SOCIAAL WERK II
DEEL I: THEORETISCHE ONDERBOUW EN
THEORIEVORMING BINNEN SOCIAAL WERK
INTERNATIONALE DEFINITIE SOCIAAL WERK
Sociaal werk is een praktijkgericht beroep en een academische discipline die
sociale verandering en ontwikkeling, sociale cohesie, empowerment en bevrijding
van mensen bevordert. Principes van sociale rechtvaardigheid, mensenrechten,
collectieve verantwoordelijkheid en respect voor diversiteit staan centraal in het
sociaal werk. Ondersteund door sociaalwerktheorieën, sociale wetenschappen,
menswetenschappen en lokale vormen van kennis, engageert sociaal werk
mensen en structuren om levensuitdagingen en problemen aan te pakken en
welzijn te bevorderen (VOSW, 2015).
HAPPY SISYPHUS
Sociaal werk moet zich constant aanpassen aan de
veranderende samenleving. In 2014 was er een nieuwe
definitie van sociaal werk maar binnen 10 jaar kan deze
definitie veranderen.
Sociaal werk kan vergeleken worden met het verhaal van
Sisyphus. Sociaal werkers kunnen zich positioneren als
een happy Sisyphus. Sociaal werkers zijn zich bewust van
het feit dat er altijd nieuwe sociale problemen zullen
ontstaan.
1. BASISTHEORETISCHE ONDERBOUW: ‘SOCIOLOGIE
VAN SW’
1
Amber Heyrman Sociaal Werk II
,3 MAATSCHAPPELIJKE LAGEN
Macro: niveau van de samenleving.
Meso: niveau van de hulp- en dienstverlenende organisaties.
Micro: niveau van de individuele leefwereld van cliënten en SW’ers.
WAAROM ESSENTIEEL OM INBEDDING BEROEP IN MAATSCHAPPIJ TE BEGRIJPEN ?
SW = meer dan sociaal-politiek instrument
Er is een bepaalt beleid dat gemaakt wordt en sociaal werkers
moeten dit beleid mee uitvoeren. Dit beleid is door de politiek
gemaakt.
Sociaal werk is meer dan dit. Ze moeten het beleid ook in vraag
durven stellen. Wanneer er dingen mislopen moeten sociaal werkers
dit gaan melden. De essentie van sociaal werk is dat het beleid
wordt uitgevoerd maar dat ze ook vragen stellen als er dingen
mislopen.
Essentieel voor een humane en democratische samenleving
Het gaat er om om een menswaardig leven te geven aan de mensen
in de samenleving. Mensen maken samen de maatschappij. Niet
iedereen kan op een gelijke manier deelnemen aan de samenleving.
Rol SW nu en in de toekomst kunnen begrijpen
MACRO
Maatschappelijke ordening hoe probeert een samenleving haar leden
een kwaliteitsvol leven te garanderen? wettelijke ordening.
Bv. Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke
integratie.
Bv. decreet betreffende de integrale jeugdhulp van 1 maart 2014.
Bv. decreet lokaal cultuurbeleid van 3 juli 2015.
Alle wetten, decreten, … maken de samenleving. De regels moeten ervoor
zorgen dat iedereen een menswaardig leven kan leiden.
MESO
De organisaties/structuren die de inhoud van regelgeving realiseren. Maar
ook ‘vrije’ initiatieven in soms grijze zone (nog niet wettelijk geregeld of
zelfs onwettig).
de organisaties zijn er om de afspraken die op macro niveau
besproken worden uit te voeren. Ze maken verbindingen met elkaar
(macro en meso).
SW als sociaal-politiek instrument daardoor onderdeel van de ‘civil
society’ (maatschappelijk middenveld).
Dus SW ondersteunt individuen, groepen, organisaties,… om zich sociaal
te ontplooien en maatschappelijk te engageren.
Wat zijn de doelstellingen van het sociaal werk om ervoor te zorgen dat er
voor iedereen een menswaardig leven is?
Meewerken aan sociale inclusie: mensen aan boord houden van de
samenleving en dat ze er mee vorm aan kunnen geven. De regels
op macro niveau moeten gevolgd worden.
Sociale exclusie tegengaan: uitsluiting tegengaan.
Bv. FOD Sociale zekerheid, OCMW’s, volwassenonderwijs, VDAB,
vakbonden, ziekenfondsen, sociale bewegingen, cultuurcentra,…
Dit niveau vormt het werkingsgebied van SW’ers.
