Wetenschapsfilosofie literatuur
Filosofie van de sociale wetenschappen – Menno Rol
Hoofdstuk 1
Waarheid doet ertoe in de wetenschap, maar onware kennis is niet per se
onwetenschappelijk onfeilbaarheid of afwezigheid van vergissingen zijn niet per se
vereisten van wetenschappelijkheid
3 benaderingen om te verklaren:
1. Functioneel verklaren: deze manier van verklaren geeft niet echt antwoord op een
waarom-vraag maar geeft antwoord op een waartoe-vraag functionele
verklaringen hebben de tijdasymmetrie op orde: oorzaak gaan vooraf aan hun
gevolgen bij deze manier van verklaren zijn de oorzaken en het gevolg duidelijk
wat aanleiding geeft tot een causaal verklaringstype; het is een
microreductionistische manier van causaal verklaren functionele verklaringen
voldoen aan 3 belangrijke wetenschappelijke eisen tegelijk: ze beschrijven accuraat
wat er aan de hand is, ze helpen je begrijpen (ze brengen klaarheid) en ze helpen
voorspellen
2. Oorzakelijk verklaren: deze manier van verklaren wijst een complex van oorzaken aan
die samen leiden tot het onderzochte gevolg het beschrijven van oorzaken voor de
verschijnselen geven inzicht in een mechanisme je krijgt antwoord op de hoe-
vraag waarna duidelijk wordt dat de oorspronkelijke waarom-vraag slordig gesteld
was een causale verklaring geeft antwoord op een waardoor-vraag
3. Intentioneel verklaren: dit gebruik je als je wil weten waarom iets doet of iets nalaat
te doen; dan kun je vragen naar redenen en motieven er kunnen problemen
optreden bij het vragen naar redenen, zoals liegen of onwetendheid van actoren
betreffende hun eigen motieven intentionele verklaringen veronderstellen dat er
sprake is van bewustzijn; een actor kan zonder bewustzijn geen coherent antwoord
geven op een vraag wie doelgericht handelt en daarbij keuzes maakt die
gebaseerd zijn op een inzicht in hoe de wereld werkt, die moet over die wereld
kunnen nadenken; voor succesvol intentioneel handelen is begrip van de causale
structuur van de wereld nodig en dit begrip veronderstelt bewustzijn een omdat-
vraag is een vraag naar een expliciet gesteld doel en wie vraagt naar het doel van
processen zoekt naar teleologische verklaringen een intentionele verklaring is een
antwoord op een waarom-vraag
Eigenschappen, dingen of verschijnselen die pas vanaf een zeker niveau van stapeling
ontstaan zijn emergent; zij hebben geen bestaansrecht op een kleinere schaal, maar de
verschijnselen die ons omgeven horen bij hun eigen schaalgrootte zomaar een stapeling is
niet voldoende, want je moet het ook op een bepaalde manier stapelen; pas als emergentie
zich voordoet is er goed gestapeld voor die betreffende emergente eigenschap stapelen
tot emergentie is niet zomaar bij elkaar gooien, het is aggregeren om bij het stapelen van
aggregeren te spreken, moet er iets emergeren emergentie en aggregatie doen zich overal
voor, op alle niveaus mensen veroorzaken verschijnselen die zij soms bedoelden te
verwekken, maar ook die zij nooit bedoelden te veroorzaken maar die er toch kwamen (die
,emergeerden) de wereld heeft emergente eigenschappen die zomaar kunnen ontstaan als
het aggregatieniveau en daarmee de complexiteit toeneemt aggregatieniveaus: van
samenlevingen, individuen, organen, cellen, organellen, stoffen, moleculen, atomen tot
subatomaire deeltjes
Hoe hoger het aggregatieniveau, des te complexer de wereld en des te behendiger
wetenschapers moeten zijn in het geven van verklaringen niemand weet wat de functie is
