Onderzoeksvaardigheden
DEEL 1: KRITISCH DENKEN
Aandachtsblindheid = we focussen soms zo hard op één element dat we blind zijn voor alles wat daarbuiten
gebeurt, zelfs als we er met onze neus bovenop zitten.
We leven in een dynamische, mondiale kenniseconomie waar het accent verschuift van een productie-
economie naar de ontwikkeling en circulatie van kennis en innovatie.
Ons brein verwerkt informatie op 2 manieren:
1. Type 1-denken: snel, intuïtief en onbewust. Deze manier van denken zorgt ervoor dat je snel kan
handelen en meerdere dingen tegelijk kan doen
2. Type 2-denken: langzaam, expliciet, bewust. Dit type verloopt beredeneerd. Je past bepaalde regels en
strategieën toe. Het kost meer inspanning.
Het proces dat je bewaart en verwerkt noemen we interpreteren.
Als we geen rekening houden met onze subjectieve interpretatie van de werkelijkheid, dan wordt ons kritisch
denken bedreigd.
Confirmation bias of tunnelvisie:
Ons brein is steeds op zoek naar bevestiging. We hebben van nature vooral oog voor elementen die ons reeds
gevormde meningen, keuzes en handelingen ondersteunen en niet voor elementen die dat niet doen. We
hechten vooral waarde aan informatie die onze mening bevestigt omdat ons brein systematisch kiest voor de
weg van de minste weerstand. Het brein kan moeilijk om met toeval of dingen die op het eerste gezicht
onverklaarbaar zijn. Het snel bevestigen van onze eigen mening en wensdenken (wishful thinking) kosten
minder mentale energie dan het voortdurend in vraag stellen van onze ideeën.
Confirmation bias kan je voorkomen door type 2-denken te activeren.
Ook internetgiganten maken handig gebruik van onze tunnelvisie door middel van filterbubbels.
Groepsdruk:
We hebben van nature de neiging om ons aan te passen aan de groep en niet te veel op te vallen als individu.
Misleid door anderen:
Filterbubbel:
Een gepersonaliseerd aanbod kan handig zijn, maar heeft ook een belangrijke keerzijde: bij nieuwe
zoekopdrachten wordt alles wat niet binnen je profiel past weg gefilterd. Dit heeft een grote invloed op de
diversiteit van de informatie die je te zien krijgt. Hierdoor ontstaat er een filterbubbel.
Framing:
= Communicatiestrategie waarbij je bewust de aandacht vestigt op een aantal kenmerken, terwijl je de andere
kenmerken negeert. Zo stuur je de manier waarop het publiek de boodschap interpreteert.
Framing op sociale media is de meest voorkomende vorm.
Ook in de reclame wordt het veel gebruikt om consumenten te overtuigen.
Daarnaast vaak gebruikt bij propaganda en activisme om de publieke opinie te beïnvloeden.
Brand journalism en clickbait:
Brand journalism via gesponsorde artikels.
Clickbait = artikels die via een sensationele, misleidende titel lezers verleiden om op het artikel te klikken.
Slordige journalistiek
1
,Complottheorieën en pseudowetenschappen:
Complottheorie = alternatieve, maar foutieve verklaring voor een gebeurtenis.
Pseudowetenschappen = stelsels van opvattingen, theorieën, ideeën waarvan de aanhangers beweren dat ze
wetenschappelijk zijn, zonder enig wetenschappelijk bewijs.
Kritisch omgaan met bronnen
verschillende soorten bronnen:
Schriftelijke bronnen:
Populaire literatuur
Vakliteratuur
Wetenschappelijke literatuur
Beeldmateriaal
Andere soort van onderscheiding:
Primaire bronnen: rechtstreeks betrokken
Secundaire bronnen: interpretatie van primaire bronnen, niet rechtstreeks betrokken
Kritische analyse van beeldmateriaal:
4 vormen van beeldmanipulatie:
Foto’s of video’s in een andere context plaatsen
Foto bewerken
Video’s via montage manipuleren
Video bewerken met deepfake
Feiten en meningen onderscheiden:
Feit Mening
Objectief Subjectief
Geverifieerd door experten Gebaseerd op emoties, persoonlijke overtuigingen
en/of vooroordelen
Bewezen, wordt door andere bronnen bevestigd, Niet bewezen, vatbaar voor interpretatie,
kan je controleren bevooroordeeld
Versterkt je argumentatie Verzwakt je argumentatie
Geschikt om te gebruiken in wetenschappelijke Niet geschikt om te gebruiken in wetenschappelijke
papers, bachelorproeven, enz. papers, bachelorproeven, enz.
