Geschiedenis examenstof
Tijdvak 5, hoofdstuk 3 algemeen deel
Renaissancetijd, 16e eeuw, vroegmoderne tijd. Tijd van ontdekkers en hervormers.
Kenmerkende aspecten:
- Het begin van de Europese overzeese expansie.
- Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe
wetenschappelijke belangstelling.
- De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid.
- De protestantse Reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg
had.
3.1 Renaissance
Belangrijke personen:
- Leonardo da Vinci: Hij was een ideaalbeeld, een algemeen ontwikkelde mens, iemand die
zich volledig ontplooide. Hij deed allemaal dingen die te maken hebben met een diepe
interesse in de mens en zijn wereld. Hij was dus een belangrijk persoon tijdens de
Renaissance.
- Erasmus: Vertaalde het Nieuwe Testament rechtstreeks vanuit het Grieks om te zien in
hoeverre de geloofspraktijk afweek van de oorspronkelijke leer. Hij had kritiek op het
ongepaste gedrag van priesters en monniken. Hij wilde daar verandering in brengen zonder
dat het gemeenschap uiteenvalt.
Belangrijke gebeurtenissen:
- 1300-1600: Renaissance, er vond een grote mentaliteitsverandering plaats in Europa van het
wereldbeeld en het mensbeeld.
- 1450: Uitvinding boekdrukkunst, losse letters. Het was eenvoudiger om nu meer kennis op te
doen over de renaissance.
- De Italiaanse dichter Boccaccio publiceert zijn boek Decameron.
- Erasmus vertaalde het Nieuwe testament rechtstreeks vanuit het Grieks om te zien in
hoeverre de geloofspraktijk afweek van de oorspronkelijke leer. Hij wilde verandering
brengen.
- De ‘wedergeboorte’ van de klassieke cultuur. De belangstelling voor de antieke literatuur,
poëzie en geschiedenis, ook wel het humanisme.
Begrippen:
- Humanisme: De cultuur van geleerden uit de tijd van de renaissance. Humanisten
oriënteerden zich sterk op de literatuur en geschiedenis uit de oudheid.
- Uomo universale: Universele mens, de ideale mens uit de tijd van de renaissance, die
uitblinkt op alle terreinen van het leven, zoals wetenschap, kunst en cultuur.
- Mensbeeld: De ideeën die mensen hebben over zichzelf en de mensen om hun heen.
- Wereldbeeld: De ideeën die mensen hebben over de hun bekende wereld.
- Renaissance: Niet langer het hiernamaals centraal, maar de mens in het hier en nu.
Controleer jezelf:
,Het mensbeeld en het wereldbeeld veranderde tijdens de Renaissance. De grote verandering bij het
mensbeeld was dat ze niet God meer het allerbelangrijkst vonden, maar meer in de mens zichzelf
begonnen te vertrouwen en zichzelf centraal stellen. De mens had allerlei talenten waar ze ook beter
in konden worden. Het ideaalbeeld werd de algemeen ontwikkelde mens (uomo universale). Een
voorbeeld van zo iemand is Leonardo da Vinci, hij hield zich bezig met de anatomie van het menselijk
lichaam, deed aan natuur- en scheikunde, maakte schilderijen en schetsen, ontwierp gebouwen en
apparaten en schreef muziek. Deze hadden allemaal te maken met de diepe interesse in de mens en
zijn wereld. Wereldbeeld. Tijdens de Renaissance kwam ook veel belangstelling voor de antieke
literatuur, poëzie en geschiedenis en dit noemen we humanisme. Het humanisme werd ook
verspreid door de boekdrukkunst. Humanisten hadden vaak veel kritiek op de Latijnse Bijbelvertaling,
die in de kerk veel werd gebruikt. Een van de belangrijkste humanisten is Erasmus, die wilde daar
verandering in brengen, maar wilde absoluut niet dat de christelijke geloofsgemeenschap daardoor
uiteen zou vallen. In Italië begon de Renaissance. Er ontstonden zelfstandige statstaten. Sommige
bewoners waren rijk geworden door nijverheid en handel. Ze wilden hun rijkdom dan ook laten zien
aan de rest. Dat deden ze door kunstenaars kunstwerken van hun te laten maken in de hele stad. Zo
groeide hier een klimaat van culturele bloei en vernieuwing. Later verspreid de Renaissance zich over
Noord-Europa. Dit komt door de uitvinding van de boekdrukkunst, losse letters. Daardoor konden
kunstenaars en geleerden elders in Europa eenvoudig kennis maken met de Renaissance en het
centrum van kunst en wetenschap verplaatste zich vanaf de 16e eeuw naar Noord-Europa
3.2 Europeanen ontdekken de wereld
Belangrijke personen:
- Vasco da Gama: Hij voer langs Afrika en bereikte India.
- Columbus: Hij ontdekte voor de Europeanen Amerika.
- Willem Barendz: Probeerde via de noordelijke poolcirkel Indië te bereiken, maar kwam vast
te zitten op Nova Zembla. En ontdekte dus Nova Zembla.