van het heelal en zijn bouwstenen, dus de mogelijkheid om functioneel te verklaren is pas
beschikbaar voor wie het leven onderzoekt vanaf het niveau waar psychologen zich ermee
gaan bemoeien ontstaat de mogelijkheid om intentioneel te verklaren; mensen hebben
intentie, beweegredenen en motieven, en soms werkt het om daarnaar te vragen (soms ook
niet want niet alle motieven zijn bewust) sociale wetenschap gebruikt alle 3
verklaringswijzen, maar sommige kunnen botsen
Intenties: term suggereert dat hierbij altijd bewust handelen betrokken is, maar in de
filosofie worden niet alleen bewuste mentale processen intentioneel (‘bedoeld’) genoemd,
maar ook onbewuste (Brentano) het is evident dat de meeste mentale processen
helemaal niet bewust voltrekken elke mentale activiteit is intentioneel in de zin dat die
altijd op de een of andere manier gericht is op iets anders: Bezogensein, gericht-zijn-op of
aboutness
Hoofdstuk 2
Reductionisme (in het sociale domein): verklaringen van sociale verschijnselen
(verschijnselen waarin groepsgedrag zichtbaar wordt) door middel van een verwijzing naar
de individuen waaruit die groep bestaat het gaat om een verklaring op lager
aggregatieniveau van een verschijnsel op hoger aggregatieniveau een radicale opvatting
dat groepsgedrag zo verklaard kan worden is dat individueel gedrag de enige
verklaringsgrond van sociaal gedrag moet zijn
,Reductie is een speciale vorm van deductie een deductieve redenering komt tot stand
zodra, uitgaande van een aantal veronderstellingen, een conclusie getrokken wordt die
onvermijdelijk volgt (door logica) uit die veronderstellingen als de veronderstellingen
waarvan we uitgaan onwaar zijn, kan de conclusie van die redenering net zo goed
onvermijdelijk zijn deduceren is een manier van het opsporen van gevolgtrekkingen uit
beschikbare ware of onware informatie, gevolgtrekkingen die geen ontsnapping toelaten
het kan lastig zijn om na te gaan welke implicaties een verzameling informatie eigenlijk heeft
doordat die informatie, die in de veronderstellingen zit, uitgebreid en complex is ook is
niet zeker of de informatie waar is deductie biedt een zeker pad van uitspraken die vooraf
gegeven zijn naar uitspraken die je daaruit kan afleiden die zekerheid garandeert geen
waarheid maar wel waarheidsbehoud; als de beginuitspraken waar zijn dan is de conclusie
dat ook, maar als er al onwaarheid aan de voorkant in is gestopt, dan filtert deductie die niet
weg (je kunt slechts behouden wat je al had) de conclusie introduceert niets nieuws want
de informatie die erin vervat is, moest al in de startzinnen opgenomen zijn
Induceren werkt in de tegengestelde richting van deduceren de conclusie van inductie kan
onwaar zijn zelfs als er aan de observaties niet getwijfeld hoeft te worden inductie leidt
niet tot zekerheid omdat deze redeneervorm niet gericht is op waarheidsbehoud; inductie
mikt op de mogelijkheid dat, als de conclusie juist mocht zijn, wij opeens meer waardevolle
informatie hebben dan oorspronkelijk in de vooraf gegeven informatie beschikbaar was
inductie leidt potentieel tot kennisgroei het probleem is dat steeds nieuwe observaties
nodig zijn om de conclusie te ondersteunen (confirmeren), maar zekerheid krijgen we pas bij
oneindig veel observaties en die zijn praktisch onmogelijk en er is ook conceptueel een
probleem; er zal altijd een nieuwe observatie nodig zijn omdat een eindpunt niet bereikbaar
is zekerheid komt nooit maar onware kennis is ook kennis
