Samenvatting materiaalleer
Inhoudstafel
H0: Inleiding ............................................................................................................................................................ 2
H1: Hout .................................................................................................................................................................. 2
1.1 Duurzaam bosbeheer ................................................................................................................................... 2
1.2 Houtstructuur ............................................................................................................................................... 4
1.3 Eigenschappen ............................................................................................................................................ 10
1.4 Houtaantasting ........................................................................................................................................... 12
1.5 Duurzaamheidsklassen ............................................................................................................................... 14
H2: Houtproducten ............................................................................................................................................... 19
2.1 Gelamineerd hout ....................................................................................................................................... 19
2.2 Fineer .......................................................................................................................................................... 23
2.3 Laminated Veneer Lumber (LVL) ................................................................................................................ 23
2.4 Laminated Strand Lumber (LSL) .................................................................................................................. 25
2.5 Parallel Strand Lumber (PSL) ...................................................................................................................... 25
2.6 Cross laminated timber (CLT) ..................................................................................................................... 26
2.7 Meubelplaten ............................................................................................................................................. 26
2.8 Multiplex ..................................................................................................................................................... 27
2.9 Oriented Strand Board (OSB) ...................................................................................................................... 29
2.10 Spaanplaat ................................................................................................................................................ 30
2.11 Medium Density Fibreboard (MDF) .......................................................................................................... 31
2.12 High Density Fibreboard (HDF) ................................................................................................................. 32
2.13 Vezelplaten ............................................................................................................................................... 32
H3: Lijmen en kitten .............................................................................................................................................. 34
3.1 Lijmen ......................................................................................................................................................... 34
3.2 Consolidanten ............................................................................................................................................. 41
3.3 Kitten .......................................................................................................................................................... 42
H4: Kunststeen ...................................................................................................................................................... 43
4.1 Algemeen .................................................................................................................................................... 43
4.2 Cement ....................................................................................................................................................... 47
4.3 Gips ............................................................................................................................................................. 51
4.4 Kalk ............................................................................................................................................................. 51
4.5 Mortel ......................................................................................................................................................... 52
4.6 Beton .......................................................................................................................................................... 53
H5: Beton .............................................................................................................................................................. 57
H6: Isolatiematerialen ........................................................................................................................................... 65
,H0: Inleiding
Algemene eindcompetenties: kennis en inzicht van materialen in hedendaagse en historische
constructies en objecten
➢ Opbouw
➢ Eigenschappen
➢ Gebruik
➢ Verantwoording van materiaalkeuzes adhv. eigenschappen en toepassingseisen
EXAMEN: 90% computerexamen + 10% presentatie in groep met peer assessment
Focus op volledigheid, technische formulering (symbolen), begrip, diepgang, heldere en logische
opbouw, rekenvaardigheid, correcte terminologie
VORM: omvang, bondigheid, taalvermogen, spelling, schetsvaardigheid en structuur van het
antwoord
H1: Hout
1.1 Duurzaam bosbeheer
VOORDELEN HOUT:
➢ Beschikbaarheid en transporteerbaarheid
➢ Bewerkbaarheid
➢ Relatief sterk → relatief grote overspanningen
➢ Prijs
➢ Natuurlijk (tekening, kleur en textuur) & hernieuwbaar
➢ Alleskunner, is multi-inzetbaar: constructief en niet-constructief
o Vol hout
o Afgeleide producten
➢ Restwaarde na ‘sloop’
DUURZAAM BOSBEHEER EN CERTIFICERING:
1970 ‘Grenzen aan de groei’ bezorgdheid over de uitputting van de natuurlijke
energiebronnen
→ Duurzaamheidsbewegingen komen op gang bv. Greenpeace 1971
Eind 1980 Besef dat bescherming en behoud van het milieu gezamenlijk belang is
Duurzaam bosgebruik in tropische bossen
2000 Duurzaam bosbeheer voor alle bossen
DUURZAAM: → integrale aanpak noodzakelijk
1. Ecologisch verantwoord
2. Respect voor sociaal-culturele aspecten → inheemse volkeren
3. Economisch haalbaar
KEURMERKEN / CERTIFICATEN:
➢ FSC- LABEL (Forest Stewardship Council): internationale organisatie in 1993 opgericht door milieu-
en mensenrechtenorganisaties, inheemse bevolkingsgroepen en bedrijven uit de houthandel
o Certificering van bossen
, o Labelen van houtproducten
bv. België telt nu ongeveer 25.810 ha FSC bos
DE 10 PRINCIPES VAN FSC VOOR GOED BOSBEHEER: → aanpasssing afhankelijk locatie, naargelang focus
1. Het bosbeheer moet de nationale wetten, internationale afspraken/overeenkomsten en de
principes en criteria van FSC respecteren.