Begrippen:
- Ontdekkingsreizen: De reizen die Europeanen in de 14 e, 15e en 16e eeuw maakten om nieuwe
wegen naar Indië te ontdekken. Tijdens deze reizen ontdekten zij gebieden die nog niet was
betreden. Later (17e en 18e eeuw) gingen ze verkennen.
Controleer jezelf:
Er waren verschillende oorzaken van het ontstaan van de ontdekkingsreizen. Een daarvan was dat de
handelsroutes via het Aziatische vasteland minder toegankelijk werden. (Ineenstorting Mongoolse
Rijk) Een tweede oorzaak was dat het technisch mogelijk werd om over zee verder te varen en veilig
terug te keren. En de derde en laatste oorzaak was de wil van christelijke vorsten om andere volken
te bekeren tot het christelijke geloof. Er werden tijdens deze ontdekkingsreiziger verschillende
landen ontdekt, zoals India (door Vasco da Gama), Amerika (door Columbus) en Nova Zembla (door
Willem Barendsz). De ontdekkingsreizen leverden Europa veel rijkdom en kennis op. Doordat er
nieuwe gebieden werden ontdekt, werden de kustlijnen steeds beter op kaart gebracht. Mensen
verwonderden zich ook over de manier van leven van de mensen van het nieuwe gebied. Heel veel
mensen probeerden hun wel tot het christendom te bekeren en soms was het meedogenloos. De
ontdekkingsreizen hadden nog andere gevolgen, zoals dat het christendom zich verspreidde over de
hele wereld. Ook ontstond er een wereldeconomie, waarbij op grote schaal producten uit
verschillende werelddelen werden uitgewisseld. Op vele manieren werden allemaal dingen
ontwikkeld om winst mee te maken. Er waren ook wat mindere gevolgen, zoals in Amerika
, verdwenen hele koninkrijken, zoals die van de Azteken. Dit kwam niet alleen door geweld en
misbruik, maar ook doordat de indianen geen afweersysteem bleken te hebben tegen alle ziektes van
de Europeanen. Vele Afrikanen werden naar Amerika verplaatst om daar als slaaf te werken.
3.3 De Reformatie
Belangrijke personen:
- Luther: Had veel kritiek op de kerk, hij wilde de kerk van binnenuit te hervormen. Hij schrijft
95 stellingen over wat hij zo slecht vond aan de kerk en maakte dit vast op de deur van de
kerk.
- Johannes Calvijn: Hervormer, had kritiek op de kerk, dus besloot hij om zijn eigen
protestantse kerken te bouwen.
- Hendrik VIII: Koning Engeland, hij had een conflict met de paus over het ontbinden van zijn
eerste huwelijk. Hij benoemde zich tot hoofd anglicaanse kerk. Dat wilde de paus natuurlijk
niet doen.
Begrippen:
- Calvinisme: Stroming binnen het christendom die is gebaseerd op de ideeën van de
hervormer Johannes Calvijn.
- Lutheranisme: Stroming binnen het christendom die is gebaseerd op de ideeën van de
hervormer Maarten Luther.
- Contrareformatie: De reactie van de katholieke kerk op de reformatie, die enerzijds
hervormingen binnen de katholieke kerk inhield en anderzijds een harder optreden tegen
protestanten deed.
- Protestantisme: Het geheel van stromingen en kerken die zijn ontstaan uit protest tegen
misstanden in de katholieke kerk.
- Reformatie: Kerkhervorming die uiteindelijk leidde tot een scheuring in de kerk en het
ontstaan van het protestantisme.
Controleer jezelf:
Luther had veel kritiek op de kerk. Zijn kritiek had betrekking op vier aspecten: de aflaathandel,
volgens hem moest je dat oprecht aan Jezus vragen en niet kopen bij de kerk, de heiligenverering,
klopte niet, omdat je volgens de bijbel helemaal niemand anders mocht aanbidden dan God zelf en
over de manieren van verering in der kerk stond niets van in de bijbel, een aantal sacramenten, 4
sacramenten: het vormsel, het huwelijk, het sacrament voor de zieken en de wijding tot de priester,
als laatste de organisatie van de kerk, de hiërarchie klopte niet, de paus zou niet zoveel macht
moeten hebben. Er zijn verschillen in de geloven die er deze tijd zijn, het katholicisme, het
Lutheranisme en het Calvinisme. De kerk was er niet blij mee. Ze gingen ook mensen zoals Luther en
gelijkstemden uiteindelijk vervolgen. Daardoor kwam een splitsing binnen de kerk in West-Europa.
Toen er steeds meer mensen de kerk verlieten, werd het Concilie van Trente georganiseerd. De
aflaatbrieven werden verboden. Heiligen mochten worden vereerd, maar niet alle goden mochten
worden aanbeden. Ketters werden harder aangepakt. Deze reactie noemen we de Contrareformatie.
De strijd om het geloof leidde tot oorlogen. Gevolgen waren dat bv. dat mensen met verschillende
geloven niet meer door elkaar woonden. Je had gebieden met overal een ander geloof. In Engeland
noemde koning Hendrik VIII benoemde zichzelf tot hoofd van de Anglicaanse kerk. Het uiteenvallen
van Europa in katholieke en protestantse gebieden verliep allesbehalve vreedzaam.
Katholicisme Lutheranisme Calvinisme