College 1
Evolutionary Context of Human Development
The Cooperative Breeding Model
ABSTRACT
According to the Cooperative Breeding Hypothesis, allomaternal assistance was essen- tial for child
survival during the Pleistocene. This breeding system — quite novel for an ape — permitted hominid
females to produce costly offspring without increasing inter- birth intervals, and allowed humans to move
into new habitats, eventually expanding out of Africa. Reliance on allomaternal assistance would make
maternal commitment more dependent on the mother’s perception of probable support from others than is
the case in most other primates. One artifact of such conditional maternal investment would be new-
borns who needed to monitor and engage mothers, as well as older infants and juveniles who needed to
elicit care from a range of caretakers across the prolonged period of dependence characteristic of young
among cooperative breeders. Implications of this evolutionary context for the sociocognitive and
emotional development of infants are explored.
INTRODUCTION: MOVING BEYOND BOWLBY
Bowlby; moeder was de primaire, doorgaans exclusieve, verzorger in de EER (omgeving van
evolutionaire aanpassing). Later noemde hij de mogelijkheid van meerdere verzorgers, maar bleef
voornamelijk bij standpunt dat de seksueel monoandrische moeder voor kinderen zorgde. Later werd dit
ter discussie gesteld: het idee dat kinderen opvoeden alleen door vader en moeder gebeurde werd
verschoven naar het idee van cooperative breeding.
WHAT IS MEANT BY “COOPERATIVE BREEDING”?
The Study of Cooperative Breeding
Cooperative breeding: systeem waarin groepsleden, anders dan de genetische ouders (allo-ouders), één of
beide ouders helpen hun nakomelingen groot te brengen. Vaak is niet bekend wie de vader is, dus een
allomoeder kan een man zijn, of zelfs de genetische vader.
Theoretical Explanations
Regel van Hamilton: de kosten van hulp moeten lager zijn dan de baten voor het nageslacht, gekalibreerd
in overeenstemming met de mate van verwantschap van de allo-ouder met zijn of haar lading.
Verwantschap faciliteert cooperative breeding. Het zal vooral van belang zijn voor reproductie omdat
volwassen dieren, daar zal het voornamelijk evolueren. Helpers profiteren omdat ze op het grondgebied
mogen blijven, territorium opbouwen met de groep, sociale vooruitgang etc. Daarom hebben niet-
verwante allomoeders soms baat bij het verzorgen.
Ecological and Life-History Outcomes
Cooperative breeding system is flexibel en dynamisch
Kenmerk systeem is vertraagde verspreiding door volwassen wordende familieleden of migratie
naar de groep door volwassenen die zich niet voortplanten die niettemin reageren op de behoeften
van de moeder en het nageslacht. —> fenotypische flexibiliteit moet er voldoende zijn.
Door cooperative breeding kan moeder meer en sneller kinderen achter elkaar krijgen, zonder dat
het ten koste gaat van de andere kinderen.
Door voordelen groepsklimaat: hogere overlevingspercentage moeder
Mensen hebben (iit apen) het langst nodig om volwassen te worden maar kunnen sneller achter
elkaar kinderen krijgen. Door cooperative breeding is langzamere rijping mogelijk.
Lange periode van voedingsafhankelijkheid: nakomelingen minder snel zelfstandig. Alle moeders
konden voeden
Primate Preadaptions for Cooperative Breeding and the Case of Male Primability
,Enige volwaardige cooperative breeders: mensen en leden van de onderfamilie callitrichidae. Het zijn
intens sociale soorten en vat baar voor zekere mate van gedeelde zorg. Aangetrokken om baby’s in groep
te beschermen, vast te houden en te beschermen.
- Reden om te vertrekken uit de groep: terughoudendheid van de vrouw om te paren met mannetjes
die waarschijnlijk nauwe verwanten zijn. Vertrouwdheid is van jongs af aan heel belangrijk.
- Voordelen verwanten en ondersteuning familie: verbeterde sociale steun —> verbeterde
waarkzaamheid, stressvermindering, gezondheidsvoordelen —> overlevingskansen.
- Vrouwtjes bij alle apen; lust om pasgeborene aan te raken/bekijken/dragen, ookal is het niet hun
eigen baby.
- Bij chimansees of langoeren hebben mannetjes neiging zich afzijdig te houden, weinig interesse.
Bij Titi-apen juist het tegenovergestelde: vasthouden en dragen is de topprioriteit
- Maar over algemeen: minder hormonale veranderingen bij mannetjes dan bij vrouwtjes.
- Baby’s slapen het liefst bij hun eigen moeder.
- Gedeelde zorg = moeders vrij om te foegareren = sneller voortplanten
WHY HUMANS MUST HAVE EVOLVED AS COOPERATIVE BREEDERS
Mensen zijn kostbaar om te produceren, rijpen langzaam en bereiken niet snel
voedingsonafhankelijkheid. Jager-verzamelaarmoeder zou niet nageslacht krijgen voordat haar laatste
volledig zelfvoorzienend werd.
De uitgaven voor een kind zijn hoger dan wat een moeder alleen zou kunnen bieden. Mannen delen het
eten wat ze vinden met de hele groep: als vaders sterven, overlopen of geen vangst hebben hebben
moeders en kinderen geen eten.
