PTO leerdoelen
Deel 1 - Definiëring, meting en hoofdfacetten
Hoorcollege 1 Persoonlijkheidseigenschappen
1. Je hebt kennis van/inzicht in wat persoonlijkheidspsychologen onderzoeken.
- Nomothetische benadering: meten van meerdere persoonlijkheidstrekken bij een
grote groep mensen. Het kan algemene persoonlijkheidswetten blootleggen.
Voorbeeld: sociale psychologen meten in het Milgram experiment hoe wreed men
reageert. Volgens persoonlijkheidspsychologen is dit het verschil in de trekken
consciëntieusheid en altruïsme (individuele verschillen in conformisme), dus in
hoeverre iemand een instructie volgt of het eens zou zijn met de onderzoeker (to
confirm in het Engels!).
- Biografie van een beroemdheid bestuderen, de karakters in een bekende roman
analyseren en een één-op-één gesprek voeren met iemand die een
persoonlijkheidsstoornis heeft. Dit zijn allemaal voorbeelden van de idiografische
benadering. Het kan inzicht verschaffen in de specifieke, onderscheidende
kenmerken van de persoonlijkheid van een individu.
2. Je hebt kennis van/inzicht in de basisstatistiek en methoden die gebruikt worden om
persoonlijkheid te meten.
- Methoden: Self report (cliënt), Observer report (vrienden of familie van de cliënt meestal),
Directe observatie (bijvoorbeeld het scoren van een participant tijdens een interview) en
Biodata.
- Aanname meting: gelijke verschillen (intervallen) tussen scores hebben ongeveer dezelfde
betekenis als gelijke verschillen in niveaus van het persoonlijkheidskenmerk. Onderzoekers
zetten vaak ruwe scores om in z-scores. Wanneer scores worden getransformeerd naar z-
scores, kan een zinvolle vergelijking worden gemaakt tussen scores op de verschillende
schalen. Tijdens het transformeren worden de gemiddelden en standaarddeviaties gelijk op
de verschillende schalen.
- Stel je hebt een hoge betrouwbaarheid, maar een lage validiteit, dan heb je een eigenschap
met weinig meetfouten, maar dan meet je de verkeerde eigenschap.
- Obs > self rapports, want observatoren hebben een objectiever beeld over de persoon, wat
het makkelijker maakt om nauwkeuriger te rapporteren.
- Psychologen gebruiken liever gestructureerde testen i.p.v. projectieve testen, omdat het
minder tijdrovend is en minder geld kost. Het scoren is eenvoudiger en kan sneller en
makkelijker veel mensen op veel eigenschappen beoordelen.
- De interne-consistentiebetrouwbaarheidscoëfficiënt en de
interbeoordelaarsbetrouwbaarheidscoëfficiënt nemen beide toe, wanneer er positief,
correlerende items of beoordelaars worden toegevoed.
3. Je hebt kennis van/inzicht in wat wordt bedoeld met 'persoonlijkheid'.
, - Bewijs = persoonsgerelateerde variantie. Als persoonlijkheidstrekken bestaan, dan zou er
een aanzienlijke persoonsgerelateerde variantie moeten zijn.
- Walter Mischel voerde aan dat het gedrag van één persoon niet consistent is in verschillende
situaties. De relatie tussen het gedrag is erg zwak volgens hem. Persoonlijkheidspsychologen
wierpen tegen dat persoonlijkheid over meerdere situaties juist wel consistent is.
- Persoonlijkheid is een specifiek, langdurig, niet-intellectueel fysiek individueel verschil.
4. Je kunt verschillende strategieën en vragenlijsten om persoonlijkheid te meten kritisch
beoordelen
- De empirische strategie: bij het samenstellen van de Minnesota Multiphasic
Personality Inventory (MMPI) selecteerden onderzoekers items op basis van hun
relaties met belangrijke criteria. De items die de sterkste relatie hadden met de
desbetreffende criteria werden behouden.
- Jackson onderzocht de validiteit van zelfrapportages op de voorspelling van
observator rapportages. De schalen volgens de rationele methode (zelfs als ze door
studenten waren gemaakt) waren meer valide dan empirische schalen (door
psychologen gemaakt). De rationele strategie is ook volgens Goldberg het beste.
- De correlaties tussen observator- en zelfrapportages: 0,3 voor minder goed
bekenden en 0,6 voor zeer goed bekende waarnemers.
- Recente lijsten: Big 5 en HEXACO. Bij de HEXACO is een dimensie toegevoegd en is er
een item van vriendelijkheid naar ... gegaan.
Hoorcollege 2 Persoonlijkheidsstructuur
1. Je kunt typologische en dimensionale benaderingen kritisch beoordelen.
- De beste evidentie voor persoonlijkheidstypen, waarbij elk type wordt gekenmerkt
door een specifieke combinatie van (hoge of lage scores op)
persoonlijkheidskernmerken; de meeste mensen passen niet goed bij de beschrijving
van één van de persoonlijkheidstypen. Behalve het schizofrene type.
- Onderzoek naar de eigenschappen van persoonsvariabelen laat zien dat
persoonlijkheidsvariabelen multivariaat normaal verdeeld zijn, hetgeen suggereert
dat typen niet bestaan.
2. Je kunt de lexicale benadering uitleggen.
- Cattell (1947) gebruikte slechts 35 adjectieven, zodat de factoranalyse niet te
ingewikkeld en te tijdrovend zou worden.
- Goldberg deed in de jaren 90 een factoranalyse, die veel overtuigender was dan
voorheen. Eerdere onderzoekers moesten namelijk door beperkte rekencapaciteit
van computers werken met een klein aantal bijvoeglijke naamwoorden.
3. Je begrijpt hoe factoranalyse wordt gebruikt in de lexicale benadering.
- Factor analyse uittekenen zoals bij vraag 10 van de oefeningen van week 2.
- Correlatie matrix oefententamen vraag 10 van de gehele cursus. Bij factor 1 horen