Minor persoonsgerichte zorg – GGZ
Hoorcollege week 1
Introductie GGZ blok.
Leervragen week 1
Wat betekent het voor een kind wanneer er veel ruzie is en financiële nood in de thuissituatie?
Gezinsfactoren
Een negatief gezinsklimaat is een relatief sterke risicofactor voor het ontwikkelen van
agressieproblematiek. Zo kunnen huiselijk geweld, mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik
leiden tot agressieproblematiek. Een onveilige hechting en een negatieve relatie met ouders leiden
eveneens tot een hogere kans op agressief gedrag. Verder blijkt dat een negatieve, inconsequente
aanpak en gebrek aan toezicht agressieproblematiek kunnen versterken. Daarnaast kan een negatief
gezinsklimaat zorgen voor een onveilig gevoel en hieruit angst of gegeneraliseerde angst
ontwikkelen.
Instabiele thuissituatie
Veel, maar niet alle, jongeren binnen de Jeugdzorg groeien op in een instabiel gezin. Ouders zijn
gescheiden of hebben regelmatig (heftige) ruzie. Jongeren zijn eerder uithuisgeplaatst vanwege hun
eigen gedragsproblematiek of de instabiele situatie binnen het gezin. Sommige jongeren groeiden op
in armoede of zijn emotioneel of fysiek verwaarloosd. Soms was er sprake van geweld tussen de
ouders of mishandeling of misbruik van het kind. Veel jongeren hebben op de jonge leeftijd heftige
situaties meegemaakt die ze (nog) niet goed hebben kunnen verwerken. Cannabis of andere
middelen worden dan gebruikt om ‘even niks te voelen’ of ‘niet te hoeven denken aan wat er
gebeurd is’.
Sociale en omgevingsfactoren
Gewelddadige en antisociale vriendengroepen beïnvloeden agressief gedrag door actieve en passieve
goedkeuring van agressie en geweld. Vooral de invloed van ‘gangs’ op 14 sommige jongeren is groot.
Ook door het prediken van haat neemt de gewelddadigheid van agressieve incidenten toe. Daarnaast
kan afwijzing door leeftijdsgenoten en gepest worden leiden tot agressief gedrag. Het klimaat op
school kan een belangrijke factor zijn in de ontwikkeling van agressief gedrag. Indien het klimaat op
school als onveilig wordt ervaren, er lage eisen worden gesteld qua leerresultaten en er weinig
toezicht is, neemt het agressief gedrag van jongeren toe. Weinig binding met de school (bijvoorbeeld
door schorsing en veel wisselingen van school) leidt ook tot een toename van agressie. Ook jongeren
die via hun omgeving toegang hebben tot wapens, drugs en alcohol, hebben een verhoogd risico op
agressief gedrag. Een lage sociaaleconomische status (SES) brengt risico’s met zich mee: zo hebben
gezinnen met een lage SES meer kans op armoede, tienerzwangerschappen, het opgroeien in één-
ouder gezinnen, een lage schoolopleiding en regelmatig verhuizen. Deze factoren interacteren op
hun beurt met agressieproblematiek bij jongeren.
Casus
In de casus zie je dat er een negatief gezinsklimaat is: de vader is amper thuis en heeft
verslavingsproblematiek, er is veel ruzie en er zijn financiële problemen. Dit zorgt ervoor dat er veel
stress is in het gezin, wat ervoor zorgt dat pascal ook veel stress heeft. Pascal zal sneller geneigd zijn
drugs te gebruiken door de vele stress en omdat de vader ook verslavingsproblematiek heeft. Pascal
zal sneller geneigd zich agressief te uiten aangezien er een negatieve band is met een ouder. Pascal
,zal een negatieve relatie creëren met zijn vader, aangezien zijn vader er amper is. Wanneer zijn vader
er wel is, is hij vaak dronken en maakt hij ruzie (negatieve gebeurtenissen). Daarnaast scheiden zijn
ouders en is het contact met zijn vader minimaal waardoor dit effect zal verergeren.
Wat voor effect heeft een lage SES op een kind?
Een lage SES betekent een lage sociaal economische status. Dit houdt vaak verband met weinig
inkomen, een lage opleiding, ongezonde leefstijl. Kinderen van ouders met een lage SES lopen vaker
risico op internaliserende problemen omdat ze vaker te maken hebben met huisvestings- of
verblijfsproblemen in Nederland, overgewicht en overmatig beeldschermgebruik. Ook sporten deze
kinderen minder dan kinderen met ouders met een hoge SES. Hier is simpelweg vaak geen geld voor.
Wat is het effect van een scheiding van ouders op een jong kind?
