Samenvatting boek Levensfasen
2.3 De ontwikkeling van het leren.
Horen: De pasgeborene kan direct na de geboorte de stem van de moeder
onderscheiden van anderen.
Zien: De hoor prikkel stuurt zowel de hersenen als de oogspieren. De baby ziet
vanaf de geboorte eerst zwart wit. Wil je een baby visueel stimuleren, kan je die
het beste speelgoed en afbeeldingen geven in primaire kleuren. Vanaf 2 weken
kan de baby verschillende gezichten onderscheiden. Anticiperend grijpen: het
maken van grijpbewegingen als ze een bewegend voorwerp waarnemen (vanaf 4
maanden).
Voelen en proeven: baby’s zijn goed in staat zoete smaken te onderscheiden van
zoute. De mond noem je ook wel het kenorgaan van de pasgeborene: de mond is
heel belangrijk als tastorgaan.
Passieve kinderen missen de onderzoekingsdrang (exploratiedrang) die nodig is
om de nodige kennis uit hun wereld te vergaren voor hun ontwikkeling. Bijv
slechtziende kinderen kunnen een achterstand ontwikkelen ten opzichte van hun
goedziende leeftijdsgenootjes of bijv latere leerstoornissen kunnen ontstaan door
bijv verkeerde of onjuiste begrippen vormen.
Motoriek: Een baby heeft een vast patroon en er worden verschillende ‘regels’
onderscheiden;
- De oriëntatieregel: De baby richt zich op die gebeurtenis die voor hem
opvallend is.
- De onderzoeksregel: Voorwerpen exploreren met ogen of handen.
- De regel van het scannen: De ogen van de baby houden goed in de gaten waar
het voorwerp blijft
- De prefentieregel: De baby wil het interessantste voorwerp.
- De habituatieregel: Als de baby een voorwerp heeft gezien, besteedt hij er
daarna minder aandacht aan.
- De omkeringsregel: Kenmerken die de baby kan voelen, kan hij ook zien en
omgekeerd.
- De circulaire reacties: Als de baby iets leuk vindt voert hij dit meerdere keren
uit.
2.4 De taalontwikkeling
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de passieve en actieve taalontwikkeling.
Passief = het begrijpen van de uitgesproken taal. Vindt de eerste 6 maanden
veel plaats.
Actief = het produceren van taaluitingen.
Voortalige periode: de periode van taalverwerving van de neonaat, echte
woorden en zinnen zijn er nog niet.
Tateren: de baby begint vanaf 2 tot 3 maanden te oefenen met alle
medeklinkers die een mens kan maken. Dove kinderen tateren ook. Na 3
maanden neemt het tateren meestal af en komt het brabbelen.
2.5 Visies op de pasgeboren mens
Bij het verklaren van verschillen tussen baby’s ligt het accent bij de ene visie
altijd op de invloed van de omgeving en bij de andere op de aanleg: nature-
nurture debat.
Als je het accent meer legt op nature: dan volg je meer de behoeften.
Als je het accent meer legt op nurture: dan zul je de baby meer sturen in de
richting die jij belangrijk vindt.
2.6 De hechting
,Hechting of attachment is een belangrijk ontwikkelingsaspect. Hechting is
tweerichtingsverkeer en is belangrijk voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid
en voor de sociale ontwikkeling. Hechting: als er sprake is van een duurzame
gevoelsmatige (affectieve) relatie tussen kind en een of meer specifieke
personen waarmee het kind regelmatig omgaat. Bioloog Lorenz toonde aan dat
hechtingsgedrag vooral instinctief is en bij veel diersoorten voorkomt. Volgens
kinderpsychiater Bowbly heeft hechting biologische wortels die je slechts vanuit
zo’n evolutionair perspectief kunt begrijpen. Volgens Bowbly kan de vader geen
directe rol spelen in het leven van het jonge kind, doordat hij in de traditionele
gezinssituatie tijdens de periodes dat het kind wakker is, meestal afwezig is.
De behavioristen ontkennen het bestaan van hechting als een afzonderlijk
ontwikkelingsaspect.
Behavioristische stroming: ziet de baby als een onbeschreven blad.
Psychodynamische stroming: als een mens met een eigen motivatie.
Watson = grondlegger van het behaviorisme en hij adviseerde ouders om hun
baby’s op geregelde tijden te voeden en niet te reageren als zij tussentijds
huilden, anders zouden de baby’s erom worden ‘beloond’.
Responsief reageren = als je gehoor geeft aan de baby en reageert op het
gedrag, zodat er een veilige hechting ontstaat.
Volgens Erikson doorloopt een mens in zijn leven 8 fasen. De crisis die bij de
babytijd hoort, is het fundamenteel vertrouwen versus het fundamenteel
wantrouwen.
