VLOEIENDHEID: THERAPIE
HOORCOLLEGE 1 EN 2: BEHANDELDOELEN EN -
TECHNIEKEN IN STOTTERTHERAPIE
BEHANDELDOELEN IN STOTTERTHERAPIE
We onderscheiden behandeldoelen met betrekking tot zichtbaar stottergedrag
en met betrekking tot coverte stottercomponenten.
De behandeldoelen met betrekking tot zichtbaar stottergedrag richten zich
op de stottermomenten zelf en het secundair stottergedrag.
o Stottermomenten: herhalingen, blokkeringen, verlengingen
o Secundair stottergedrag: vermijden, startgedrag, duwgedrag,
uitstellen
De behandeldoelen met betrekking tot coverte stottercomponenten richten
zich op cognities, emoties en globale attitudes.
!! Een cliënt zal zelden komen met de vraag om het secundair gedrag te
reduceren want ze maken zelf geen onderscheid tussen het stotteren en de
reacties daarop.
!! Je zal eerst werken aan coverte stottercomponenten want bijvoorbeeld als een
kind bang is van water, kan je het ook niet leren zwemmen zonder het eerst te
leren wennen aan water.
Er zijn ook behandeldoelen met betrekking tot spraak- en taal en met betrekking
tot communicatieve/sociale vaardigheden. Soms is het nodig om meer te doen
door comorbide problemen, in dat geval komen deze behandeldoelen aan bod.
Deze doelen zijn echter niet altijd nodig. Het stotteren gaat vaak samen met het
aanscherpen van de communicatieve vaardigheden.
Het ICF dient altijd als een leidraad, het geeft inzicht in de behandeldoelen. Bij
elk van de ICF componenten kan je wel een aantal therapiedoelen plaatsen, bij
functies is dit minder het geval bij stotteren. Het ICF kan helpen om te bepalen
op welke aspecten gewerkt moet worden.
1
,Bij activiteiten kan je dingen vermijden, secundaire reacties, … plaatsen. Bij
participatie kan je invloed op de sociale vaardigheden zoals interactie met
anderen plaatsen. Bij externe factoren kan je dingen zoals pesten en motivatie
van de ouders plaatsen. Dit kan een invloed hebben op de mate waarin een kind
communicatief zal functioneren. Bij de persoonlijke factoren plaats je het
temperament, de leerervaringen die opgedaan zijn door of met het stotteren, …
Alle doelen die gesteld worden kunnen worden ondergebracht in het ICF model.
Je werkt toe naar een cliëntgericht behandelplan, niet elke cliënt heeft dezelfde
noden en wensen. Het behandelplan is gepersonaliseerd en wordt opgesteld op
basis van een grondige en brede inventarisatie en analyse en op basis van de
wensen en voorkeuren van de cliënt.
Als je cliëntgericht werkt, staat de cliënt centraal. Je hecht veel belang aan een
geïnformeerde cliënt, de cliënt heeft veel inzicht in het eigen stottergedrag en
weet wat stotteren is, hij kan zijn eigen stottermomenten herkennen en ook de
emoties en cognities daarrond. Een geïnformeerde cliënt die zelf goede kennis en
inzicht heeft van de eigen stoornis kan mee beslissen over de therapie, de cliënt
is dan een evenwaardige spreekpartner. Bij kleine kinderen zijn het de ouders die
geïnformeerd worden, ze worden co-therapeut. De cliënt zal een belangrijke stem
krijgen in de keuze van wat belangrijk is en het therapieplan samen in
samenspraak met hem worden opgesteld, volgens wat hij zelf belangrijk vindt.
De probleemsamenhang kan gebruikt worden als leidraad. De
probleemsamenhang kan een mooie samenvatting vormen van alle resultaten,
gesprekken en onderzoeken. Ook hieruit kan je therapiedoelen afleiden, net zoals
bij het ICF. De probleemsamenhang doet nadenken over de vermoedelijke
relaties tussen verschillende probleemaspecten, sterktes, obstakels, … Het
visualiseert die veronderstelde samenhang en brengt de cliëntspecifieke
behandeldoelen aan het licht. Het kan ook helpen om de therapiestappen te
ordenen, dit zijn meerwaarden van de probleemsamenhang.