Gevolgen voor kinderen
Scheiden is voor kinderen niet zomaar een pijnlijke gebeurtenis, maar een langdurig proces waarin
de vanzelfsprekende verbondenheid met beide ouders verandert. Ouders maken vaak langdurig en
openlijk ruzie met elkaar en hebben minder tijd en aandacht voor de kinderen. Vijandigheid tussen
de ouders kan leiden tot boosheid en angst bij de kinderen, kinderen lopen het risico betrokken te
worden bij de ouderlijke ruzies, kinderen verliezen ouder(s) als goed voorbeeld en leren niet om
problemen positief op te lossen. Kinderen verliezen een deel van hun zelfvertrouwen en hun
basisvertrouwen in de wereld.
Kinderen moeten een nieuw evenwicht zien te vinden in de nieuwe situatie met een thuiswonende
en een uitwonende ouder, inclusief eventuele nieuwe partners. Kinderen blijven loyaal aan beide
ouders, maar hebben niet zelden te maken met exen die elkaar zwart maken. Een bijkomend effect
in veel eenoudergezinnen is de verslechterde financiële situatie.
Belgisch onderzoek vermeldt dat ongeveer 10% van de kinderen in intacte gezinnen min of meer
ernstige problemen ontwikkelen, terwijl dat percentage in gescheiden gezinnen oploopt tot 20 a
25%. Kinderen uit scheidingsgezinnen vertonen ook meer problemen dan kinderen die een ouder
verliezen door overlijden. Dit hangt onder meer samen met het feit dat kinderen in het
echtscheidingsproces veel meer te maken hebben met ouderlijke conflicten.
In het algemeen kan worden geconcludeerd dat alle leeftijdsgroepen negatieve effecten van
scheiding vertonen. Soms wordt er een verband gevonden tussen de leeftijd tijdens de scheiding en
een bepaald specifiek gevolg. De leeftijd van het kind ten tijde van de scheiding hangt bijvoorbeeld
niet samen met de kans op het optreden van psychosociale problemen, maar is wel van belang bij de
verwerking van de scheiding. Kinderen van 5 tot 11 jaar ontwikkelden vaker een depressieve stoornis
dan jongere kinderen. Een van de belangrijkste veranderingen voor kinderen na scheiding is het
verlies van het dagelijkse contact met de uitwonende ouder. In de VS is uitgebreid onderzocht of het
welzijn van echtscheidingskinderen positief samenhangt met de omgangsfrequentie met de
uitwonende ouder.
Een ernstig probleem voor kinderen dat zich kan voordoen na scheiding is dat van
oudervervreemding of ouderverstoting. Het ‘parental alienation syndrome’ heet in Nederland
ouderverstotings-syndroom of kortweg PAS (Zander, 1999). Het verschijnsel van een pathologische
binding tussen ouder en kind met uitsluiting van de andere ouder werd al eerder beschreven, maar
,het was de Amerikaanse psychiater Gardner die het syndroom verder heeft uitgewerkt. PAS is
volgens de definitie van Gardner (1998) een stoornis die primair optreedt in het kader van een
juridische strijd om het ouderlijk gezag. Voornaamste uiting ervan is een ongerechtvaardigd
denigrerende houding van het kind tegenover de uitwonende ouder, voortkomend uit een
combinatie van indoctrinatie door de ouder bij wie het kind woont én een eigen bijdrage van het kind
aan de lasterpraat over de andere ouder.
Geweld en kindermishandeling behoren helaas tot de ernstige problemen voor kinderen bij
echtscheiding. Brown e.a. (2001) analyseerden 200 dossiers van echtscheidingsgevallen in Australië
waarin sprake was van beschuldiging van kindermishandeling. Het blijkt dat slechts 9% van de
beschuldigingen onwaar was. Ander onderzoek en rapportage van de kinderbescherming bevestigen
deze uitkomst. Het ging meestal om serieuze mishandeling vaak bestaande uit een combinatie van
meerdere vormen. Veel plegers waren familie: vader (40%), moeder (22%), stiefvader (8%),
stiefmoeder (2%), grootvader (1%), stief- of half-broers/zussen (5%), anderen dan familieleden 22%.
De boodschap aan professionals luidt: beschuldigingen van kindermishandeling zijn in de context van
echtscheiding en relatiebreuk niet eerder onwaar dan in andere omstandigheden. Professionals
moeten niet uitgaan van misleidende aannames, maar van beproefde kennis zoals dit onderzoek.
Wat zijn psychosociale problemen?
Dit zijn problemen gerelateerd aan het psychisch of sociaal functioneren van een individu. Er zijn
twee soorten psychosociale problemen:
Externaliserende problemen: gedragsproblemen (ADHD, agressief gedrag);
Internaliserende problemen: emotionele problemen (angst, depressie).
