SAMENVATTING: Gebitsontwikkeling H1 t/m H8
HOOFDSTUK 1: Vorming van gebitselementen
Gebitselementen ontstaan door interactie van 2 kiembladen: ectoderm en mesoderm
- Ectodermale weefsel levert glazuur
- Mesodermale weefsel levert dentine, pulpa, wortelcement en parodontale ligament
De eerste lokale veranderingen die leiden tot de vorming van gebitselementen vinden plaats in de 6 e
week na conceptie. De mondholte is dan al gevormd en bekleed met een tweelagig epitheel,
waaronder zich het nog ongedifferentieerde mesenchym bevindt.
- Tussen de 2 lagen ligt een basaalmembraan; die communicatie tussen de 2 weefseltypen
mogelijk maakt
Ter plaatse van de toekomstige tandbogen vind een verdikking plaats van het epitheel en ontstaat de
tandlijst (dental lamina). Aan deze tandlijst vormen zich op ieder punt waar een gebitselement moet
komen, uitstulpingen in het mesenchym (tandknop). Door lokale verschillen in delingsactiviteit
(gedifferentieerde proliferatie) in het epitheel en het mesenchymale weefsel ontstaat de initiële
vorm van de kroon. Op de toekomstige glazuur-dentinegrens bevindt zich de basaalmembraan.
De mesenchymale cellen aan de binnenkant van de basaalmembraan differentiëren tot
odontoblasten en de eptitheliale cellen aan de buitenkant tot ameloblasten.
- Deze zetten glazuur en dentine af tegen de basaalmembraan en vormen de kroon.
- Na de vorming van de kroon gaan odontoblasten het dentine van de wortel opbouwen.
o Aan de buitenzijde van de wortel wordt cement afgezet door cementoblasten uit
mesenchymale gedifferentieerde cellen.
De morfogenese van incisieven, hoektanden en molaren is in wezen hetzelfde, alleen de uitvoering
ervan verschilt.
Molaren:
- Worden geleidelijk groter door interstitiële (tussen de cellen) groei van het binnenste
glazuurepitheel
- Mineralisatie begint op 1 toekomstige knobbelpunt (mesiobuccale knobbel)
o In genetisch bepaalde volgorde gaan op andere punten ameloblasten en
odontoblasten differentiëren, waarop mineralisatie volgt
o Als gemineraliseerde gedeelten zijn verbonden (coalescentie), kan de afstand tussen
de betreffende knobbelpunten niet meer toenemen
- Verdere glazuurafzetting in de dalen tussen de knobbelpunten en aan de buitenkant van de
kroon
- Begrenzing na 28 weken
Incisieven:
- Mineralisatie begint gelijktijdig op 3 punten (randtubercula) en spreidt in horizontale richting
uit
- Bereiken, in tegenstelling tot molaren, in een vroeg stadium een groot gedeelte van hun
mesiodistale kroonafmeting.
- Begrenzing na 20 weken
, Hoektanden:
- 1 punt waar mineralisatie begint
- Morfodifferentiatie en mineralisatie lopen iets achter op die van incisieven en molaren
- Voortgang van mineralisatie geschiedt onder een hoek van ongeveer 45 graden met de
lengteas van het toekomstige element
- Begrenzing na 28 weken
In vergelijking met andere lichaamsweefsels gaat de vorming van glazuur en dentine bijzonder
langzaam. De mineralisatie van een 1e blijvende molaar begint al voor de geboorte, terwijl hij op 6 e
jarige leeftijd pas doorbreekt, en is de wortel alsnog niet afgevormd.
- Melkelementen worden sneller gevormd dan blijvende elementen.
Melkelementen zijn iets anders van samenstelling dan blijvende elementen, omdat ze dus ook in een
kortere tijd gevormd worden.
- Mineralisatieniveau is lager
- Witter van kleur
- Minder bestand tegen afslijten
o Scherpe knobbelpunten gaan snel verloren
Als glazuur en dentine door trauma of cariës verloren gaan, kan het niet meer herstellen.
- Alleen dentinevorming kan nog doorgaan als de pulpa vitaal blijft -> secundaire dentine
o Daardoor wordt de pulpakamer kleiner en worden de wortelkanalen smaller.
HOOFDSTUK 2: Kaakgroei tijdens vorming en eruptie van melkelementen
Bij pasgeborenen zijn de vorm en proporties van het lichaam afgestemd op het functioneren van de
systemen, die letterlijk van vitale betekenis zijn.
- Het hoofd, met de hersenschedel die het CZS bevat, is in vergelijking groter
o Gelaat is maar klein deel van het hoofd, hersenschedel (en oogkas) groot deel van
het hoofd
- De romp, met het cardiovasculaire systeem, tractus respiratorius (mondkeelholte) en tractus
digestivus (voedseltransport) , is in vergelijking groter
In de puberteit verlopen zowel de lichamelijke als de geestelijke ontwikkeling meer schoksgewijs dan
gelijkmatig: voet -> onderbeen -> bovenbeen -> armen -> heupbreedte -> borstbreedte ->
schouderbreedte -> romplengte -> borstdiepte -> onderkaak
De morfologie van BK en OK wordt vooral door de tandkiemen bepaald afgestemd op de functies die
vóór en direct na de geboorte van vitaal belang zijn.
- Gelaat: bij ademhaling en spijsvertering betrokken structuren
o Doorgebroken gebitselementen zijn in dat stadium ongewenst; zij werken storend bij
de borstvoeding
- Een zuigeling moet gelijktijdig kunnen ademen en slikken
De vorming van het aangezichtsschedel begint vroeg. Het aanwezige kraakbeen zorgt voor een snelle
vorming van structuren, die later in bot worden omgezet (kraakbeen kan namelijk interstitieel
groeien, groei tussen de celruimtes, wat sneller gaat en bot kan dat niet).