2. Gebruik en eigendom van het bos moeten zijn vastgelegd en rechtsgeldig zijn.
3. De rechten en gebruiksrechten van inheemse volkeren moeten erkend en gerespecteerd
worden.
4. Het bosbeheer moet gericht zijn op het handhaven of verbeteren van het lange termijn sociale
en economische welzijn van bosarbeiders en lokale gemeenschappen.
5. De bosproducten en -diensten moeten efficiënt worden gebruikt, opdat de economische,
ecologische en sociale voordelen worden veiliggesteld.
6. De ecologische functies en biodiversiteit van het bosgebied moeten worden beschermd.
7. Er moet een duidelijk beheerplan op schrift staan, waarin doelen en middelen uiteengezet zijn.
8. De sociale, economische en ecologische gevolgen van de activiteiten in het bos moeten
regelmatig worden gecontroleerd.
9. Bossen met hoge natuurwaarde moeten behouden en op hun waarde ingeschat worden.
10. Plantages moeten een aanvulling vormen op natuurlijke bossen, maar mogen deze niet
vervangen. Ze moeten worden beheerd in overeenstemming met principes 1–9.
FSC en duurzaam bosbeheer zijn niet beperkt tot enkel de controle van het bos maar hebben
controle over de hele CHAIN OF CUSTODY (cyclus handelstraject bos → zagerij → eindproduct) met de
bijhorende verschillende betrokken partijen → beheersplan opstellen met regels, begeleiding en
controle over verschillende stappen (bos→bosexploitant→verwerking → houthandel→ schrijnwerker)
➢ Uitgekiend wegennet
➢ Inventarisatie
➢ Scholing bosarbeiders
➢ Eerlijke verloning
➢ Veiligheidsmaatregelen en werkomstandigheden
➢ Rechten van de belanghebbenden
➢ Bescherming van kwetsbare en unieke bosgebieden
PEFC( PROGRAMME FOR ENDORSEMENT OF FOREST CERTIFICATION SCHEMES): iets andere eisen dan FSC
,1.2 Houtstructuur
Groei van de boom: een boom is een op druk (eigengewicht) en buiging (wind) belaste kolom =
spanningen waaraan hout goed kan weerstaan. Boom goed in trek en buiging
Trek loodrecht op lengterichting (dwars op vezels) treedt zelden op in natuur → minder weerstand
Hout is ANISOTROOP: eigenschappen zijn richtingsafhankelijk
NAALDHOUT: LOOFHOUT:
Softwood, Coniferous → conus, kegeldragers Hardwood, Deciduous → ‘de + cadere’ = afvallen
➢ Overleven in bar klimaat en weinig ➢ Overleven in meer gematigde klimaten
vruchtbare grond ➢ Dikkere minder rechte stam
➢ Vaak dunne rechte stam ➢ Weelderige bolvormige kruin met veel
➢ Kruin in kegelvorm en open takkenstructuur bladeren
➢ Constante dikte najaarshout (laathout) ➢ Constante dikte voorjaarshout (vroeghout)
➢ Bladhoudend → gaan zuinig om met water ➢ Bladverliezend → laten platte bladeren
o Kleverige naalden met klein vallen in winterperiode
manteloppervlak (of schubvormig) o Bescherming tegen overgewicht
o Afstoten van lagerliggende takken sneeuw
o Minder vochtverlies
➢ Vuren (fijnspar, picea abies) ➢ Eik (quercus robur)
➢ Grenen (grove den, pinus sylvestris) ➢ Berk (betula spp.)
➢ Oregon (douglas, pseudotsuga menziesii) ➢ Beuk (fagus sylvatica)
➢ Lariks/lork (larix spp.) ➢ Esdoorn/ahorn (acer spp.)
➢ Kastanje (castanea spp.)
➢ Linde (tilia spp.)
➢ Populieren (populus spp.)
➢ Notelaar (juglans regia)
Houtsoorten herkennen zie bb TROPISCH HARDHOUT:
➢ Azobé (lophira alata)
➢ Basralocus (dicorynia guianensis)
➢ Meranti (shorea spp.)
➢ Bankirai (shorea laevis)
➢ Merbau (intsia spp.)
