Psychologische gespreksvoering
Inleiding: hoofdstuk 2 handboek
Er zijn vier elementen die tegelijkertijd in een boodschap zitten.
1. Letterlijke inhoud: feitelijke betekenis van wat wordt gezegd
2. Expressief deel van de boodschap: weergave van de boodschap (hoe? fluisteren,
roepen)
3. Informatie over de relatie: informatie in de boodschap geeft weer hoe de zender de relatie
tot de ontvanger op die moment ziet.
4. Appelerend deel van de boodschap: de zender doet een appel, wil dat de ander iets doet
met de boodschap die hij/zij zendt.
Twee verschillende niveaus van communicatie
1. Inhoudsniveau: feitelijke boodschap die wordt overgebracht
2. Betrekkingsniveau: informatie in boodschap die de relatie tussen zender en ontvanger
weergeeft, zoals gezien door de zender. Interpretatie van betrekkingsniveau is afhankelijk van
toon en non-verbale aspecten van communicatie.
Interpreteren van een boodschap
1. Gebruik van vuistregels of heuristieken
DOEL: omgeving voorspelbaar maken, snel kunnen reageren, controle krijgen, om om te
kunnen gaan met complexiteiten.
boodschap is complex omwille van veel verschillende niveaus van communicatie.
Heuristieken zijn er om de omgeving beter te kunnen interpreteren. Je gaat er ook gedrag aan
koppelen.
Voorbeelden:
- Causale actor-observator attributieneiging: neiging om eigen gedrag te
verklaren uit instabiele externe (dus situationele) factoren en het gedrag van de
andere te verklaren uit stabiele, interne (dus eigenschappen van de persoon)
factoren. Iedereen heeft dit automatisch, komt dus heel veel voor.
- Gedragsconfirmatie: het uitlokken van responsen die de eigen vooronderstelling
ondersteunen.
- Beschikbaarheidsheuristiek: gebruikmaken van wat (gemakkelijk) beschikbaar
is in het geheugen. Bijvoorbeeld: burn-out, veel verschillende gedragingen
worden nu zo geïnterpreteerd omdat het veel voorkomt.
- Confirmatorische strategie: de neiging alleen informatie te zoeken die
overeenkomt met de eigen veronderstelling. Als er elementen zijn die je eigen
idee tegenspreken ga je ze negeren. (je vraagt bv. ‘het gaat goed met jou he’,
zodat ze moeten bevestigen, ipv ‘hoe gaat het met jou’ waar ze open op kunnen
antwoorden)
2. Waarden en normen
Waarden: eigen vooronderstelling van wat goed of fout is, bijvoorbeeld: gelijkwaardigheid
Normen: gedragsregels die uit waarden worden afgeleid, voorbeeld: beide partners helpen
evenveel mee in het huishouden.
! je moet je bewust zijn van de directe en indirecte manieren van waarden-overdracht.
(hoeveelheid aandacht naar bepaald onderwerp, non-verbaal goed- of afkeuren,…)
Welke waarden en normen je hebt hangt heel sterk af van je persoonlijkheid.
,Psycholoog/hulpverlener
Belangrijkste methodieken/instrumenten van de job: basishouding, gespreksvaardigheden en
interactionele vaardigheden.
‘Een professionele hulpverlener moet in staat zijn om te kunnen spelen met zijn gedragsdisposities; hij
moet kunnen kiezen uit een repertoire van vaardigheden, heeft een respectvolle, empathische,
transparante grondhouding en moet kritisch naar eigen handelen kunnen kijken (zelfreflectie)’
het is belangrijk dat je als hulpverlener kunt schakelen tussen de verschillende vaardigheden. Dit is
een leerproces zoals autorijden (veel oefening nodig, daarna automatisch). Blijf altijd kritisch over
jezelf.
De grondhouding (Roger) heeft 3 kernelementen van een zijnshouding
vormen een noodzakelijke voedingsbodem om een veranderingsproces bij een cliënt op hang te
brengen, maar ook het cruciale medium waardoor verandering mogelijk is.
1. Echtheid
- Elke psycholoog heeft zijn eigen uitstraling, zijn persoonlijke kenmerken die de
interpersoonlijke relatie kleuren. Hij is een reëel aanwezig persoon (geen façade)
o Het is belangrijk dat je volledig jezelf bent
o Cliënt voelt je uitstraling aan, dit bepaalt mee wat wel of niet aan bod komt
in de therapie
o Uitstraling is belangrijk -> als een cliënt beslist om de therapie af te
breken heeft het vaak hier mee te maken.
