Hoorcollege 1 – Interpretatieve framework (paradigma’s) & filosofische assumpties. H2
Filosofische assumptie hoe je ergens over nadenkt (door ervaring/experts/opvoeding)
deze waarden/opvattingen zitten in een interpretatief framework(zo kijk je tegen onderzoek
aan).
4 belangrijke concepten/filosofische assumpties
1. Ontologie
Studie over de ‘aard’ van de werkelijkheid/reality. Gaat over vragen over het bestaan en het
leven.
Voorbeeld: op welke manier bestaan fysieke objecten? Een stoel: is dat een set van
moleculen, een set van informatie of is het ‘gewoon’ een stoel?
Dominante ‘view’ in QR: er zijn meerdere werkelijkheden omdat mensen verschillende
werkelijkheden hebben. QR houdt zich bezig met het rapporteren & analyseren over meerdere
werkelijkheden die ‘ontstaan’ uit je onderzoek (inductief vaak).
2. Epistemologie
Studie over kennis (hebben gevolgen voor methodologie: welke kennis ga je gebruiken om je
studie verder uit te voeren? Zo dicht mogelijk bij de participant komen.
Voorbeeld: wat geldt als kennis? Is wetenschappelijke kennis beter dan andere soorten kennis
(is er een voorkeur)? Hoe kunnen kennisclaims worden gevalideerd? (Bijv. door expertise,
persoonlijke ervaring of ‘algemene kennis’/gezond verstand).
Dominante view in QR: kennis is gebaseerd op subjectieve ervaringen van mensen (de
onderzoeker doet deze kennis op door te interacteren in het veld met het subject of wordt een
‘insider’). Kennis doe je namelijk alleen op als je echt in het veld bent.
3. Axiologie
Studie over waarden (vrijheid, rechtvaardigheid, waardigheid etc.) welke positie nemen ze
in? (Politiek/eigen waarden/professionele waarden etc.)
Voorbeeld: wat is de rol van waarden in onderzoek? (Moet een onderzoeker de waarden wel of
niet incorporeren in zijn onderzoek of juist wel?) (Kwalitatieve onderzoekers doen dit wel)
Dominante view in QR: er zijn meerdere ‘views’ over axiologie in QR.
Creswell: onderzoek zit vol met waarden. Onderzoekers moeten hun waarden expliciet
maken in het onderzoek en ook laten zien hoe die waarden invloed hebben op hun resultaten
(kwalitatief)
Post-positivisten: onderzoekers moeten objectief zijn en niet door waarden laten leiden
in onderzoek. Ze moeten streng wetenschappelijke methoden gebruiken (kwantitatief).
,4. Methodologie
Studie over onderzoeksmethodes en procedures.
Onderzoeksmethoden zijn bijv. procedures voor het samplen van respondenten,
dataverzameling en data analyse.
Dominante view in QR: Je hebt twee soorten: inductief (beginnen met observatie) en deductief
(beginnen met theorie). Inductief is dominant bij QR!
Inductief: je begint met observatie in het veld, vindt/herkent een patroon, maakt op basis
hiervan een hypothese (van wat je ziet in het patroon) en gaan dan een theorie creëren.
(Kwalitatief)
Deductief: je start met een theorie, daarvan ga je een hypothese maken, aan de hand van de
observatie in het veld ga je toetsen of je die hypothese kunt aannemen of verwerpen.
(Kwantitatief)
Overige dominante view in QR:
- Het is belangrijk dat je je onderwerp bestudeert in de geldende context (dus in het veld).
- Daarnaast is het belangrijk dat je methodologie ontstaat vanuit je onderzoek bij elke stap
(elk resultaat) pas je je onderzoek erop aan.
Als je je onderwerp bestudeert in context, weet je ook van tevoren niet wat je gaat vinden.
Daardoor ontstaat je methodologie vanuit je onderzoek: je past je onderzoeksmethoden aan
aan de context (van je observatie).
Wat zijn interpretatieve frameworks?
- De interpretatieve kaders bestaan uit 4 concepten (ontologie, epistemologie, axiologie en
methodologie).
- Interpretatieve kaders zijn een set van filosofische assumpties (aan de hand van het
interpretatieve kader wat je kiest ga je je onderzoeksdesign opstellen en je resultaten
interpreteren) interpretatieve kaders zijn geen onderzoeksmethoden!
- Interpretatieve kaders bestaan uit twee typen:
- Theoretische lens: epistemologie, methodologie gebruik van theorieën in de
literatuur geven een algemene verklaring over fenomeen
- Sociale rechtvaardigheid lens: axiologie verandering en sociale issues belichten
5/6 soorten interpretatieve frameworks?
1. Postpositivisme
Realiteit ontdekken (klassieke positivisten dachten dat ze directe toegang hadden tot de
werkelijkheid en dat hun observatie leidde tot de werkelijkheid. Maar post-positivisten
,denken dat niet. Dit is een wetenschappelijke benadering: logisch, empirisch, causaliteit,
padafhankelijk.) wordt vaak gebruikt in gezondheidszorg (klinische studies) /
wetenschappelijke rapporten theoretische lens grounded theorie.
