorschoolse taalproblemen:
Leerproblemen (41-75%)
Emotionele stoornissen en
gedragsproblemen
Communicatieproblemen latere leeftijd
o Elk signaal van ongerustheid ouders ernstig nemen: vermijden foutieve omgang met
kind
o Vroegtijdige onderkenning: naast logopedist ook artsen, verpleegkundigen, CLB