Bij inductie en deductie staat de conclusie steeds aan het einde van de redenering, maar bij
reductie wordt er al een conclusie getrokken voordat de gevolgtrekking ‘dus’ aan de orde is
er is bij reductie nog onbenoemde informatie beschikbaar, kennis die terugkijkend
afleidbaar is uit de gevolgtrekking bij reductie is dat wat na het woord ‘dus’ komt een
onvermijdelijke gevolgtrekking en daaraan zie je dat foutloze reductie deductief geldig is
deze redeneervorm wordt soms achterwaartse deductie genoemd
Vaak zijn door onderzoekers terugkerende verschijnselen opgemerkt en heel precies
gemeten, voordat ze volledig werden begrepen later was de verklarende theorie pas
ontwikkeld en daarmee werd het gemeten verschijnsel ook begrepen de geschiedenis van
wetenschap zit vol met voorbeelden van gepostuleerde wetmatigheden (W) die pas later
werden verklaard door een of andere theorie (T) reductie: T W; als W deduceerbaar is
uit T dan is W reduceerbaar tot T
Redeneringen kunnen geldig zijn als de conclusies onwaar zijn; de geldigheid van
redeneringen staat los van de waarheid van de conclusies een geldige redeneerwijze
betekent dat, indien de startzinnen waar zijn, de conclusie ook waar moet zijn dat laat
open dat een van de veronderstellingen onwaar is en staat daarmee toe dat de conclusie
mogelijk onwaar is
, Conditionele zinnen: de zin ‘als X dan Y’ stelt dat de waarheid van X een voldoende
voorwaarde is voor de waarheid van Y, maar ook dat de waarheid van Y noodzakelijke
voorwaarde is voor de waarheid van X als je noodzakelijke met voldoende voorwaarden
verwart, kunnen redeneringen op elkaar lijken (qua vorm) terwijl ze inhoudelijk wel van
elkaar verschillen de kwestie betreft niet zoiets als oorzakelijkheid, maar hoe je
gedwongen wordt onder condities de waarheid van bepaalde zinnen te accepteren
Modus ponens: na de conditionele als-
dan zin wordt precies voldaan aan wat
de conditie vereist de ongeldige
beredeneringen zijn de bevestiging van
de consequens en de ontkenning van
het antecedent
Haal bevestigen en ontkennen niet
door elkaar: ‘niet V’ is de bevestiging
van ‘niet V’ en ‘C’ is de ontkenning van
‘niet C’
Modus tollens:
Waarheid kan alleen aan uitspraken (of proposities) toekomen; alleen beweringen kunnen
waar of onwaar zijn, want zij kunnen waarheidswaarde hebben waarheid is een
eigenschap redeneringen kunnen zo’n eigenschap niet hebben, doordat zij
samenstellingen zijn van proposities en niet de proposities zelf
Geldigheid is een eigenschap van redeneringen en juist niet van proposities redeneringen
kunnen wel geldig zijn terwijl de conclusie onwaar is of ongeldig zijn terwijl de conclusie waar
is de logica sluit wel uit dat een geldige redenering met ware zinnen boven de streep leidt
tot een onware conclusie eronder
Reduceren is in de logica afleidbaar maken van afleidbaarheid is sprake als een conclusie
deductief volgt en dat wil zeggen dat reductie een geldige redenering moet zijn als de
theorie waartoe een gevonden wetmatige uitspraak wordt gereduceerd waar is, dan is die
wetmatigheid dat ook, maar het omgekeerde klopt niet (dat is een consequentdrogreden)
mogelijk klopt de wetmatigheid (is de wetachtige uitspraak waar) maar de theorie T niet
dan moet er een andere theorie T* zijn die de wetmatigheid net zo goed (of beter) verklaart,
maar dat neemt niet weg dat de reductie tot T geslaagd is de wetmatige uitspraak W volgt
keurig uit T, dus T verklaart W, maar het is mogelijk dat een ware wetachtige uitspraak
verklaard wordt door een onware theorie