- Dmv zelfreflectie, supervisie, intervisie,… exploreert de psycholoog wat er in zijn
binnenwereld afspeelt en hoe dat de kleur en vorm van zijn interactie met de cliënt
kleurt.
o Kan zo tot congruentie komen: denken en voelen moet overeenkomen
met wat we tonen aan de cliënt.
o Een therapeut die goed in contact is met de eigen ervaringsstroom, brengt
energie in de relatie die stimulerend is voor het groeiproces van de cliënt.
Dubbele gelaagdheid
- Elke psycholoog heeft zijn eigen uitstraling, zijn persoonlijke kenmerken die de
interpersoonlijke relatie kleuren. = de onderstroom
o Fungeert als bodem waarop de reacties van de cliënt terechtkomen.
- Wat wekt deze cliënt bij mij op? Aandacht voor hier en nu gedachten en
gevoelens. = de bovenstroom
o Heeft betrekking op de interactie van de therapeut met een bepaalde
cliënt.
Twee fasen in echtheid
Congruentie: de therapeut is in contact met zichzelf en kan zijn onderliggende
ervaringsstroom doorvoelen. + dat hij in staat is te onderkennen wat er in hem bewogen wordt
in relatie tot een bepaalde cliënt.
Indien relevant voor het proces zal de therapeut transparant zijn. Psychologen hebben een
gedisciplineerde spontaniteit.
- Transparantie met de bovenstroom, maar niet ALLES. Het moet ten dienste zijn
van de cliënt. Het eigen verhaal moet beperkt worden. -> het staat den dienste
van de vooruitgang van het therapeutische proces
- Transparantie: uitdrukken wat er in de psycholoog zelf leeft.
o Zeldzaam
o Ingrijpend en richting gevend in het proces van de cliënt.
Vormen van onechtheid
, - Niveau 1: Gedrag en uitspraken komen niet overeen met wat je innerlijk denkt en
voelt. Soms kan je oppervlakkigheid bewust aanwenden om bv vragen naar
zelfonthulling te vermijden.
o Veel cliënten tonen interesse in hun therapeut. Ze stellen bv de vraag of
je slecht geslapen hebt omdat je er moe uit ziet. Je gaat hier niet dieper
op in en zegt dat je wel goed geslapen hebt, ondanks dit niet zo is. Cliënt
hoeft niet te weten waar dit door komt.
Het is niet zinvol om hier de therapietijd mee op te vullen.
o Reactiewijzen hebben iets oppervlakkigs en leeg -> er wordt niet echt
contact gemaakt.
- Niveau 2: niet transparant zijn uit eigenbelang of angst om de relatie met de cliënt
te schaden.
o Je zet een afspraak met een agressieve cliënt op een moment dat je niet
alleen in de praktijk bent. Dit doe je voor je eigen veiligheid.
o Tal van meningen, ideeën en gevoelens die de therapeut over de cliënt
heeft -> ze hebben vooral met de therapeut te maken maar worden niet
onderkend.
o Therapeut moet eerlijk zoeken naar eigen beweegredenen + van zichzelf
aanvaarden dat er bij hem ook duistere kanten kunnen meespelen.
- Niveau 3: verbergen van bewuste hier- en nu gevoelens die belangrijk zijn en
waar de cliënt baat bij zou kunnen hebben.
o cliënten voelen het aan als je niet zegt dat je bv ergens door geïrriteerd
bent. Je kan dan als ongeïnteresseerd overkomen. Je moet open blijven.
Anders voelt de cliënt zich niet gewenst.
! kijk met een open bril naar je eigen incongruenties met een zekere mildheid. Supervisie,
intervisie, feedback van anderen kunnen je helpen om je black box te onderzoeken.
! Momenten van onechtheid kunnen gemiste kansen zijn + ronduit schadelijk (niet altijd zo) j
CONGRUENTIE in gedrag en voelen
Zonder façade, authentiek je gevoel laten zien, vanuit echte oprechte belangstelling contact
maken… maakt het ondraagbare draaglijker. -> doorbreekt een grote bron van lijden:
isolement waar cliënt in gevangen zit.
Geen façade = therapeut wendt zich niets voor, de cliënt ziet duidelijker dat de therapeut een
mens is zoals hijzelf. (Lotgenoot, ipv alwetende expert)
Congruentie betekent vaak werk achter de schermen, in therapie wordt hier niets over gezegd
maar heeft wel onmiskenbare invloed op het verdere therapieverloop.
- Je komt steeds meer tot congruentie door in interactie te gaan met de cliënt
- Op voorwaarde dat te therapeut ook zelf tijd en ruimte neemt om te reflecteren op
wat zich wel en niet aandient in de sessies.