Meningen van zwak naar sterk:
Persoonlijke mening van een individu
Persoonlijke mening van een groep
Mening van een expert
Mening van een groep experten
Feiten van zwak naar sterk: hoe meer bewijzen, hoe sterker het feit.
Verschillende methoden om de kwaliteit van online-informatie te controleren. Eén ervan is de CRAAP-test.
Deze onderzoekt de kwaliteit van een website aan de hand van 5 criteria:
1. Currency (actualiteit)
2. Relevance (relevantie)
3. Authority (autoriteit)
4. Accuracy (volledigheid)
5. Purpose (bedoeling)
2
, Omgaan met tegenstrijdige informatie:
hoe komt het dat experten elkaar tegenspreken:
1. Voortschrijdend inzicht: essentie van alle wetenschappen
2. Complexiteit van problemen
Informatie ordenen:
Je kan hierbij gebruik maken van een mindmap. Dit helpt je om het overzicht te bewaren en onderscheid te
maken tussen hoofd- en bijzaken.
Deductief en inductief redeneren:
Deductieve redenering Inductieve redenering
Is onweerlegbaar Drukt een waarschijnlijkheid uit, geeft geen absolute
zekerheid
Uit een algemene regel kan een specifieke situatie Uit een aantal specifieke situaties wordt een
afgeleid worden algemene regel afgeleid (generalisatie)
Alle logicaregels moeten gerespecteerd worden Gaat uit van een hypothese: uit het verleden wordt
de toekomst voorspeld
Wordt bv. gebruikt bij het oplossen van een sudoku, Wordt bv. gebruikt bij het voorspellen van het weer
een wiskundige vergelijking of een logigram of het verloop van een pandemie
Top-down Bottom-up
Valkuilen bij deductief redeneren:
1. Waarheid vs. Geldigheid
2. Correlatie en causaliteit:
Correlatie = verband tussen 2 variabelen
Causaliteit = een oorzakelijk verband
Onterechte causaliteit = als er een oorzakelijk verband wordt gelegd dat er in werkelijkheid niet is
Syllogisme = een deductieve redeneervorm die steeds bestaat uit twee premissen of stellingen en een
conclusie.
Als-danredenering = een deductieve redeneervorm. Het als-deel gaat meestal over een oorzaak en het dan-
deel over een gevolg.
Conclusies die ontstaan door inductie zijn nooit absoluut, universeel geldend. Ze drukken slechts een
waarschijnlijkheid uit en daarom zijn ze niet bestand tegen onverwachte gebeurtenissen.
Bij inductieve redenering moet je goed opletten voor enkele valkuilen:
Onvoldoende proberen te weerleggen:
Verifiëren: een wetenschappelijke theorie bevestigen door extra bewijs te leveren.
Falsifiëren: Een wetenschappelijk theorie weerleggen door tegenbewijs te leveren.
Overhaaste generalisatie
Kansen en waarschijnlijkheden verkeerd inschatten
o Conjunction fallacy: een redeneerfout waarbij je de kans op een bepaalde combinatie van
gebeurtenissen groter inschat dan de kans op elk van die gebeurtenissen afzonderlijk.
o Base rate fallacy: komt voor als je geen rekening houdt met de omvang of de verhouding van
populaties, maar je laat misleiden door opvallende vertegenwoordigers of kenmerken van
een populatie
o Wet van de grote getallen: stelt dat toeval bij een kleine steekproef meer invloed heeft dan
bij een grote steekproef, omdat bij een grotere steekproef de resultaten uitmiddelen tot de
verwachte waarden. Bij kleinere steekproeven zijn voorspellingen dus veel moeilijker dan bij
grotere steekproeven.