COVERT
COVERT: COGNITIEF
Je werkt toe naar neutrale cognities voorafgaand, tijdens en na stottermomenten,
stottergerelateerde stimuli, spreeksituaties, … Het doel is dus neutrale cognities
2
,gekoppeld aan het spreken en momenten dat het mis gaat in het spreken en bij
uitlokkende stimuli. Het eindproduct van de therapie is dat de cliënt neutraler
nadenkt en positief probleemoplossend denkt. De cognities moeten neutraler
worden ten aanzien van de eigen stottermomenten los van elke omstandigheid
en ten aanzien van alle uitlokkende factoren.
COVERT: EMOTIONEEL
Een attitude is een houding tegenover een attitudeobject met drie, geïntegreerde
componenten:
1. Affective: hoe voel ik me erbij?
2. Behavioral: welk gedrag lokt het bij me uit?
3. Cognitive: hoe denk ik erover? Wat roept het bij me op?
COVERT: ALGEMENE ATTITUDE
Ideaal is een geëmpowerde communicator, dat is:
Iemand die kennis en inzicht heeft in spreken en stotteren en daarover
desgewenst spontaan en vaardig uitleg verschaft
Iemand die de meeste spreeksituaties ontspannen en met vertrouwen
tegemoet treedt.
Iemand die probleemoplossende vaardigheden hanteert, zowel met
betrekking tot spreken en stotteren zelf, als ten aanzien van potentieel
stotteruitlokkende situaties en andere stressoren
Iemand die op dat vlak een rolmodel voor andere, niet-vloeiende en
vloeiende sprekens kan zijn
Een geëmpowerde communicator zou iemand zijn die zich door het stotteren niet
laat tegenhouden om te praten en/of plezier te maken.
GEDRAGSVERANDERINGSTECHNIEKEN STOTTERTHERAPIE (COVERT)
3
, Als je de emoties van een cliënt wil temperen via de cognities, maak je gebruik
van de cognitieve technieken. Desensitisering is het minder gevoelig
worden/maken voor bepaalde prikkels waar ze nu nog wel gevoelig voor zijn en
op een bepaalde manier op zullen reageren. Enkele technieken hangen vast aan
het overt gedrag van de cliënt, hiervoor heb je vaardigheidstraining nodig.
Het doel is altijd om hinderlijke cognities te neutraliseen en positiever te maken
en om hinderlijke emoties te temperen en positiever te maken, beiden ten
aanzien van stottermomenten en stotteruitlokkende prikkels. Het
neutraliseren/positiever maken van cognities kan op zijn beurt worden gezien als
een tussendoel naar het temperen/optimaliseren van emoties.
INGRIJPEN VIA DE STIMULI/SITUATIES
Het doel is met stotteren gerelateerde stimuli en situaties weer emotioneel
neutraal/positief maken. De stimuli zijn de normale onvloeiendheden,
stottermomenten en allerlei deelaspecten ervan maar ook de stotteruitlokkende
stimuli en situaties. Onder deelaspecten vallen het soort stotteren, hoe lang je
stottert, de frequentie van stotteren, dit zijn zaken waar je de emoties bij wil
temperen. Onder stotteruitlokkende stimuli vallen tijdsdruk, luisteraargedrag,
luisteraarreacties, ...
Je kan tijdelijk stotter- en of/ angstuitlokkende stimuli/situaties vermijden,
weghalen of verminderen. Je gaat dan de intensiteit van de stimuli reduceren.
Vermijdingsgedrag is eigenlijk secundair gedrag, je gaat het dus niet stimuleren.
Je kan het vermijden niet gebruiken ten aanzien van de stottermomenten, want
hier heb je geen controle op. Je kan wel de contextuele factoren die stotteren
gaan uitlokken verminderen of vermijden. Als de context gemanipuleerd wordt
waardoor de uitlokkende factoren minder aanwezig zullen zijn, gaat de
4