- Ontdekkingen die therapeut bij zichzelf doet, worden vaak gevolgd door
belangrijke veranderingsmomenten in de cliënt
! Belangrijk om je gevoelens te tonen wanneer het baat heeft voor de cliënt. De therapeut laat
authentiek iets zien van zijn binnenwereld. (in het filmpje) Soms kan je iets doen met het
medeleven dat je voelt voor je cliënt. (met eigen transparantie) De emoties die je voelt kunnen
komen door bepaalde onderstroom. (je toont als therapeut niet de onderstroom, maar wel de
emotie) Je kan er ook niets mee doen: dit moet je zien en aanvoelen in het moment.
TRANSPARANTIE
= wanneer therapeut in contact is met wat er in hem geraakt wordt (congruentie), MAAR pas
wanneer therapeut hiervan iets uitdrukt in sessies spreken we van transparantie
- indien functioneel, afgestemd
o als de beleving van de therapeut te ver af ligt van de beleving van de
cliënt, zal de transparantie eerder hinderend zijn voor de cliënt
o Een beoordeling van het gedrag van de cliënt werkt ook remmend
, - om interferentie in het gesprek te minimaliseren (bv: een telefoontje dat je geraakt
heeft)
o Wanneer het voor de cliënt duidelijk kan maken waarom de therapeut er
op die moment niet helemaal bij is
o Het kan er ook voor zorgen dat therapeut zich over zijn emoties kan
zetten.
- heftige emoties bij de psycholoog: te dicht of black box?
o Stel, wanneer je te heftige emoties hebt: ga dan deze thema’s niet aan.
Kijk goed naar jezelf bij heftige emoties.
o Overmatige emotionele betrokkenheid is voor een cliënt eerder storend
dan helpend
o Heftige emoties kunnen voor de therapeut wel wegwijzers zijn naar zijn
eigen blinde vlekken.
- Zeer zeldzaam: therapeut onthult iets over zichzelf op een sobere manier (=
zelfonthulling)
o Onthul enkel wanneer dit helpend is voor de cliënt. Dan kan het een zeer
positieve impact hebben.
o Zorg ervoor dat de therapeut niet zijn eigen verhaal begint te vertellen +
dat de cliënt de beleving van de therapeut niet gaat zien als een ‘te volgen
model’
Therapeut dient onmiddellijk na zelfonthulling te toetsen wat zijn
verhaal betekent voor de cliënt.
- Elke uiting moet gebracht worden in verteerbare porties, die steeds gevolgd wordt
door expliciete aandacht voor wat de cliënt wel of niet met die uitingen kan doen
In proces: laat je zien in je mensheid en niet als alwetende expert/supermens. Durf NIET te
weten.
- Je moet samen met je cliënt zoeken naar verandering en er zijn voor de cliënt.
Start vanuit een niet-wetende houding. Er moet niet perse een outcome zijn. Je
start niet met een contract om een bepaald doel verplicht te bereiken.
Indien het verhaal iets losweekt bij de therapeut, kan je ervoor kiezen om dit gevoel naast het
gevoel van de cliënt zetten. Ook al staat dit veraf van het gevoel van je cliënt. (voorbeeld van
CONFRONTATIE filmpje)
- ‘je bent even aan het nadenken’. Het kan dat je bepaalde dingen niet goed
begrijpt. Dit moet je dan proberen bespreekbaar te maken. Wel op zo een manier
dat de cliënt dit nog kan weerleggen. Hij/zij moet niet alles zomaar aannemen wat
jij denkt of bespreekt.
- Het kan ook zijn dat dit een verdiepend effect heeft, omdat de cliënt zich
uitgenodigd voelt om iets te mogen voelen waar voordien voor hem een taboe op
lag.
2. Empathie
Empathie is een wijze van in-relatie zijn waarbij ik mijn eigen referentiekader ter zijde leg en
meekijk en meevoel vanuit het referentiekader van de andere, zonder ermee samen te vallen.
= binnenkant van empathie
- Je probeert van binnenuit de begrijpen hoe de cliënt zichzelf beleeft
- Het is essentieel voor de therapeutische relatie.
- Het blijft belangrijk dat je afstand houdt tijdens dit inleefproces -> je mag er niet
mee samenvallen
Ik geef terug aan de andere wat ik voel (non-verbaal, verbaal) -> de communicatie van de
empathische aanwezigheid door talrijke expressievormen.
= buitenkant van empathie
- Dit is net hetgeen dat effect gaat hebben op de cliënt (hetgeen wat de therapeut
gaan communiceren)