Normale spraak- taalontwikkeling
Deel 1: Taalkunde
Inleiding
Taal bestaat uit drie taalaspecten/componenten: taalvorm, taalinhoud en taalgebruik.
Er zijn vijf taalfacetten: fonologie/klankleer, morfologie/woordleer, syntaxis/zinsleer,
semantiek/betekenisleer en pragmatiek/taalhandelingsleer.
Er zijn vier taalmodaliteiten: begrijpen, uiten, geschreven en gesproken.
Schematisch overzicht:
Taalbegrip Taalproductie
(input, passief) (output, actief)
Taalinhoud: Het begrijpen van het Een zitmeubel met vier
woord ‘zeepbel’. poten benoemen als ‘stoel’.
= taalbetekenis
= semantiek Het begrijpen van de zin De actie van een kind
‘Het kostte hem geen beschrijven a met volgende
moeite.’ zin: ‘Julliette klimt op de
stoel.’
Taalvorm: Het verschil begrijpen Het zelf produceren van de
tussen ‘bloempjes’ en voorbeelden bij het begrip.
= taalstructuur ‘bloemen’.
= fonologie, morfologie en
syntaxis Het verschil begrijpen De correcte vervoeging van
tussen de zinnen: ‘Mats het werkwoord gebruiken.
beet de hond.’ en ‘De hond
beet Mats.’
Taalgebruik: Begrijpen dat een pauze bij Je taalgebruik aanpassen
de spreker kan betekenen aan de context.
= taal in sociale context dat je dan kunt
= pragmatiek beurtnemen.
1
,1 Fonologie en fonetiek = klankleer
1. Medeklinkers of consonanten
2. Klinkers of vocalen
3. Tweeklanken of diftongen
De fonetiek (articulatorisch, akoestisch, auditief) onderzoekt de feitelijke realisering van de
klanken, de fonologie houdt zich bezig met het klanksysteem van een taal.
Minimale paren = Woordparen die zich maar in één klank van elkaar onderscheiden zoals
zit/pit, bom/boom en kous/kuis.
Lichaamsdelen die betrokken zijn bij de productie van klanken:
1. Labia = lippen
2. Dentes = tanden
3. Alveolen = tandkasrichels
4. Palatum = hard verhemelte
5. Velum = zacht verhemelte
6. Uvula = huig
7. Apex = tongpunt
8. Lamina = tongblad
9. Lamina = tongblad
10. Dorsum = tongrug
11. Radix = tongwortel
12. Epiglottis = strotklepje
13. Nasale holte = neusholte
14. Orale holte = mondholte
15. Farynx = keel
16. Oesophagus = slokdarm
17. Larynx met glottis = strottenhoofd
met stembanden
18. Trachea = luchtpijp
Pulmonair egressieve luchtstroom = Luchtstroom die vertrekt vanuit de longen die door de
luchtpijp, het strottenhoofd en het aanzetstuk gaat. Dit is bij normale spraak, bij het boeren
en bij oesofagale spraak. Dat laatste is wanneer de persoon in kwestie praat met de
slokdarm bijvoorbeeld door een stoma, of wanneer er geen stembanden meer aanwezig zijn
door bijvoorbeeld keelkanker.
Ingressief luchtstroommechanisme = Lucht die naar binnen beweegt tijdens het spreken of
wanneer we een schrikgeluid maken. Het komt ook voor in een taal met een bepaalde
klikklank “Xhosa”.
2
, Er zijn 20 medeklinkers/consonanten:
5 plosieven/plofklanken (p, t, k, b, d)
7 fricatieven/wrijfklanken (f, s, g, h, v, z, l)
3 nasalen/neusklanken (m, n, ng)
2 liquidae/vloeiklanken (tongpunt r, l)
2 glides/glijklanken (w, j)
Er zijn 13 klinkers/vocalen:
Korte vocalen (i, e, a, o, u)
Lange vocalen (ie, uu, oe, aa, ee, eu, oo)
Doffe e of de sjwa
Er zijn 3 tweeklanken/diftongen:
ei/ij
ui
au/ou
Fonetisch transcriberen = spraakklanken heel accuraat schrijven volgens het IPA-systeem
(International Phonetic Alphabet) zie extra notities.
Fonetische spelling [ ] Elke klank heeft slechts één teken.
Fonologische spelling / /
Traditionele spelling < >
Lange klanken transcriberen we zonder dubbelepunt behalve aan het einde van een
woord of voor de [r]/[R] omdat de klanken dan extra lang worden.
Vreemde woorden krijgen de tekens van leenvocalen.
Tweeklanken zijn altijd halflang daarom staat er een punt na het eerste teken.
De overgangsklank wordt in het klein bovenaan getranscribeerd.
Deletie = Wanneer een consonant wordt weggelaten in een consonantencluster. Bij het
weglaten van een ‘t’ spreken we van t-deletie, bij het weglaten van een h spreken we van h-
deletie (door de inspanning die nodig is).
Insertie/epenthese = Het inschuiven van een klank ter vergemakkelijking van de
uitspraak.
Bij een adempauze wordt eer een verticale streep getrokken. Bij een lange adempauze is
dat een dubbele verticale streep.
3