Socialezekerheidsrecht week 1
Inleiding in het socialezekerheidsrecht
Het geheel van wettelijke maatregelen dat de (inkomens)risico’s opvangt die mensen lopen bij hun
functioneren in de maatschappij.
- Beoogt mensen die niet (meer) in hun levensonderhoud kunnen voorzien, middelen van bestaan te
geven (inkomensfunctie(
- Gericht op bevordering en instandhouding van deelnamen aan het arbeidsproces (re-integratie)
Solidariteit: door middel van wetgeving gezamenlijk dragen van de individuele risico’s.
Geschiedenis:
- Middeleeuwen: Gilden (beroepsverenigingen, zij vingen de arbeidsongeschikte leden op)
- 1854: Armenwet
- 1901: Ongevallenwet
- 1913: Invaliditeitswet
- 1913: Ziektewet, pas in werking in 1930
- WOII: Commissie van Rhijn denkt na over de vormgeving van de sociale zekerheid na de bevrijding
en laat zich inspireren door het Britse stelstel
Verzorgingsstaat
De overheid speelt een belangrijke rol bij het opvangen van verschillende sociale risico’s.
- Op de overheid rust de verplichting om de burger te vrijwaren tegen een gebrek aan gezondheid,
inkomen e.d.
- Deze rol ontstond pas met de Ongevallenwet (1901). Bij ongeval tijdens het werken, werd je
geholpen door de overheid. Voor die tijd bestond wel al de Armenwet (1854), maar de rol van de
overheid hierin was beperkt. Werd vooral naar gekeken door de kerken e.d. Later kwam de
Ziektewet (1913). Invaliditeitswet, gold ook voor andere invaliden dan werknemers (1913).
Behalve steunmaatregelen aan werkelozen en de Kinderbijslagwet gebeurde er daarna tot en met
WOII niet zo veel op het gebied van sociale zekerheid.
- De sociale wetgeving kwam na WOII in een stroomversnelling, mede door internationale verdragen
zoals het EVRM en het ESH. Dit was een middel om de voedingsbodem voor extreem-nationalistische
of fascistische ideeën tegen te gaan. Er werd erkend dat de overheid de plicht heeft om de
bestaanszekerheid van de burger te garanderen.
Inkomenszekerheid
- Valt het inkomen weg vanwege werkeloosheid, langdurige arbeidsongeschiktheid of ouderdom,
zorgen de Werkloosheidwet, de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Algemene
Ouderdomswet ervoor dat de uitkeringsgerechtigde kan terugvallen op een inkomen in de vorm van
een periodieke uitkering om het verlies aan inkomen op te vangen.
- Degenen die van jongs af aan wegens medische redenen nooit in staat zijn geweest om te werken,
geldt de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten)
- De Participatiewet kent een uitkering voor iedereen die geen inkomen heeft
- Soms gaat het niet om een uitkering ter vervanging van inkomen, maar om een tegemoetkoming
(kinderbijslag, wet maatschappelijke ondersteuning)
Sociale minimum: ondergrens van de sociale zekerheid. Sociale zekerheid garandeert een inkomen
op minimumniveau in de situatie dat he tinkomen lager is dan het geldende sociale minimum. Het
waarborgt als vangnet een minimuminkomensniveau voor de burger. De hoogte hiervan moet
voldoende zijn voor een menswaardig bestaan.
,De uitkering is gekoppeld aan het nettominimumloon. Stijgt het minimumloon, stijgen ook de
uitkeringen; koppeling.
- Voor gehuwden en samenwonenden die de kosten niet met een ander kunnen delen, 100% van het
wettelijk minimumloon
- Voor een alleenstaande (ouder) die de kosten niet met een ander kan delen, 70% van het
minimumloon
Collectiviteit
Sociale zekerheid valt en staat bij de maatschappelijke en politieke bereidheid gezamenlijk financieel
bij te dragen aan behoud van het stelsel.
Meebetalen gebeurd op twee manieren; financiering van de werknemersverzekeringen en de
volksverzekeringen gebeurd door premieheffing. Over het inkomen wordt premies betaald.
De sociale voorzieningen worden gefinancierd door algemene middelen, de belastingopbrengst.
Re-integratie (Wet poortwachter)
Deze wet heeft als doel om zieke werknemers zo spoedig mogelijk te re-integreren in eigen of ander
passend werk. De hoogte en duur van de WAO-uitkering is verminderd en er werd meer
verantwoordelijkheid gelegd bij werkgevers en werknemers.