Psychosociale problemen worden gemeten aan de hand van de gevalideerde vragenlijst ‘Strengths
and Difficulties Questionnaire’ (SDQ).
Wat doet een jeugd- en gezinswerker van het sociale wijkteam?
Binnen een sociale wijkteams zijn er professionals werkzaam die gespecialiseerd zijn in de Jeugdzorg.
De taken en verantwoordelijkheden van een jeugd- en gezinswerker zijn het volgende:
Ondersteunen van pedagogische basisvoorzieningen (opvoedingsgericht);
Aansluiten bij de vraag en werken op maat en vanuit een netwerk;
Helpen om een (gezins)plan op te stellen met betrokkenen (ouders, kinderen);
Versterken van de opvoeding, ontwikkeling en eigen kracht bij de ouders en kinderen;
Optreden bij onveiligheid en crisissituaties;
Het inzetten van specialistische hulp;
Het versterken van functioneren op andere domeinen;
Afstemmen van de hulp.
Als jeugd- en gezinswerker werk je in een wijkteam met meerdere jeugd- en gezinswerkers. In het
team zijn de taken en competenties verdeeld. Niet elk wijkteam voert dezelfde taken uit gezien dit
afhankelijk is van de werkwijze per organisatie en inrichting in de gemeente.
, Wat zijn de risico’s van blowen (op minderjarige leeftijd)? En de effecten hiervan?
Blowen kan op de lange termijn leiden tot persoonlijkheidsstoornissen. Hoe jonger de leeftijd is van
een puber die begint te blowen, des te ernstiger zijn de gevolgen. De structuur en verbindingen in de
hersenen zijn nog niet voltooid en hier kunnen veranderingen/afwijkingen ontstaan en bij mensen
die hier aanleg voor hebben kan dit blowgedrag leiden tot schizofrenie als de jongeren de volwassen
leeftijd hebben bereikt
Regelmatig komt het voor dat pubers die beginnen op de jonge leeftijd van 13 jaar, hier op den duur
zo passief en lusteloos van worden, dat zij stoppen met school. Zij verliezen een doel in het leven, en
worden depressief. Zo ontstaat er een vicieuze cirkel: ze gaan meer blowen om te vluchten van deze
gevoelens van depressiviteit en om te vluchten van de doelloosheid in hun bestaan. Als er al geen
persoonlijkheidsstoornis ontstaat, bijvoorbeeld schizofrenie, is hun geest in ieder geval labiel
geworden.
Wat is het verband tussen het gebruik van drugs en het ontwikkelen van psychoses?
Het kan leiden tot een terugval. Bij heftig gebruik kan iemand een psychotisch beeld vormen. Op
lange termijn kan er een stoornis ontstaan.
Drugs kan effect hebben op de neurotransmitters in de hersenen. Een verstoorde dopamine
huishouding in de hersenen wordt als mogelijke oorzaak gezien voor de ontwikkeling van psychoses
en schizofrenie. Drugs zou een ontregelend effect kunnen hebben op de dopamine in de hersenen en
hierdoor mogelijk psychoses veroorzaken.
Hoe kan het gedrag van ouders, het kind beïnvloeden (nature, nurture)
Kinderen van ouders met verslavingsproblematiek lopen later zelf ook een groot risico op het
ontwikkelen van een verslaving. Daarnaast is de kans op andere psychiatrische problematiek groter
wanneer tenminste 1 van de ouders verslaafd is.
De kinderen met verslaafde ouder(s) groeien op in een instabiele gezinssituatie waar problemen zich
op verschillende manieren kunnen uiten (financieel, sociaal, huiselijk geweld). Vaak hebben de
kinderen zelf te maken met gedragsproblemen, cognitieve problemen en/of (neuro)psychologische
problemen. Hoe meer stress de kinderen ervaren, des te groter de kans op het ontwikkelen van
psychiatrische problematiek en verslaafd raken.
Nature: een kind is genetisch gevoeliger voor een verslaving wanneer een ouder verslaafd is.
Nurture: ouders hebben een voorbeeldfunctie, als ouders een verkeerd voorbeeld geven; kan het
kind dit gedrag overnemen.
Welke wetten zijn van toepassing bij het weigeren van zorg op minderjarige leeftijd?
De wet WGBO: in deze wet staat uitgewerkt aan wie toestemming gevraagd moet worden voor een
medische behandeling. Tot 12 jaar is alleen de toestemming van de ouders nodig, het kind heeft wel
recht op informatie. Tussen 12 en 16 jaar is van zowel ouders als kind toestemming vereist, behalve
in 2 gevallen: als het niet behandelen van de jongere hem ernstig nadeel oplevert dan is alleen
toestemming van jongere nodig, of als de behandeling een weloverwogen wens van de van de