3
DEEL 1: KRITISCH DENKEN
Aandachtsblindheid = we focussen soms zo hard op één element dat we blind zijn voor alles wat daarbuiten
gebeurt, zelfs als we er met onze neus bovenop zitten.
We leven in een dynamische, mondiale kenniseconomie waar het accent verschuift van een productie-
economie naar de ontwikkeling en circulatie van kennis en innovatie.
Ons brein verwerkt informatie op 2 manieren:
1. Type 1-denken: snel, intuïtief en onbewust. Deze manier van denken zorgt ervoor dat je snel kan
handelen en meerdere dingen tegelijk kan doen
2. Type 2-denken: langzaam, expliciet, bewust. Dit type verloopt beredeneerd. Je past bepaalde regels en
strategieën toe. Het kost meer inspanning.
Het proces dat je bewaart en verwerkt noemen we interpreteren.
Als we geen rekening houden met onze subjectieve interpretatie van de werkelijkheid, dan wordt ons kritisch
denken bedreigd.
Confirmation bias of tunnelvisie:
Ons brein is steeds op zoek naar bevestiging. We hebben van nature vooral oog voor elementen die ons reeds
gevormde meningen, keuzes en handelingen ondersteunen en niet voor elementen die dat niet doen. We
hechten vooral waarde aan informatie die onze mening bevestigt omdat ons brein systematisch kiest voor de
weg van de minste weerstand. Het brein kan moeilijk om met toeval of dingen die op het eerste gezicht
onverklaarbaar zijn. Het snel bevestigen van onze eigen mening en wensdenken (wishful thinking) kosten
minder mentale energie dan het voortdurend in vraag stellen van onze ideeën.
Confirmation bias kan je voorkomen door type 2-denken te activeren.
Ook internetgiganten maken handig gebruik van onze tunnelvisie door middel van filterbubbels.
Groepsdruk:
We hebben van nature de neiging om ons aan te passen aan de groep en niet te veel op te vallen als individu.
Misleid door anderen:
Filterbubbel:
Een gepersonaliseerd aanbod kan handig zijn, maar heeft ook een belangrijke keerzijde: bij nieuwe
zoekopdrachten wordt alles wat niet binnen je profiel past weg gefilterd. Dit heeft een grote invloed op de
diversiteit van de informatie die je te zien krijgt. Hierdoor ontstaat er een filterbubbel.
Framing:
= Communicatiestrategie waarbij je bewust de aandacht vestigt op een aantal kenmerken, terwijl je de andere
kenmerken negeert. Zo stuur je de manier waarop het publiek de boodschap interpreteert.
Framing op sociale media is de meest voorkomende vorm.
Ook in de reclame wordt het veel gebruikt om consumenten te overtuigen.
Daarnaast vaak gebruikt bij propaganda en activisme om de publieke opinie te beïnvloeden.
Brand journalism en clickbait:
Brand journalism via gesponsorde artikels.
Clickbait = artikels die via een sensationele, misleidende titel lezers verleiden om op het artikel te klikken.
Slordige journalistiek
1
,Complottheorieën en pseudowetenschappen:
Complottheorie = alternatieve, maar foutieve verklaring voor een gebeurtenis.
Pseudowetenschappen = stelsels van opvattingen, theorieën, ideeën waarvan de aanhangers beweren dat ze
wetenschappelijk zijn, zonder enig wetenschappelijk bewijs.
Kritisch omgaan met bronnen
verschillende soorten bronnen:
Schriftelijke bronnen:
Populaire literatuur
Vakliteratuur
Wetenschappelijke literatuur
Beeldmateriaal
Andere soort van onderscheiding:
Primaire bronnen: rechtstreeks betrokken
Secundaire bronnen: interpretatie van primaire bronnen, niet rechtstreeks betrokken
Kritische analyse van beeldmateriaal:
4 vormen van beeldmanipulatie:
Foto’s of video’s in een andere context plaatsen
Foto bewerken
Video’s via montage manipuleren
Video bewerken met deepfake
Feiten en meningen onderscheiden:
Feit Mening
Objectief Subjectief
Geverifieerd door experten Gebaseerd op emoties, persoonlijke overtuigingen
en/of vooroordelen
Bewezen, wordt door andere bronnen bevestigd, Niet bewezen, vatbaar voor interpretatie,
kan je controleren bevooroordeeld
Versterkt je argumentatie Verzwakt je argumentatie
Geschikt om te gebruiken in wetenschappelijke Niet geschikt om te gebruiken in wetenschappelijke
papers, bachelorproeven, enz. papers, bachelorproeven, enz.