In de jaren 80 richtte de aandacht zich op het recht op uitkering en vanaf de jaren 90 wordt deze
focus verlegd naar werk boven inkomen. Uit de uitkering komen door middel van het verwerven van
een eigen inkomen is dan ook een zeer belangrijke doelstelling. Hierbij bestaat wel oog voor de
individuele omstandigheden en achtergronden van de uitkeringsgerechtigden.
De keuringseisen werden aangescherpt en er kwam een Wet huisbezoeken voor het bestrijden van
fraude.
Privatisering
Door individualisering en economische recessie van de jaren 80 is de collectiviteit in de sociale
zekerheid onder druk komen staan en dat leidde tot bezuinigingen.
- Volumebeperking: hoogte en duur uitkering ging naar beneden
- De overheid trok zich ook terug op onderdelen en laat meer over aan private partijen
Er komt meer accent op de activeringsfunctie van het socialezekerheidsrecht.
Achterliggende gedachte van privatisering is dat zaken als preventie en ziekteverzuimbeleid daardoor
meer zichtbaar zijn: werkgever gaat ziekte van werknemers meer in zijn portemonnee voelen
(doorbetaling loon bij ziekte gedurende 104 weken). De meeste werkgevers sluiten dan vaak zelf een
verzekering af met een verzekeraar: herverzekeren van het arbeidsongeschiktheidsrisico.
- De overheid trekt zich terug: privatisering en marktwerking
Bij uitvoering van de ZW en de WGA is het mogelijk eigenrisicodrager te zijn (dit is de werkgever): de
zieke of arbeidsongeschikte ex-werknemers krijgt met het UWV en een private partij te maken. Dat
bedrijf voert namens de werkgever controle en begeleiding uit, taken die normaal bij het UWV
liggen. Het UWV beslist wel over toekenning en betaalt uit, maar rekening gaat naar werkgever, in
ruil betaalt werkgever geen of minder collectieve premie. Effect is wel dat publieke taken bij gewone
bedrijven komen te liggen, die zich minder gelegen laten liggen aan publiek belang en meer oog
hebben voor de wens de kosten zo veel mogelijk te beperken.
Met de komst van de Zwv verviel het onderscheid tussen ziekenfonds en particulier verzekerd zijn
tegen ziektekosten. Eerst was een werknemer verplicht ziekenfondsverzekerd bij een inkomen onder
,een bepaald bedrag, verdiende hij meer, dan moest hij zelf een verzekering regelen. Het resultaat
van het Zwv is dat ziekenfondsen nu ook verzekeringsmaatschappijen met winstoogmerk zijn
geworden.
Gemeente hebben bij de Wmo de taak hun burgers daar waar nodig ondersteuning te bieden bij het
bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie. Deze diensten moeten door de gemeente
worden ingekocht. Thuiszorginstellingen beconcurreren elkaar op prijs, met als doel van de
gemeente de opdracht te verwerven om de huishoudelijke hulp te leveren.
Sociale partners
Werkgevers- en werknemersorganisaties worden sociale partners genoemd omdat ze
overlegpartners zijn in met name Stichting van Arbeid en de Sociaal- Economische Raad, zij hadden
vroeger een grote rol. Die organen zijn belangrijke adviesorganen van de overheid: adviezen van de
STAR en SER kunnen leidend zin voor de inhoud van nieuwe wetgeving (poldermodel).
- Voor WOII bestuurden vakbonden de werkloosheidskassen, waardoor ze direct bij de
uitvoering betrokken waren.
- Hierna vormden ze de besturen van bedrijfsverenigingen, belast met de uitvoering van delen
van de sociale zekerheid in een bepaalde bedrijfstak. Ze beslisten over het al dan niet
toekennen van ene uitkering en ontwikkelden beleid met betrekking tot de toegang tot het
door hen uitgevoerde deel van de sociale zekerheid.
- Nu is de uitvoering het publieke domein. Het UWV en de Sociale verzekeringsbank zijn
zelfstandige bestuursorganen, sociale partners zijn niet meer vertegenwoordigd in het
bestuur.
Er zijn wel 35 regionale Werkbedrijven waarin werkgevers en vakbonden samen met de gemeenten,
het UWV en bijv. het ROC, afspraken maken met als doel zo veel mogelijk mensen met een
arbeidsbeperking aan een reguliere arbeidsplaats te helpen.
Sociale partners hebben ook rol bij de uitvoering van de WW, zij sluiten Cao’s waarin een aanvulling
in het derde jaar van werkloosheid is geregeld. Zo repareren de cao-partijen de verkorting van de
WW-duur voor werknemers binnen de eigen sector of geven ze aanvulling op zijn Wet Wia-uitkering.
