1.1. Een beeld van een titel
Metafoor ve spel:
Iedereen eigen rol tussen rollen interacties elke rol bepaalde
verwachtingen
= sociale verbanden =
rolverwachtingen
Samenleving = speelveld
Mensen die handelen = spelers
Sociale spelregels = wetten
Hoofdrolspelers = sociale feiten
Samenleving geeft waardering
1.2. Het dagelijks leven door de bril vd socioloog
Sociologisch denken
- Geschiedenis: ontstaan + veranderen van geschiedenis
- Biografie: alternatieven w voorgesteld door mensen ( = leden v
samenlevingsverbanden)
Zachte verandering: zitten in sociale structuur (vakbond)
Fundamentele verandering: nog niet in ss
- Sociale structuren: uitwisseling instituties en individuen
Sociale imaginatie: betekenis observatie kan veranderen (roken: chique / arm)
Alles is contingent, maar niet arbitrair
Had anders kunnen zijn, door historie zo geworden
1.3. Een stap verder
Kijken naar kenmerken ve rol
1.4. Een eerste definitie v sociologie
Wetenschap die maatschappelijke patronen en structuren bestudeert in hun
ontstaan, voortbestaan en veranderen, en tevens het sociale handelen van
mensen in de interactie met deze patronen en structuren
,Samenleving = object v sociologie
Bepaalde ordening vd wijze van samenleven (sociaal feit) volgens
regelmaten / routines binnen sociale ruimte + sociale tijd
Sociologie als wetenschap:
- Verklaren: vaststellen statistisch verband + begrijpen in termen v
hypothesen
- Wetenschap: denken in abstractie
Oorzaak gevolg
(on)afhankelijke variabelen
Antecedenten + consequenten
Hoofdstuk 2: Vier tegengestelde krachten
1. Individu vs samenleving
Actor-factor dilemma:
Groep individuen samenleving
= actorperspectief
In marge ontstaan nieuwe ideeën
Samenleving individu
Individu en samenleving maken elkaar
Sociologie
Dominante w gereproduceerd
Iedereen neemt deel aan samenleving, ook zij die er niets mee te maken willen
hebben
, Uit sml stappen kan door denken en spreken v samenleving
Actor-factor dilemma: individu w beïnvloedt door sml en andersom
Uit sml kan enkel door sml te kennen
Sml bepaalt wat deel uitmaakt v sml
Individuen w verbonden door collectieven
2. Sml: mogelijkheden en beperkingen
- Mogelijkheden: gezondheidszorg, verzorgingsstaat,
onderwijsmogelijkheden* (democratisering), kinderwens, geografische
mobiliteit, wetenschap, …
*sociale herkomst blijft sturend
- Beperkingen:
Ruimte voor vrijheid, voorspelbaarheid en veiligheid
Dieper:
Sociale krachten verkleinen / vergroten sociale speelruimte
Impliciete handelingsmarges
Routines
Institutionele en situationele
3. Solidariteit vs strijd
- Solidariteit: centripetale, aantrekkende, samenhoudende sociale kracht
Doel = goed doen
! Mattheus effect !
Versterken groep
! stereotypering eigen groep !
Geborgenheid ! potentieel gevaar !
! opsluiten mensen ! (totale instituties)
! mobiliteitskansen afremmen !
Mechanisch: kleine, simpele, traditionele sml
Grote druk om aan norm te voldoen
Organisch: grote, geavanceerde sml
Nood aan elkaar
Organisch: elkaar nodig
Weinig gemeen vrijheid
Traditioneel industrieel
Individualisering
Geen dominant overkoepelend cultuurpatroon
= vervloeiing
Erosie typische burgerlijke solidariteitsvormen
, Instituut huwelijk, gezin, vaderland, kerk, arbeidsdeling
Abstracte solidariteit: gevoel solidariteit zonder persoonlijke
relaties
- Strijd: middelpuntvliedende, centrifugale sociale kracht
Tss individuen / groepen over schaarse sociale goederen
Onvermijdelijk: actoren h verschillende doelstellingen, kijk op wereld
Noodzakelijk: verandering, in vraag stellen dominante
Orde- versus conflictsociologie
Behoud waarden / belangen sml vs verandering
Belangen vs waarden
Manifest / latent
Duidelijk, zichtbaar vs niet zichtbaar
Conflictparadox: verdeeldheid + geweld / groei,
innovatie
Reactionairen: premoderne tijd
Conservatieven
Progressieven
België:
- Schoolstrijd
- Communautaire strijd (federaal B)
- Klassenstrijd
4. Ongelijkheid vs gelijkheid
Vroeger: ongelijkheid = motor econ groei
Belonen arbeidsinspanning, innovatie, talent
= motoren groei
! Crisis ! disfunctioneel: kleine groep geniet, grote groep ziet af
Te grote kloof