2
Amber Heyrman Sociaal Werk II
, Meewerken aan ‘sociale inclusie’ en tegengaan van ‘sociale exclusie’ (cf.
definitie SW).
Maar ook: toezien op respecteren van regels: naast rechten ook op
plichten wijzen (kan leiden tot rolconflict) (cf. debat quid pro quo? Zie
later).
Cliënten en sociaal werkers ontmoeten elkaar in de ‘professionele
onderhandelingsruimte’.
2 elementen beïnvloeden deze ruimte :
Hoe komt een client bij een dienst terecht?
Wat is de opdracht van de SW’er en welke middelen heeft die ter
beschikking?
MICRO
Sociaal werkers hebben een bepaalde professionele identiteit (afhankelijk
van: persoonlijkheid, plaats van sociaal werk in maatschappij, …)
Cliënten krijgen te maken met:
Sociale exclusie: werkloosheid, armoede, psychische problemen,
criminaliteit, slechte huisvesting, …
Problemen met sociale inbedding: kwaliteit en intensiteit van sociale
contacten.
Hoeveelheid ‘kapitaal’ om mee aan de slag te gaan.
CONCLUSIE: ONTMOETING SOCIAAL WERKER – CLIËNT BINNEN:
Grenzen en wetgeving
Grenzen en organisaties
Grenzen van professionele onderhandelingsruimte
Schort iets aan deze contouren signaalfunctie van sociaal werkers:
aanklagen van (structurele) mechanismen van sociale uitsluiting.
2. GENERALISTISCH SOCIAAL WERK (H13)
COMPLEXE OPDRACHT VOOR SOCIAAL WERKERS
Cliënt ingebed in sociale en maatschappelijke context rekening houden met
persoonlijke draagkracht, hulpbronnen in de omgeving, diversiteit aan
(verweven) problemen op diverse levensdomeinen.
Dit sluit aan bij wat vandaag ‘generalistisch sociaal werk’ wordt genoemd.
WAT BETEKENT HET?
Moeilijk af te bakenen: specialist vs generalist.
Generalist: focussen zich niet op een specifiek iets.
Net zoals voor SW: géén eensluidende omschrijving.
Daarom focus op gemeenschappelijke elementen uit literatuur.
Net als bij basistheoretische onderbouw: onderscheid micro-meso-macro.
2.1. MICRO-NIVEAU
3
Amber Heyrman Sociaal Werk II
, MICRO-NIVEAU
Heeft betrekking op de relatie tussen de generalist en zijn cliënt(en):
professionele relatie of ‘werkalliantie’.
Onderscheid tussen algemene sociaal werk basishoudingen en specifiek
generalistische basishouding.
We maken onderscheid tussen:
Bewust omgaan met eigen referentiekader
o Hoe zit ik in elkaar? Hoe kijk ik naar de mensen/wereld?
o Elke sociaal werker heeft een eigen referentiekader.
o Dat referentiekader is gevormd door je voorgeschiedenis,
achtergrond, ervaringen en perspectieven.
o We zijn allemaal geneigd om onze eigen kijk als ‘normaal’ en
universeel te beschouwen en elk handelen vanuit dat
referentiekader te vertalen.
Vertrouwensrelatie (vraag: is dat altijd absoluut noodzakelijk?)
o Er moet eerst een vertrouwensrelatie zijn voor dat men kan
werken.
o Studies tonen aan dat sociaal werkers meer kans hebben om
hun cliënten te kunnen helpen als ze zich inzetten om een
zorgzame relatie aan te gaan, waarbij ze ruimte creëren voor
empathie, aanvaarding en vertrouwen, maar ook duidelijke en
expliciete procedures gebruiken.
Positieve krachtenbenadering (cf. empowerment)
o Men gaat vertrekken van hetgeen wat mensen wel kunnen.
o De generalist gaat ervanuit dat iedere cliënt krachten in zich
heeft die gebruikt kunnen worden om zijn levenskwaliteit te
verbeteren.
Participatie
o Wij bepalen niet alleen wat goed is voor de cliënten, dit wordt
samen besproken.
o Het opbouwen en uitbouwen van de werkrelatie tussen de
generalist en zijn cliënten is een samenwerkingsproces.
o Dat proces is het fundament van elke begeleiding en btekent
concreet dat generalisten het traject niet overnemen of
stappen opleggen aan cliënten.
Op maat en op tempo van de cliënt
o De generalist die werkt op maat van d cliënten hanteert een
goede basishouding waarbij hij vertrekt vanuit de noden van
de cliënt.
4
Amber Heyrman Sociaal Werk II