Aspecten in de hechting zijn: huilen, aanraking (het aantal groeihormonen neemt
toe bij aanraking)
Soorten hechting:
* Veilige hechting: Kinderen zijn ontspannen en op hun gemak bij hun
verzorgers en tegenover vreemden (60-70%)
* Vermijdende gehechtheid: Het kind zoekt weinig contact met de verzorgers,
maar is wel actief en ondernemend. Reageert net zo op vreemden als op
bekenden. (20%)
* Angstige gehechtheid: (10-15%)
* Gedesoriënteerde en gedesorganiseerde gehechtigheid: als de baby
wegkijkt als hij door de verzorgers wordt geknuffeld. Er kan sprake zijn van
mishandeling. (5-10%)
Frozen watchfullness: een kind is altijd op zijn hoede voor een dreigend
gevaar.
Gevestigde gehechtheid komt tot uitdrukking: huilen bij weggaan, het
visueel of motorisch volgen in de richting waarin het hechtingsobject verdween
en ten slotte lachen en blij zijn bij het weer verschijnen.
Fixatietijd: De baby blijft kijken naar het gezicht van een volwassene.
Psychosomatische klachten: een van psychische aard en lichamelijke uiting
van een gespannen onbehagen en onlust, zoals braken.
Hfst 3: Van 6 maanden tot 2 jaar
Socialisatie: het proces van het ingroeien in de samenleving.
Sensomotorische activiteiten: het kind leert hoe langer hoe meer
gewaarwordingen van de zintuigen te integreren met motorische vaardigheden.
Piaget: het kind bevindt zich de eerste twee jaren in het cognitieve stadium van
de senso-motoriek. Het denken is in dit stadium verbonden met de handeling. He
bestaat uit het krijgen van een inwendige voorstelling van een probleem en een
, passende oplossing. Bijv: grijpen en kruipen.
Circulaire secundaire reacties: (tussen 8 en 12 maanden) Het schoppen
tegen de mobile bij het bedje. Circulair: herhalen en secundair: dat het effect
eigenlijk niet bedoeld was, maar dat de baby dat wel waarneemt en vervolgens
oefent.
Circulaire tertiaire reactie: de baby is tussen 12 en 18 maanden in staat
hulpmiddelen te gebruiken, zoals een vork, om een buiten zijn bereik liggend
object te pakken. Tertiair: niet de handeling staat centraal om een effect te
krijgen, maar het middel.
Piaget geeft ook aan dat een baby van 9 maanden beseft dat een voorwerp niet
weg is als het even bedekt is: objectpermanentie. De fase van de ontwikkeling
van de objectpermanentie is niet volledig.
Operant conditioneren: als je een bewuste handeling verricht omdat je er
motivatie voor hebt.
Generalisatie of transfer: Het geleerde van het ene op het andere
vergelijkebare toepassen (bijv een bal tegen de muur komt terug. Een andere bal
ook.)
Discriminatie: het leren van wat wel en niet kan gebeuren bij voorwerpen die
veel op elkaar lijken, maar toch niet helemaal hetzelfde zijn.
Freud: het spel is een bevrediging van onvervulde behoeften in de realiteit. Het
kind mag bijv niet met zijn ontlasting spelen maar met klei mag dat wel.
Een voorbeeld van intentioneel spelen: dat de baby om bij een gewenst voorwerp
te komen niet langer lukraak wat probeert, maar soms in gedachten een aantal
mogelijkheden afweegt. Dit is het begin van het echte denken en betekent het
einde van het sensomotorisch stadium. Hierna komt het voorlogische of
preoperationele stadium.
3.4 De taalontwikkeling
Neurofysiologisch onderzoek heeft aangetoond dat het leren spreken en de
ontwikkeling van specifieke neurale structuren met betrekking tot de taal vooral
in de linkerhersenhelft plaatsvinden en daar in nauwe relatie tot elkaar staan.
Een éénwoordszin kan bijv. zijn: stoel (ik vind dat een mooie stoel). Rond de 18 de
tot 20ste maand ontstaat de tweewoordszin, bestaat meestal uit ‘weg mama’. Weg
is het pivot-woord en mama is het open woord. Rond het 2 de jaar ontstaan
driewoordszinnen of meerwoordszinnen.
Meisjes overtreffen de jongens in de taalontwikkeling. Dit komt doordat de
linkerhersenhelft gemiddeld sterker ontwikkeld is dan bij mannen.
Er zijn verschillende psychologische stromingen die hun eigen
verklaringsmodellen hebben voor de taalontwikkeling:
- De empirische of leertheoretische stroming gaat ervan uit dat de taal
ontstaat door te reageren op taalprikkels of –stimuli. Bijv: het kind zegt mama en
krijgt van zijn moeder een enthousiaste reactie. Volgens deze theorie is de
invloed van de reactie op hetgeen wat het kind zegt erg groot. Als er positief of
uitgebreid gereageerd wordt, wordt het kind aangemoedigd om taal te
ontwikkelen.
- De sociale leertheorie legt bij de ontwikkeling van taal de nadruk op het
imitatiegedrag. Uit deze theorie kan niet worden verklaard hoe het komt dat het
kind zelf nieuwe, nooit eerder gehoorde zinsconstructies maakt.
- Biologisch gefundeerd nativisten of linguïsten gaan ervan uit dat het
vermogen tot taalverwerving universeel is. Kinderen hoeven hun aangeboden
taal niet te leren, maar gaan deze taal vanzelf gebruiken.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Marjoleinkuijf. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,48. Je zit daarna nergens aan vast.