H1: The Foundations of Qualitative Research
Eigenschappen kwalitatief onderzoek
Er zijn verschillende redenen waarom het handig is om iets te weten van de achtergrond van
kwalitatief onderzoek:
o Het is van belang om te weten dat er niet één geaccepteerde manier is van het uitvoeren van
kwalitatief onderzoek. Dit is afhankelijke van verschillende factoren als overtuigingen over de
natuur van de sociale wereld, doelen van het onderzoek, eigenschappen van participanten,
etc.
o Visies over of en hoe kwaliteit van kwalitatief onderzoek kan worden vastgesteld is deels
afhankelijk van posities die mensen hebben in bepaalde filosofische debatten.
o De praktijk en benadering van bepaalde kwalitatieve onderzoeken hebben zijn ontwikkeld
binnen een bepaald onderzoeksveld. Hierdoor wordt een bepaalde mix van filosofie,
onderzoeksdoelen, deelnemers, etc. gereflecteerd.
Kwalitatief onderzoek is erg breed en heeft veel verschillende benaderingen en methodes binnen
verschillende onderzoeksdisciplines. In het algemeen wordt kwalitatief onderzoek vaak beschreven
als een naturalistische, interpretatieve benadering, waarbij fenomenen van buitenaf worden ontdekt
en perspectieven en onderzoeksverslagen van onderzoeksparticipanten als beginpunt worden
genomen. Volgens Denzin en Lincoln:
Een set van interpretatieve, materiële praktijken die de wereld zichtbaar maken. Deze praktijken
transformeren de wereld. Ze veranderen de wereld in een serie van representaties, inclusief
veldnotities, interviews, conversaties, foto’s, opnames en memo’s. Kwalitatieve onderzoekers
onderzoeken dingen in hun natuurlijke setting om te proberen dit te begrijpen of interpreteren.
Vaak zijn woorden en beelden bij kwalitatief onderzoek belangrijker dan nummers.
Gebruikelijke eigenschappen van kwalitatief onderzoek:
o Doelen zijn gericht op het bieden van een diep en geïnterpreteerd begrip van de sociale
wereld van onderzoeksparticipanten door te leren over de betekenis die zij geven aan hun
sociale en materiële omstandigheden, ervaringen, perspectieven en geschiedenissen.
o Het gebruik van niet-gestandaardiseerde, aanpasbare methodes van datageneralisatie die
gevoelig is voor de sociale context van de studie en kan worden aangepast voor elke
participant of casus. Hierdoor kunnen opkomende problemen worden onderzocht.
o Data is gedetailleerd, rijk en complex
o Een analyse die de complexiteit en nuance behoudt en de uniekheid van elke deelnemer of
casus respecteert.
o Openheid voor opkomende categorieën en theorieën bij de analyse in de interpretatiefase.
o Outputs die gedetailleerde beschrijvingen van het fenomeen dat wordt onderzocht bevatten,
gegrond in de perspectieven en verslagen van de deelnemers.
Filosofische debatten bij sociaal onderzoek
Er zijn een aantal filosofische debatten die betrekking hebben op de ontwikkeling van sociaal
onderzoek in het algemeen.
Ontology: Wat is de natuur van de sociale wereld en wat kan je erover weten?
o Is er een sociale realiteit die bestaat onafhankelijk van menselijke concepties en
interpretaties?
, o Is er één sociale realiteit of zijn er meerdere, context-specifieke realiteiten?
o Er zijn twee posities: realisme en idealisme. Het realisme is gebaseerd of het idee dat er een
externe, onafhankelijke realiteit is. Er is dus een verschil tussen hoe de wereld is en de
betekenis en interpretatie van die wereld. Het idealisme stelt dat de realiteit volledig mind-
dependent is: je kent het alleen door menselijke gedachtes en door sociaal geconstrueerde
betekenissen. Niet onafhankelijk dus. Hiertussen zitten meerdere genuanceerde
perspectieven.
Epistemology: Hoe kunnen we leren over de sociale wereld en wat is de basis van onze kennis?
o Hoe kunnen we leren over de realiteit? Wat vormt de basis van onze kennis?
o Er zijn verschillende kwesties die de debatten hierover domineren:
o Op welke manier kan je het beste kennis vergaren? Bottom up patronen worden
afgeleid uit observaties van de wereld. Top down kennis opdoen door aftrekking,
bepaalde logische hypotheses worden getest met observaties.
o De relatie tussen de onderzoeker en het onderzochte en hoe dit de connectie tussen
feiten en waarden beïnvloedt.
o Wat betekent het om bepaalde claims als accuraat of ‘waar’.