Meningen van zwak naar sterk:
Persoonlijke mening van een individu
Persoonlijke mening van een groep
Mening van een expert
Mening van een groep experten
Feiten van zwak naar sterk: hoe meer bewijzen, hoe sterker het feit.
Verschillende methoden om de kwaliteit van online-informatie te controleren. Eén ervan is de CRAAP-test.
Deze onderzoekt de kwaliteit van een website aan de hand van 5 criteria:
1. Currency (actualiteit)
2. Relevance (relevantie)
3. Authority (autoriteit)
4. Accuracy (volledigheid)
5. Purpose (bedoeling)
2
, Omgaan met tegenstrijdige informatie:
hoe komt het dat experten elkaar tegenspreken:
1. Voortschrijdend inzicht: essentie van alle wetenschappen
2. Complexiteit van problemen
Informatie ordenen:
Je kan hierbij gebruik maken van een mindmap. Dit helpt je om het overzicht te bewaren en onderscheid te
maken tussen hoofd- en bijzaken.
Deductief en inductief redeneren:
Deductieve redenering Inductieve redenering
Is onweerlegbaar Drukt een waarschijnlijkheid uit, geeft geen absolute
zekerheid
Uit een algemene regel kan een specifieke situatie Uit een aantal specifieke situaties wordt een
afgeleid worden algemene regel afgeleid (generalisatie)
Alle logicaregels moeten gerespecteerd worden Gaat uit van een hypothese: uit het verleden wordt
de toekomst voorspeld
Wordt bv. gebruikt bij het oplossen van een sudoku, Wordt bv. gebruikt bij het voorspellen van het weer
een wiskundige vergelijking of een logigram of het verloop van een pandemie
Top-down Bottom-up
Valkuilen bij deductief redeneren:
1. Waarheid vs. Geldigheid
2. Correlatie en causaliteit:
Correlatie = verband tussen 2 variabelen
Causaliteit = een oorzakelijk verband
Onterechte causaliteit = als er een oorzakelijk verband wordt gelegd dat er in werkelijkheid niet is
Syllogisme = een deductieve redeneervorm die steeds bestaat uit twee premissen of stellingen en een
conclusie.
Als-danredenering = een deductieve redeneervorm. Het als-deel gaat meestal over een oorzaak en het dan-
deel over een gevolg.
Conclusies die ontstaan door inductie zijn nooit absoluut, universeel geldend. Ze drukken slechts een
waarschijnlijkheid uit en daarom zijn ze niet bestand tegen onverwachte gebeurtenissen.
Bij inductieve redenering moet je goed opletten voor enkele valkuilen:
Onvoldoende proberen te weerleggen:
Verifiëren: een wetenschappelijke theorie bevestigen door extra bewijs te leveren.
Falsifiëren: Een wetenschappelijk theorie weerleggen door tegenbewijs te leveren.
Overhaaste generalisatie
Kansen en waarschijnlijkheden verkeerd inschatten
o Conjunction fallacy: een redeneerfout waarbij je de kans op een bepaalde combinatie van
gebeurtenissen groter inschat dan de kans op elk van die gebeurtenissen afzonderlijk.
o Base rate fallacy: komt voor als je geen rekening houdt met de omvang of de verhouding van
populaties, maar je laat misleiden door opvallende vertegenwoordigers of kenmerken van
een populatie
o Wet van de grote getallen: stelt dat toeval bij een kleine steekproef meer invloed heeft dan
bij een grote steekproef, omdat bij een grotere steekproef de resultaten uitmiddelen tot de
verwachte waarden. Bij kleinere steekproeven zijn voorspellingen dus veel moeilijker dan bij
grotere steekproeven.
3