Eigen verantwoordelijkheid
Participatiesamenleving:
Overheid doet groot beroep op eigen verantwoordelijkheid, zo komt er langzaam een eind aan de
verzorgingsstaat. In eerste instantie moet iedereen z’n eigen bontjes doppen, wetgever heeft een
positief beeld van het doenvermogen van mensen.
Van de burger wordt verwacht dat hij op het gebied van zorg steeds meer in de eigen omgeving een
oplossing zoekt door middel van inzet van familie, vrienden e.d. Pas als dat niet lukt, komt de
overheid in beeld.
Ook in de Pw is het vinden van werk op eigen kracht uitgangspunt. In de Wmo stat letterlijk dat pas
recht op een voorziening bestaat als de burger niet op eigen kracht of met gebruikelijke hulp in de
behoefte aan ondersteuning kan voorzien. Soms geldt ook het voor wat hoort wat principe (bijv.
tegenprestatie in de Pw).
Het UWV heeft ook een sobere dienstverlening; bestaat grotendeels uit online zelfservice. Een
werkzoekende ziet pas in de vierde maand van werkloosheid de adviseur werk in levende lijve.
Verkrijgen en behouden van werk is in eerste plaats een verantwoordelijkheid van de mensen zelf.
, (De)centralisatie en handhaving
Steeds meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden komen bij de gemeenten te liggen in plaats
van bij de centrale overheid.
- Landelijke overheid stelt de hoofdlijnen van de regelgeving vast in formele wetten en deze worden
decentraal verder uitgewerkt in gemeentelijke verordeningen. Al geeft centrale wetgever wel de
grenzen aan.
Gedachte hierachter is dat de gemeente kan inschatten welke regelingen op lokaal niveau nodig zijn,
dichter bij de burger staat en daardoor beter maatwerk kan leveren.
Op het gebied van handhaving en fraudebestrijding worden de teugels voor de gemeenten strakker
aangehaald.
- Worden verplicht om een boete op te leggen in geval van bijv. verzwegen inkomsten of verzwegen
samenwoonsituatie. Heeft hier weinig discretionaire ruimte.
- Door strenger te sanctioneren zorgen we ervoor dat het draagvlak in stand blijft: zo kan je erop
vertrouwen dat alleen mensen die echt recht hebben op een uitkering daar gebruik van kunnen
maken.
Toekomstbestendigheid
Er is een ontwikkeling van het recht van het individu op een uitkering naar het benuttien van
mogelijkheden die de persoon zelf heeft om de eigen broek op te houden en een eigen bijdrage te
leveren aan de maatschappij.
Er kwam ook meer oog voor handhaving van regels, tegengaan van oneigenlijk gebruik en het
bestrijden van fraude. Om fraude tegen te gaan vindt men een vergaande inbreuk op de privacy
gerechtvaardigd, al kent deze grenzen.
Samenleving is veranderd, veel zzp’ers. Zij kunnen niet terugvallen op een regeling bij ziekte of
arbeidsongeschiktheid. Dan moet je een kostbare arbeidsongeschiktheidsverzekering afsluiten, maar
mensen met een laag inkomen zijn hier vaak niet tegen verzekerd. Het stelsel zorgt niet echt voor
voldoende inkomenszekerheid voor zzp’ers en flexwerkers.
Driedeling
Er wordt onderscheid gemaakt tussen werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en sociale
voorzieningen. Dit heeft te maken met;
- Kring van verzekerden (personele werkingssfeer)
- Financiering: wie betaald
- Uitvoering: waar moet men de uitkering aanvragen en wie verstrekt de uitkering
- Voorwaarden: wat is de hoogte en de duur van de uitkering en kent de regeling een inkomenstoets
en/of een vermogenstoets
Bij de werknemers- en volksverzekeringen gaat het om verplichte verzekeringen, je kan je hieraan
niet onttrekken door te stellen dat hij zich liever individueel wil verzekeren.
- De verzekeringen gaan dan ook van rechtswege in (m.u.v. de Zvw). Iedereen die in Nederland
woont en/of werkt, betaalt in principe mee aan het systeem.
- Voor deze verzekeringen geldt een maximuminkomen waarover premie moet worden betaald. Een
uitkering op grond van een werknemersverzekering is meestal 70% van dit bedrag.
Bij sociale voorzieningen gaat het niet om een verplichte verzekering, maar om een voorziening die
betaald wordt uit algemene middelen.