Leerdoelen MK-
kindergeneeskunde 19 april.
1. Kunnen uitleggen hoe de opvang van de pasgeborene wordt gedaan en de APGAR-score
kunnen toepassen.
2. Basisbegrippen uitleggen met betrekking tot geboortetermijn en gewicht: prematuriteit,
SGA/dysmaturiteit, LGA/macrosomie, serotiniteit.
3. Problemen in de neonatale periode begrijpen en kunnen verklaren: hypoglycemie,
hyperbilirubinemie.
4. Bekend zijn met mechanische geboortetraumata: plexus brachialis letsel en clavicula
fractuur, caput succedaneum, cefaal hematoom, subgaleale bloeding
5. De volgende schedelafwijkingen kunnen beschrijven en uitleggen (plagiocefalie, craniosyn
ostosis)
6. Huidverschijnselen kunnen herkennen: vernix, milia, erythema toxicum neonatorum,
ooievaarsbeet, wijnvlek, hemangioom, archipelvlekken (kennisclip?)
7. Bekend zijn met het RVP en weten tegen welke ziektes wordt gevaccineerd en wat de
ernstige complicaties zijn van iedere ziekte: DKTP, BMR, HiB,HepB, HPV, Pneu, MenACWY.
(kennisclip)
8. Veelvoorkomende problemen op de zuigelingenleeftijd (spugen, huilen) kunnen uitleggen
aan de hand van de ontwikkeling van het kind en de meest voorkomende oorzaken van
spugen en excessief huilen kunnen benoemen.
Les 2:
1. Bekend zijn met de hielprikscreening en globaal weten op welke ziekten gescreend
wordt. Bekend zijn met de gehoorscreening, wanneer deze wordt gedaan.
2. De overgang van prenatale naar postnatale circulatie kunnen uitleggen, de
veranderingen die optreden en de rol van de ductus Botalli kunnen benoemen. Aan de
hand van deze veranderingen begrip hebben van het ductus afhankelijk kunnen zijn van
de long- of lichaamscirculatie. Globaal kennis hebben van hartafwijkingen en begrijpen
wat een onschuldige hartruisje inhoudt
3. Pylorushypertrofie: wat is een pylorushypertrofie? Begrip hebben van de specifieke
symptomen en labafwijkingen die optreden bij een pylorushypertrofie.
4. Schizis àglobale kennis van de verschillende vormen en op de hoogte zijn van het bestaan
van een schizisteam
5. Weten wat heupdysplasie is, welke kinderen een verhoogd risico hebben op en wat
globaal de behandeling inhoudt.
6. Begrijpen wat het verschil is tussen enkelzijdig of dubbelzijdig niet ingedaalde testis, en
welke diagnostische consequenties dit heeft.
Les 3:
1. Het ernstig zieke kind herkennen en de ABCDE methode toepassen
2. Pijn bij kinderen kunnen herkennen door middel van het toepassen van verschillende
scoresystemen om pijn uit te drukken.
3. Bekend zijn met de verschillende luchtweginfecties (bronchiolitis, laryngitis subglottica,
pneumonie) en op grond van welke symptomen je onderscheid kunt maken.
4. Kunnen uitleggen wanneer we spreken van een gastro-enteritis en de kenmerken van
dehydratie bij lichamelijk onderzoek kunnen herkennen en beschrijven.
1
, 5. Meningitis kunnen herkennen en de symptomen die meningitis op de kinderleeftijd kan
geven beschrijven.
6. Bekend zijn met de meest voorkomende verwekkers van bovenstaande infecties.
7. Koortsconvulsie: wat zijn de kenmerken van een koortsconvulsie en op welke leeftijd komt
dit voor.
8. Kinderziekten met huidafwijkingen herkennen: waterpokken, 5 e en 6e ziekte ( quiz mbt
huidafwijkingen?)
9. Kunnen uitleggen wanneer er sprake is van koorts zonder focus.
10. Ziekte van Kawasaki, wat is de ziekte van Kawasaki en wanneer is er een verdenking op
deze ziekte.
Les 4:
1. De pathofysiologie van astma en een astma exacerbatie kunnen uitleggen, begrijpen waar de
behandeling op is gericht en welke medicatie wordt gegeven.
2. Viral induced wheezing: kunnen beschrijven wat dit inhoudt.
3. Eczeem kunnen beschrijven en uitleg kunnen geven over niet medicamenteuze
aandachtspunten in de behandeling en globaal weten hoe deze medicamenteus wordt
behandeld.
4. Groeiproblemen. Een groeicurve kunnen interpreteren, en afwijkingen kunnen benoemen.
(afbuigende lengtegroei, afbuigende gewichtsgroei)
5. Kunnen beschrijven welke multifactoriële aspecten er een rol spelen bij overgewicht.
6. Chronische buikpijn: globale kennis en begrip van de pathofysiologie van de verschillende
oorzaken van chronische buikpijn te weten obstipatie, coeliakie, lactose intolerantie,
inflammatory bowel disease (IBD) en prikkelbare darm syndroom (PDS)
7. SOLK systemisch onverklaarde lichamelijke klachten; het begrip SOLK kunnen beschrijven en
uitleg kunnen geven over het verklaringsmodel van SOLK.