Verschillende epistemological posities:
o Inductieve logica: bottom up, eerst bewijs verzamelen, hier worden theorieën en
kennis op gebouwd.
o Deductieve logica: bewijs als steun van de conclusie, eerst een hypothese formuleren
bewijs om dit te bewijzen of ontkrachten. Er is niet zoiets als volledig inductie of
deductie.
o Retroductieve logica: de onderzoeker identificeert de structuren of mechanismes die
mogelijk patronen in de data hebben geproduceerd, verschillende modellen worden
gebruikt voor ‘fit’ (welke model de patronen kan verklaren).
o Abductieve logica: het ‘ontvoeren’ van een technisch aspect, met gebruik van de
categorieën van de onderzoeker, eigen verslagen van participanten van dagelijkse
activiteiten, ideeën of overtuigingen.
o Foundational versus fallilistic modellen. Een foundational model stelt dat het
mogelijk is om realiteit juist te weerspiegelen. Een fallibilistisch model behandelt alle
kennisclaims als voorlopig (tijdelijk).
o Kennis als ‘value-mediated’: stelt dat alle kennis wordt beïnvloed door de waardes
van de persoon die het produceert/ontvangt.
o Correspondence theory of truth: een statement is waar als het overeenkomt met de
onafhankelijke werkelijkheid
o Coherence theory of truth: een verslag is juist als representatie van de wereld als het
wordt ondersteund door meerdere andere verslagen en deze verslagen met elkaar
overeenkomen.
o Pragmatic theory of truth: overtuigingen zijn waar als ze praktisch nut hebben – als
het geloven ervan nuttig en productief voor mensen is.
Eigenschappen positivism + empirisme:
- Kennis geproduceerd door de zintuigen gebaseerd op zorgvuldige observatie
- Regelmatigheden en ‘constant conjunctions’ worden geïdentificeerd
- Inductieve redenatie wordt gebruikt nadat data is verzameld om te generaliseren van
empirische voorbeelden naar algemene wetten.
, - Realiteit wordt niet beïnvloedt door het onderzoeksproces, feiten en waarden zijn
gescheiden, objectief waardevrij onderzoek is mogelijk
- De methodes gebruikt bij natuurwetenschappen zijn geschikt voor het bestuderen van de
sociale wereld
- Realiteit kan accuraat worden gekend (correspondance theory of truth)
Eigenschappen post-positivism, post-empiricism, falsificationism:
- Kennis van de wereld wordt geproduceerd door het testen van stellingen: hypotheses over
causale verbanden komen van wetenschappelijke theorieën en worden empirisch
geëvalueerd tegenover observaties.
- Deductieve redenatie wordt gebruikt om mogelijke relaties en modellen voor te stellen voor
data worden verzameld
- Realiteit wordt niet beïnvloedt door het onderzoeksproces, feiten en waarden zijn
gescheiden, objectief waardevrij onderzoek is mogelijk
- De methodes gebruikt bij natuurwetenschappen zijn geschikt voor het bestuderen van de
sociale wereld
- De realiteit kan ongeveer worden gekend, hypotheses kunnen worden afgewezen of
voorlopig bevestigd, maar ooit definitief
H2: The Applications of Qualitative Methods to
Social Research
Theoretisch onderzoek en toegepast onderzoek
Er is verschil tussen theoretisch, puur- of basis onderzoek en toegepast onderzoek. Theoretisch
onderzoek gaat over het doel van het testen, genereren of versterken van het denken binnen een
bepaalde discipline. ‘Basisonderzoekers werken om nieuwe theorieën te ontwikkelen of bestaande
theorieën te testen’. Toegepast onderzoek gaat over het gebruiken van verworven kennis om direct
bij te dragen aan het begrijpen of oplossen van een bepaald probleem. De doelen hierbij worden
vaak gevormd door specifieke informatiebehoeften of de behoefte om inzicht te krijgen in een
bepaald probleem.
In de sociale wetenschappen is er het debat of het nuttig en juist is om onderscheid te maken tussen
toegepast en theoretisch onderzoek. Al het onderzoek is gebaseerd op bepaalde theoretische
aannames, concepten of hypotheses (ook als deze impliciet zijn). Daarnaast kunnen al alle vormen
van sociaal onderzoek bijdragen aan een beter begrip van en kennis over de theorie. Er is een visie
waarbij sociaal onderzoek op zijn best is als theoretische inzichten en sociaal onderzoek elkaar
versterken.
Geschiedenis van kwalitatief onderzoek
Tot het einde van de twintigste eeuw werden kwalitatieve methoden veel meer aanwezig in
onderzoek dat zich bezighield met het ontwikkelen van sociale theorieën dan in meer toegepaste
settings. Dit had er mee te maken dat beleidsmakers ‘informatie’ en ‘bewijs’ als synoniemen van
getallen zagen. Echter kwam er een roep om meer gebruik van kwalitatieve methodes om de natuur
van de problemen beter te begrijpen en om de beleid te beoordelen na implementatie. Vanaf eind
1980 nam het gebruik van kwalitatieve methodes in sociaal beleidsonderzoek toe.
