Assessment en gespreksvoering
Instroom
Doorstroom:
- Boordeling: functionerings- en evaluatiegesprek -> zelf kunnen
- Ontwikkeling
- Beloning
Uitstroom: uitdiensttreding (exit, ontslag)
H6: beoordeling
6.1 Inleiding
-> Medewerker heeft draai gevonden en kan functie reeds zelfstandig uitvoeren (geen
nieuwkomer meer) -> dankzij onthaal
Alle aspecten van het personeelsmanagement zijn nu ook op hem van toepassing
- Verwachting goed te presteren
- Wordt geëvalueerd en beoordeeld
- Maakt kans op promotie
- Volgt vormingen
-> Neemt deel aan aspecten personeelscyclus Michigan Matching model
Michigan Matching model:
- Competentiemanagement als basis voor ALLE delen
- Functioneringsgesprekken na de prestatie
- Evaluatiegesprek bij beoordelingsfase
Casus 1: Negatieve feedback = vb examenvraag
“Een medewerker reageert de laatste tijd heel kort en agressief tegen zijn collega’s. Hij is erg
temperamentvol en neemt feedback snel persoonlijk. Jij wilt hem op een constructieve manier
feedback geven hierover.”
- Hoe ga je te werk?
- Welke gesprekstechnische elementen hanteer je?
Casus 2: Motiveren voor een taak
“Je hebt de inzet van een medewerker nodig voor een taak in de organisatie: het organiseren van
een studiedag. Hiervoor kan je weinig budget vrijmaken. Je hebt een heel consciëntieuze collega
op het oog die hiervoor geschikt is.”
- Hoe pak je dit aan?
- Welke aspecten breng je in rekening?
,Casus 3: Negatieve boodschap
“Een medewerker geeft aan klaar te zijn voor een stapje verder. Hij geeft aan geen uitdaging
meer te vinden in zijn huidige job. Jij denkt zelf dat het nog te vroeg is om de stap te zetten.”
- Hoe pak je dit aan?
Oplossing aftoetsen:
1. VOORDIEN – Doel bepalen
Vanuit welke beweegreden? - Wat is mijn doel? - Wat wil ik bereiken? Impact?
Houd rekening met mate waarin partner de feedback kan opvangen
2. VOORDIEN EN TIJDENS – Wat denk ik echt / Wat voel ik / Waar geloof ik in?
Grondhouding: authentiek – empathie (non- verbaal en verbaal)
- Hoe: straal je uit: houding, gezichtsuitdrukking, oogcontact, luisteren, aandacht
- Waar: omstaanders, mede luisteraars, … => creëer veilige sfeer
- Wat: Ik boodschap + Gevoel / Gedachte / Vaststelling + Concreet* + Actueel
!! Let op: observaties vs interpretaties=> Wat zie je? vs Wat denk je te zien?
‘Ik heb het gevoel dat je bang bent’ = interpretatie
<-> ‘Ik merk dat je moeilijk uit je woorden komt’ = observatie
3. TIJDENS – Wat zeg ik / Hoe zeg ik het
*Concreet:
Vb Ik merk dat je de laatste tijd ≠ concreet
Vb ‘Je bent kort en agressief’ -> je: stem verheffen, roepen, schelden
Stiltehantering :) -> geef persoon kans/tijd/ruimte om na te denken
Parafraseren: = hervertalen/ aftoetsen: ‘heb ik het goed begrepen dat…?’
Reflecteren: peilen naar het gevoel van de ander.
Vragen stellen: open, niet suggestieve vragen: “Hoe, wat, waar, wat maakt dat,…”
Casus 1:
Voordien:
Doel: Constructief feedback geven.
Tijdens: Wat denk, voel, geloof ik?
- Ik denk: Medewerker heeft ondersteuning nodig. Hij heeft een lastige periode. Ik wil
hem wijzen op zijn gedrag, maar ook klankbord zijn.
- Ik zeg: “Jan kom je even mee naar mijn kantoor?” = veilige context
- “Jan, ik merk dat je de laatste tijd kort bent tegen collega’s. Ik denk daarbij aan wat je
vanmorgen aan Peter zei: “Je bent weeral 5 min. te laat… best dat we niet allemaal zo
nonchalant zijn.” = concreet + actueel
- “Herken je dit?” = reflecteren (peilen gevoel ander)
, - “Ik wil graag horen wat er in je omgaat, zodat we opnieuw constructief met elkaar in
gesprek kunnen.” + stilte (=stiltehantering)
Casus 2:
Voordien:
Doel: Medewerker motiveren.
Tijdens: Wat denk, voel, geloof ik?
- Ik denk: Medewerker bezit de competenties om de taak goed uit te voeren.
- Ik zeg: “Nel, heb je 5 min. tijd voor mij? Kom je naar mijn bureau?” = veilige context
(medewerker kan/mag weigeren)
- “Nel, ik heb een team nodig om de studiedag te organiseren. Vorig jaar organiseerde je
onze teamdag en die zat top in elkaar. Ik ben ervan overtuigd dat je de competenties
bezit om die studiedag op poten te zetten.” = Ik-boodschap + concreet + authentiek
- “Zou je dat zien zitten?” = reflecteren (peilen gevoel ander)
- Antwoord Nel: Momenteel druk met verwerking van de rapporten…
- “Begrijp ik het goed dat je momenteel weinig ruimte heb in je agenda wegens de
rapporten?” = Parafraseren
Casus 3:
Voordien:
Doel: Medewerker inzicht geven in tekort aan competenties.
Tijdens: Wat denk, voel, geloof ik?
- Ik denk: Medewerker bezit de competenties niet om de functie goed uit te oefenen.
- Ik zeg: “Suzy, ik wil graag jouw functioneren bespreken. Plan je een gesprek in?” = tijd nemen
+ veilige context
- “Suzy, ik lees in jouw rapport dat je graag een stap verder wil zetten in jouw takenpakket, maar
denk dat het hiervoor nog te vroeg is.” = Ik-boodschap + concreet + authentiek + met de deur
in huis vallen
- Stilte = stiltehantering
- Antwoord Suzy: pffff echt..euh…???
- “Ik begrijp dat dit niet evident is.” = gevoelsreflectie
- “Omwille van jouw functioneren tijdens het project ‘veilig op het werk’, heb ik besloten dat een
volgende stap te vroeg is.” = concreet
Feedback geven:
- Wees concreet en specifiek, niet vaag
- Actualiteit: gebruik actuele voorbeelden: wanneer concreet?
Zo snel mogelijk na het gedrag
, => Regelmatig feedback geven (niet wachten tot officieel gesprek)
- Creëer veilige sfeer
- Over veranderbaar gedrag (!op de bal ipv op de man)
‘Je bent nonchalant’ vs ‘je gedraagt je nonchalant’
- In de IK-vorm
- Eerlijk
Staven met actuele en concrete voorbeelden -> beter aanvaard
- = Doelgericht -> met een intentie
- Zonder het woordtje ‘maar…’ (broodje feedback -> + - +)
Zo gaat negatieve feedback verloren
6.2 Beoordeling en competentiemanagement
Functioneringsgesprekken
- Wat wil WN? Evaluatiegesprekken Beoordelen
- Objectieven bereikt? - ROI?
- Wat wil WG?