➢ Iroko/Kambala (chlorophora regia/excelsa)
➢ Robinia/Acacia (robina pseudoacacia)
GROEI VAN BOOM:
OPWAARTSE SAPSTROOM: NEERWAARTSE SAPSTROOM:
Sappen (water met voedingsstoffen en In de bladeren worden sappen m.b.v. zonne-
mineralen = ANORGANISCH) worden via energie en koolzuur omgezet in nuttige
SPINTHOUT vanuit wortels naar boven gepompt voedingsstoffen (suikers), waarbij zuurstof
vrijkomt = FOTOSYNTHESE
Voedingsstoffen gaan via bast terug naar de
wortels
Vallende bladeren en schors worden door
bacteriën terug omgezet in anorganisch
materiaal
,KOOLSTOFKRINGLOOP:
VERKERNING: Boom groeit in hoogte (PRIMAIRE GROEI) en dikte (SECUNDAIRE GROEI). Na tijd verplaatst de
sapstroom zich naar buiten toe (valt meer naar binnen toe stil).
Cambium schuif op naar buiten, celwand gaat dikker worden →
toename sterkte, vaten voor vocht worden afgesloten
MACROSCOPISCHE OPBOUW HOUT:
ONDERDEEL: EIGENSCHAPPEN: VOORNAAMSTE
FUNCTIE:
1. MERG / HART: ➢ Centrale zone, beperkt in omvang 1-jarige boom
➢ Restant van de jonge stengel
➢ Verhout niet → blijft gevoelig voor schimmel
2. KERNHOUT: ➢ Cellen nemen niet meer deel aan leefproces Mechanische
➢ Gevormd uit afstervend spinthout (verhouting is sterkte van de
opgetreden) boom
➢ Uitsluitend mechanische functie (heartwood)
➢ Meestal donkerder van kleur door LIGNINE
➢ Vorming van looistoffen, harsen, …
➢ Vaten worden afgesloten (thyllen)
➢ Vorming bederfwerende middelen
➢ Verdikking celwand
3. SPINT ➢ Levende cellen→ opgaande sapstroom (vocht & Aanvoer van de
(SECUNDAIR anorganische bestanddelen) sappen
XYLEEM): ➢ Bevat reservevoedsel (sapwood)
➢ Onderhevig aan aantasting ifv vocht en temperatuur
(bevat suikers)
, 4. CAMBIUM ➢ Mantel van teeltcellen voor diktegroei → aanwas Verantwoordelijk
spint (binnen) én bast (buiten) voor diktegroei en
➢ 1 cel dik +- 0,3mm, naast toppen productie van
➢ Plek waar hout aangroeit houtcellen
➢ Indien doorsnijden → sapstroom afgesneden
5. BAST ➢ Levend gedeelte → circulatie afgewerkte sappen met Afvoer van de
(DEEL VAN SCHIL) zetmeel naar groeipunten en opslagzones (wortels) = sappen
neergaande sapstroom
6. SCHORS / KORST ➢ Afgestorven gedeelte bast (kurk) → bescherming Bescherming
(DEEL VAN SCHIL) tegen externe invloeden tegen klimaat en
impact
CELWAND: ➢ Vormt basis van de sterkte van het hout
➢ MICROFYBRILLEN: bouwblokken celwand → natuurlijke
polymeren:
➢ CELLULOSE: 40-50% (SECONDARY AND OUTER LAYER /
SECUNDAIRE WAND)
o Semi kristallijne ketens van glucose = vezels
o (trek)sterkte celwand
o Gevoelig voor water en chemicaliën
o “Composiet”, suiker (trek), buigsterkte
➢ HEMICELLULOSE (MIDDLE LAYER): 25-40% (loofhout) 20-
30% (naaldhout)
o Korter & sterker vertakt dan cellulose →
elasticiteit
➢ LIGNINE (PRIMARY WALL / PRIMAIRE WAND): 20-25%
(loofhout) 30-40% (naaldhout)
o Complexe crosslink moleculen
o Fungeren als cement → duurzaamheid &
mechanische (druk)sterkte
o Gevoelig voor zuren
➢ + Organische & anorganische bestanddelen: 5-10%
vetten, looizuur, harsen, mineralen mineralen (0.5%): Si,
Ca, K, Na, Mg & P
GROEIRINGEN: Kernhout en spint omvatten (in ons klimaat) jaarringen (= laathout + vroeghout)
Reden: Houtcellen worden niet altijd even snel aangemaakt in cambium
LAATHOUT (NAJAARSHOUT): VROEGHOUT (VOORJAARSHOUT):
In najaar en winter stagneert de groei In het voorjaar versnelt de groei
➢ Smallere donkere laag (vooral lignine) ➢ Bredere lichtere laag (vooral CELLULOSE)
➢ Nauwe / kleine cellen met dikke celwanden ➢ Transport van ruwe sappen
➢ Dens en sterk, donkere kleur ➢ Grotere holtes voor sapaanvoer bladeren,
open structuur en constructief zwak
➢ Grote cellen met dunne celwanden
➢ Lichtere kleur