Inleiding tot het economisch recht
een korte samenvatting
inleiding tot het recht 2
algemene inleiding 2
publiekrecht 7
vier kernbegrippen uit het privaatrecht 9
buitencontractuele aansprakelijkheid (art 1382 BW) 10
overeenkomst (art 1134 BW) 11
vertegenwoordiging (art 1998 BW) 14
vermogen (art 7-8 Hyp. W, NBW) 15
recapitulatie en oefeningen 16
(inleiding tot het handels-, vennootschaps- en economisch recht 17
handelaar, onderneming en vennootschap 17
de onderneming 17
intellectuele eigendom/ marktrecht (het faillissement) 17)
(side note: blauw gemarkeerd wilt zeggen dat het heel belangrijk is voor het examen, geel
gemarkeerd wilt zeggen dat het een verwijzing naar een wet is )
,I. inleiding tot het recht
(cursus: inleiding tot het economisch recht + vertegenwoordiging in andere)
A. algemene inleiding
(pagina 1-15 + les 23/09 - 30/09)
● definitie(s): recht = geheel van regels dat uiterlijke gedragingen van mensen regelt,
die in een bepaalde maatschappij door een daartoe bevoegd orgaan worden
opgelegd en waarvan de naleving door de overheid afdwingbaar is.
○ objectief recht= regels als geheel, algemeen verbindende gedragsregels
(“het” recht)
(=> subjectief recht=vanuit het standpunt individu (verwijst naar
rechtssubject: “een, zijn, mijn” recht), juridisch recht of plicht van iem
dat voortvloeit uit objectief recht)
● positief recht/vigerend = geldt op bepaald tijdstip op bepaalde
plaats (lege data)
● gemeen recht = uitdrukking algemene regel <> bijzonder
recht= geldt in welbepaald geval (relatieve begrippen)
gemeenschappelijk <> geldt voor een deelverzameling
=> bij conflict heeft bijzonder recht voorrang
● materieel recht= eigenlijke gedragsvoorschriften (welk)<>
formeel/procedureel recht = dient om deze af te dwingen (hoe)
○ aanvullend recht = regels die van toepassing zijn indien de partijen niets
anders zijn overeengekomen
○ dwingend recht= beschermen zuiver particuliere belangen, het zijn regels die
onvoorwaardelijk bindend zijn en waar partijen niet van kunnen afwijken door
andersluidende afspraken (kan achteraf afstand v dn indien recht verworven)
● van openbare orde: beschermen het algemeen belang en
overstijgen het louter particuliere belang (juridische
grondslagen waarop ethische, economische en sociale orde
van maatschappij rust) kan geen afstand van doen
● ook : ‘de goede zeden’ =fatsoensnormen (evolutief)
=> bij elke regel eigenlijk afvragen of het dwingend of aanvullend recht is
, ● wat als schuldenaar niet vrijwillig nakomt?
○ elk contract doet rechten en verbintenissen ontstaan voor partijen (mondeling
ook bindend)
○ verbod op eigenrichting= niet zomaar zelf schulden afdwingen tenzij
gewettigde zelfverdediging
○ misdrijf (onrechtmatigheid waar wet een straf voor oplegt, politie komt ervoor)
=/= burgerlijke onrechtmatigheid
■ straf = sanctie met als doel leed op leggen <> vergoeding = doel
slachtoffer herstellen (is geen straf) <> positieve sanctie kan ook (bvb.
subsidies)
○ verbreking contract:
1. in gebreke stellen: brief naar schuldenaar met uitnodiging (=
dagvaarding afgegeven door deurwaarder)
2. schuldeiser stelt vordering in tegen schuldenaar voor
rechtbank, luisteren naar de uitnodiging want anders vonnis bij
verstek
3. indien gelijk: vonnis (iets doen of niet doen) => heeft “gezag
van gewijsde” (= wat de rechter finaal heeft beslist wordt als
waarheid gehouden zelfs al kan later aangetoond worden dat
het niet waar was)
4. vonnis heeft uitvoerbare kracht/ titel=> formulier van
tenuitvoerlegging: dit bevel kan worden afgedwongen met
overheidsgeweld (deurwaarder doet dit: goederen opladen met
dreiging geweld (politie, sleutelmaker,...))
● recht = dwang en geweld, prijs(kaart) op je gedrag, sociaal fenomeen
=> overheid heeft monopolie, dit is gevaarlijk dus beperkingen..
=> evenwicht tussen bescherming en efficiëntie
○ “rechtstaat”: overheid moet zelf rechtsregels volgen
○ er zijn gereglementeerde procedures (voor uitvaardigen, toepassen en
afdwingen)
○ scheiding der machten: de macht is niet geconcentreerd, er is rechterlijke,
uitvoerende en wetgevende macht (een nadeel hiervan is wel dat het minder
efficiënt is)
○ de rechterlijke macht is onafhankelijk
■ voordeel: burgers hebben er niets op te zeggen, niet onderhevig aan
politieke druk
■ nadeel: voorbehouden voor mensen met diploma rechten = geen
afspiegeling vd maatschappij
=>spanningen, niet iedereen tevreden (zie kranten, media, …)
○ democratie: het volk heeft inspraak, we nemen deel aan de andere 2
machten
○ grondrechten= fundamentele rechten en vrijheden, hier kan meerderheid niet
over beslissen (sinds WO II) , de rechterlijke macht beslist of wetten in
overeenstemming zijn met deze hogere normen (interpretatie)
● recht ≠ justice, iets dat echt bestaat (zit in ons hoofd)
○ ≠ de wet (=beslissing van de wetgever =elk algemeen verbindende regel
uitgevaardigd door een bevoegde overheid, bron van recht, dus wel invloed)