Inhoud
Mul:........................................................................................................................................................5
1.6 pijn en comfort.............................................................................................................................5
2.1-2.3 APGAR en bloedsomloop........................................................................................................5
2.5 Icterus...........................................................................................................................................8
2.6 neonatale hypoglykemie..............................................................................................................9
3.2 Astma + 8.5.2 Dudink..................................................................................................................10
3.4 luchtweginfecties:.......................................................................................................................10
KNO-infecties: (keel-neus-oor).....................................................................................................10
Hogere luchtweginfecties:............................................................................................................11
Lagere luchtweginfecties:.............................................................................................................11
4.1 congeniale afwijkingen (hart) + 20.3.2 Dudink...........................................................................12
VSD: ventrikelseptum defect........................................................................................................12
ASD atriumseptumdefect:............................................................................................................12
Persisterende ductus arteriosus PDA:...........................................................................................14
Tetralogie van Fallot:....................................................................................................................14
2
, 4.5 Hartgeruis...................................................................................................................................14
6.1-6.2 voeding en allergie...............................................................................................................16
6.4 buikpijn.......................................................................................................................................16
6.6.1 acute diarree...........................................................................................................................16
6.7 coeliakie (gluten overgevoeligheid)............................................................................................17
6.8 koolhydraat malabsorptie...........................................................................................................17
6.10 obstipatie..................................................................................................................................17
6.11 Mul + 9.5.2 Dudink GOR Gastro-oesofageale reflux.................................................................17
7.3.4 urineweginfecties UWI + 10.4.1 Dudink...................................................................................18
8.2-8.3 groei.....................................................................................................................................18
10.1.1 plexus brachialisleasie...........................................................................................................19
10.1.2 heupdysplasie + 20.3.8 Dudink..............................................................................................19
11.1 afweer en afweer stoornissen..................................................................................................20
VACCTINATIES: + 3.8.2 Dudink..............................................................................................................21
11.4 koorts zonder focus..................................................................................................................22
11.5 ziekte van Kawasaki..................................................................................................................22
12.2 koortsconvulsies.......................................................................................................................23
12.8 geboorte trauma van de schedel..............................................................................................23
13.1 atopisch eczeem + 17.5.2 Dudink.............................................................................................24
13.7 hemangiomen van de huid.......................................................................................................24
14.1 pylorushypertrofie....................................................................................................................24
14.5 + 20.3.5 Dudink niet ingedaalde testis = cryptorchisme...........................................................24
Dudink:.................................................................................................................................................25
3.1-3.7 infecties................................................................................................................................25
8.4 aandoening aan de bovenste luchtwegen..................................................................................29
8.4.1 sinusitis (bijholteontsteking)................................................................................................29
8.4.2 Rhinitis neusslijmvliesontsteking.........................................................................................29
8.4.3 Faryngotonsillitis (keelontsteking).......................................................................................30
8.4.5 acute bovenste luchtwegobstructie:....................................................................................30
9.7.1 Gastro-enteritis (voedselvergiftiging)......................................................................................30
9.7.4 prikkelbare darm syndroom PDS (IBS).....................................................................................31
13.4.4 verhoogde intracraniële druk................................................................................................31
15.5.1 otitis externa (gehoorgang ontsteking)..................................................................................31
H20...................................................................................................................................................31
20.2 vroeg signalering, screening en diagnostiek.............................................................................31
20.3 congeniale aandoeningen (niet uitgelicht)...............................................................................32
3
, Coarctatio aorta:...........................................................................................................................32
Atresie: aangeboren afwezigheid/afsluiting van een kanaal of opening......................................32
Hernia inguinale = liesbreuk:........................................................................................................32
Congeniaal cataract = staar..........................................................................................................32
Congenitale hypothyreoïdie CHT:.................................................................................................33
Neurale-buisdefecten:..................................................................................................................33
Hydrocefalus= waterhoofd + 13.4.4 Dudink.................................................................................33
20.3.9 schisis = hazenlip....................................................................................................................34
20.4 infectieziektes bij kinderen.......................................................................................................34
Difterie ‘’kroep’’:...........................................................................................................................34
Kinkhoest: (pertussis)...................................................................................................................35
Tetanus:........................................................................................................................................35
Poliomyelitis: kinderverlamming..................................................................................................35
HIB ziekte:.....................................................................................................................................35
Bof:...............................................................................................................................................36
Mazelen: morbilli..........................................................................................................................36
Rode hond: rubella.......................................................................................................................36
Meningokokkenmeningitis:..........................................................................................................37
Hepatitis B:...................................................................................................................................37
HPV-kanker: humaan papillomavirus...........................................................................................38
Pneumokokkenziekte:..................................................................................................................38
20.4.2 (niet per se uitgelicht)............................................................................................................38
Waterpokken: varicella zoster + 13.4 mul....................................................................................38
5e ziekte: erythema infectiosum: + 13.2 mul................................................................................38
6e ziekte: exanthema subitum: + 13.3 mul....................................................................................39
Rotavirusinfectie:..........................................................................................................................39
20.5 overige aandoeningen: niet uitgelicht......................................................................................39
20.5.5 aandoeningen bij kinderen door mishandeling.....................................................................40
Leerdoelen die niet in de tekst stonden...............................................................................................40
Schedelvervormingen:......................................................................................................................40
Plagiocefalie: afgeplat hoofd........................................................................................................40
Craniosystosis:..............................................................................................................................41
Huidverschijnselen:..........................................................................................................................41
SOLK:................................................................................................................................................42
Viral induced weezing:......................................................................................................................42
4