Ontologie:
1. Er is maar één werkelijkheid die bestaat buiten onszelf (onafhankelijk van hoe jij over realiteit
nadenkt; als je uit een vliegtuig stapt, val je. Maakt niet uit of jij denkt dat dat niet zo is).
2. Onderzoekers zullen dit niet volledig begrijpen.
Epistemologie:
1. De werkelijkheid kan alleen worden benaderd (door bijv. onderzoek en statistieken).
2. Er moet minimale interactie zijn met onderzoeksonderwerpen (anders krijg je bias in je
onderzoek).
3. Validiteit komt van peers (dus je collega wetenschappers) en niet van participanten.
Axiologie:
1. Een onderzoeker moet zijn bias controleren en dit zoveel mogelijk beperken.
2. Hierdoor hoef je geen belangen/waarden te benoemen, omdat de bias toch beperkt en
gecontroleerd is (dus als er bijv. geen belangenverstrengeling in wordt genoemd).
Methodologie:
1. Rigide wetenschappelijke methoden zijn belangrijk (systematische aanpak: stap voor stap en
validiteitsbenaderingen)
2. Deductieve benadering (beginnen met een theorie en dan hypothese toetsen in omgeving).
2. Sociaal-constructivisme
Realiteit aan de hand van persoonlijke ervaringen & interacties): // interpretatief:
onderzoeker interpreteert de werkelijkheid door zijn eigen belevingswereld open
vragen // komt voor in studies over fenomenen fenomenologie.
Ontologie:
1. Er zijn meerdere werkelijkheden die gevormd worden door onze ervaringen en (sociale)
interacties met anderen (bijv. jong/oud, rijk/student etc.)
Epistemologie:
1. Kennis gebaseerd op hoe mensen hun realiteit vormgeven en niet op feiten
2. Kennis over de werkelijkheid wordt door zowel de onderzoeker als het onderzoeksonderwerp
gevormd (er moet interactie zijn met het subject: co-constructie van kennis)
Axiologie:
1. Individuele waarden zijn belangrijk en worden besproken tussen individuen ook de
waarden van de onderzoeker worden meegenomen
Methodologie:
1. Doel van het opstellen van een methodologie is het reconstrueren en begrijpen van
subjectieve betekenissen/waarheden van de subjects (hoe ervaren zij de wereld?)
2. Inductieve benadering (beginnen met observatie en dan patroon ontdekken) en emergent (de
, methodologie ontstaat vanuit het onderzoek; omdat het niet van tevoren vaststaat wat je gaat
zien maar ligt aan de context van je onderzoek)
Zwak sociaal-constructivisme: sociale interacties zijn afhankelijk van ‘echte’ feiten.
Sterk sociaal-constructivisme: sociale interacties zijn afhankelijk van kennis en interacties en
er zijn geen ‘echte’ feiten.
3. Postmodernisme
Realiteit door ervaringen EN concepten: er is GEEN absolute waarheid focust zich
meer op concepten en taal dan echt op verandering etnografie.
Ontologie:
1. Er zijn meerdere werkelijkheden (gelijk aan het idee van sociaal-constructivisme)
2. Er zijn geen ‘echte’ feiten die bestaan / kijken aan de hand van verschillende concepten (bijv.
beeldscherm: is het echt een beeldscherm? Als je kijkt op basis van het concept ‘pixels’ is het
een set van pixels en geen beeldscherm) er kunnen wel feiten zijn, maar niet belangrijk
Epistemologie:
1. Kennis is gedefinieerd door concepten (pixels, bits, informatie), machtsposities en
machtsstructuren (bijv. onze kennis over de economie wordt gevormd door neoliberale
ideologieën) kennis is niet neutraal
2. Waarheid is afhankelijk van je referentiekader (welk concept je gebruikt, welke positie je hebt)
Axiologie:
1. Er zijn meerdere waardensystemen (mensen hebben verschillende waarden, bijv.
aangeboren waarden)
2. Waarden moet geproblematiseerd worden
Methodologie:
1. Ze vragen zich af of methoden wel goed zijn, krijg je hiermee de totale waarheid of alleen
relatieve waarheid? Er is geen totale waarheid. Er zijn verschillende perspectieven van
waarheden (je kan afwijken van de ‘echte’ waarheid).
2. Ze houden zich niet aan strenge procedures, ze willen alleen transparantie over: hoe je je
onderzoek gaat doen, welke waarden je gebruik, welke issues er zijn etc.
4. Transformatief/postmodernisme
Creswell & Poth zetten postmodernisme en Transformatief bij elkaar. verschil is dat
transformatief gericht is op transformatie in de samenleving (emancipatie van
minderheidsgroepen) etnografie.
Ontologie:
1. Er zijn meerdere werkelijkheden (PM + T)
2. Realiteit is gedefinieerd door interactie tussen onderzoeker en gemeenschappen (ze
proberen mensen te helpen om zelf een transformatie aan te gaan/emanciperen. Vooral
minderheidsgroepen)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper eurbsk. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.