Availability of Allomothers in Pleistocene Societies
Renenen waarom getalenteerde jager, naast prestige, moeite zou doen om op groot wild te jagen en het
vlees te verdelen, is dat hij daardoor de demografische samenstelling en politieke gezinheid beïnvloedde.
Door groepsleden te rekruteren die waarschijnlijk zowel efficiënte leveranciers als gulle allomothers zijn,
zou een jager dus de overlevingskansen van verwanten kunnen vergroten.
The Debate over Residence Patterns
Demografische reconstructies van het gezinsleven in het Pleistoceen zijn gebaseerd op veronderstellingen
over verblijfspatronen.
- Vroege mensen leefden patrilokaal
- Zonen bleven in de buurt van vader, broers en neven om allianties te vormen van verwante
mannen die samenwerkten om hun toegang tot hulpbronnen (inclusief fokkende vrouwtjes) in
hun omgeving te beschermen.
- 67% van de culturen leefden patrilokaal
- Als vrouwen zouden verhuizen om bij de familie van hun man gaan wonen, zou dit de
beschikbaarheid van matrilineaire familieleden ernstig beperken.
ALLOMOTHERS WERE NOT JUST HELPFUL BUT ESSENTIAL FOR SURVIVAL IN THE
PLEISTOCENE
- Door matrilineaire verwanten: minder snel baby’s in de steek laten (itt tot hedendaagse moeders).
- Niet-westerse samenlevingen: nut van gastouder, collectivistischer, zonder allomoeder minder
overlevingskans.
- Alloparenting had significante invloed op overleving
, The Sibling Factor
Correlatie gevonden tussen beschikbaarheid allomaternale hulp en verhoogd reproductief succes van
moeder in een matrilineaire, matrilokale populatie.
Oudere kinderen kregen vaak meer aandacht dan jonge kinderen minder grote overlevingskans.
Grandmothers as a Special Class of Allomother
Zodra allomothers essentieel werden voor de opvoeding van kinderen, zou selectie hebben gereageerd op
kenmerken uit de levensgeschiedenis die allomothers meer beschikbaar maakten (bijv. vertraagde
verspreiding, vertraagde volwassenheid, langere levensduur). In het bijzonder, Hawkes et al. (1998)
voerden aan dat de lange postmenopauzale levensduur van vrouwen evolueerde omdat post-reproductieve
vrouwen hielpen bij het voorzien in matrilineaire verwanten, waardoor het voortbestaan van kinderen van
wie de oudtantes en grootmoeders genetisch vatbaar waren voor een lange levensduur, werd bevorderd.
How Much Do Fathers Help?
Aanwezigheid vader/oudere broers maakt niet zoveel uit (Gambia-onderzoek). Vrouwen zoeken back-up
vaders deelbaar vaderschap. Niet alleen de mate waarin vaders helpen varieert, maar ook of hun hulp
er toe doet.
The Importance of Real and Perceived Allomaternal Support
Beste voorspeller overleving: toewijding moeder. Deze betrokkenheid wordt beïnvloed door perceptie
van moeder van sociale steun. Bij geen steun is moeder vaak geneigd om baby bij geboorte in de steek te
laten. Zelfs ‘alsof’ verwanten in de personen van bezoekende verpleegsters kunnen de responsiviteit van
moeders verhogen en kindermishandeling verlagen. Incompetente moeders hebben nog meer baat bij
allomaternale steun: gunste effecten (ook in sociaalcognitieve vaardigheden).
HAMILTON’S RULE AND THE PROXIMATE CAUSES OF HELPING
Allomaternal Responsiveness
Cooperative breeding evalueren: groepsleden moeten vatbaar zijn om te reageren op signalen van
babybehoeftes. Eerdere zorgervaring is belangrijk voor competent ouderschap.
Bij mensen reageren beide geslachten op infantiel gedrag, aangetrokken door schattigheid, maar verschil
in hoe seksen reageren. Vrouwen gemiddeld meer beschermend.
IMPLICATIONS OF THE COOPERATIVE BREEDING HYPOTHESIS FOR HUMAN
DEVELOPMENT
Een moeder wil in eerste instantie altijd voor haar baby zorgen, zelfs al wordt het soms dood geboren.
Bijna nooit is waargenomen dat moeders in het wild hun eigen baby’s opzettelijk pijn doen (uitgezonderd
angstige moeders die hun kind niet in bedwang kunnen houden, incompetentie van moeder). Verlating
komt alleen voor onder extreme omstandigheden. Er zijn 2 groepen waarbij deze generalisaties niet van
toepassing zijn: cooperative breeding van Calltrichids en mensen: moederbetrokkenheid is afhankelijk
van sociale omstandigheden. Bij gebrek aan steun wordt investering in pasgeborene verminderd.
Selection Pressures on Neonates Produced by Contingent Maternal Commitment
Als menselijke moeders meer discrimineren in welke baby's ze moeten investeren, zouden pasgeborenen
die zich aan de voorkeuren van de moeder schikten, meer kans hebben gehad om te overleven.
bijvoorbeeld baby’s die er mollig en voldragen uit zien. Menselijke baby’s volgden stemmingen en
intenties van anderen. Als verzorger zich terugtrok, moest baby’s harder werken om erbij te betrekken.
Bij geboorte zoekt baby meteen contact met anderen, bijvoorbeeld door glimlachen en kijken.
