Samenvatting
Algemene economie
Hoofstuk 1, 2, 3, 4, 8, §9.1 t/m §9.3, H10,
§11.3, H12 en §13.1.5
Macro-economische ontwikkelingen en
bedrijfsomgeving
Wim pullman en Ad Marijs
,Hoofdstuk 1 Algemene Economie en bedrijfsomgeving 3
Hoofdstuk 2 Produceren 7
Hoofdstuk 3 Productiefactoren 11
Hoofdstuk 4 Bestedingen 17
Hoofdstuk 8 Inflatie 24
Hoofdstuk 9 Conjunctuur en overheidsbeleid 26
Hoofdstuk 10 Economische goeie op lange termijn 31
Hoofdstuk 11 (11.3) Kennis en concurrentiepositie 34
Hoofdstuk 12 Conjunctuur en ondernemingsbeleid 37
Hoofdstuk 13 (13.1.5) Lonen 44
,Hoofdstuk 1 Algemene Economie en bedrijfsomgeving
1.1 Economisch handelen en algemene economie
Er bestaat een voortdurende spanning tussen de behoeften die we als oneindig ervaren en de middelen die
beperkt zijn. Mensen moeten steeds kiezen elke middelen ze zullen gebruiken voor de behoeftebevrediging.
De goederen en diensten orden geproduceerd met behulp van middelen zoals grondstoffen, machines en
arbeid. Deze middelen kunnen voor heel verschillende doeleinden gebruikt worden. Zo kan arbeid ingezet
worden voor de productie van bijvoorbeeld voedingsmiddelen onder ijs en veiligheid. Men zegt ook wel dat
ze alternatief wendbaar of schaars zijn.
1.1.1 Economisch handelen
Economisch handelen: het streven naar maximale welvaart met behulp van schaarse middelen.
Economisch handelen vindt men overal in de samenleving terug. Bijvoorbeeld als een
bankmedewerker voor een cliënt aandelen inkoopt of wanneer een ambtenaar stedenbouwkundige plannen
maakt ten behoeve van een nieuwe stadswijk. Het economisch handelen speelt zich af in en tussen diverse
organisaties.
1.1.2 Economische wetenschap
De economische wetenschap bestudeert het economisch handelen. Dit is zo complex dat de economische
wetenschap in verschillende onderdelen uiteenvalt. Een globaal onderscheid kan men maken tussen de
vakken die het interne proces bestuderen zoals financiering, kosten en opbrengsten en externe
verslaglegging en de vakken die de relatie met de omgeving of de omgeving zelf bestuderen (externe
proces).
1.1.3 Algemene economie
Economisch handelen in een land kan men op verschillende niveaus bestuderen. Al deze onderwerpen
behoren tot het vak algemene economie. We onderscheiden de volgende vier onderdelen:
1. Meso- en micro-economie: deze onderdelen bestuderen de kenmerken van markten en bedrijfstakken
waarmee ondernemingen te maken hebben de vraag naar goederen en het aanbod ervan en de
veranderingen die plaatsvinden in vraag en aanbod als de prijzen veranderen.
2. Macro-economie: dit onderdeel geeft een beschrijving en analyse van allerlei verschijnselen voor een
heel land. Bijvoorbeeld over de totale consumptie of de investeringen van alle bedrijven.
3. Monetaire economie: dit onderdeel houdt zich bezig met het verschijnsel geld en de rol van banken in
de economie. De omvang van de kredietverlening en de hoogte van de rente zijn variabelen die men
vanuit de monetaire economie tracht te verklaren.
4. Internationale economische betrekkingen (IEB): dit onderdeel bestudeert de buitenlandse handel van
landen de internationale kapitaalstromen en de monetaire betrekkingen tussen landen.
1.2 Bedrijfsomgeving
Om de invloed van algemeen-economische variabelen op ondernemingen te kunnen bestuderen is het van
belang een indruk te krijgen van de bedrijfsomgeving.
1.2.1 Bedrijfsomgeving en ondernemingsresultaten
Bedrijfsomgeving: alle ontwikkelingen in de
omgeving van een onderneming die invloed hebben
op de resultaten van een bedrijf. De invloed kan
betrekking hebben op bijvoorbeeld inkopen,
verkopen en concurrentie.
De omgevingsfactoren die invloed op de resultaten
van een onderneming uitoefenen, worden meestal op
een bepaalde wijze in kaart gebracht. Het criterium
daarvoor is de mate waarin de onderneming de
omgeving kan beïnvloeden. Daarbij onderscheidt
men de volgende factoren:
- Directe omgevingsfactoren
- Indirecte omgevingsfactoren
- Macro-omgevingsfactoren
, Directe omgevingsfactoren: deze bestaat uit de marktpartijen van de onderneming op haar in- en
verkoopmarkten. Het gaat daarbij om verschillende schakels in de bedrijfskolom, zoals de leveranciers, de
distributieschakels en de afnemers. Ondernemers staan in voortdurend contact met deze partijen. Veel
afdelingen zijn betrokken bij de directe omgeving en zijn gedwongen energie te steken in de bestudering
van de ontwikkelingen in de directe omgeving. Bijvoorbeeld als de verkoopafdeling voortdurend probeert de
beste informatie over afzetmarkten te verwerven om de resultaten van de reclamecampagnes te verbeteren.
Alleen dan kan de onderneming de directe omgeving op een voor haar gunstige wijze beïnvloeden.
Indirecte omgevingsfactoren: in de tweede plaats is de indirecte omgeving van de onderneming te
onderkennen. Deze bestaat uit werknemers- en werkgeversorganisaties de overheid en culturele
omgevingsfactoren, zoals de publieke opinie en de media, maar ook de sociale omgeving en technologie
spelen een rol. De indirecte omgeving behoeft meestal geen dagelijkse bemoeienis van veel afdelingen in
de organisatie. De onderneming is vertegenwoordigd in één of meer werkgeversorganisaties, die op hun
beurt de belangen van de bedrijfstak bij de overheid en de werknemersorganisaties behartigen. De
onderneming heef een geringe invloed op de indirecte omgeving, maar omgekeerd kan de invloed van de
indirecte omgeving op de onderneming heel groot zijn.
Macro-omgeving: in de derde plaats is er de ruime omgeving van de onderneming, ook wel de macro-
omgeving genoemd. Deze bestaat uit de conjuncturele ontwikkeling, de ontwikkeling van wisselkoersen en
prijzen van belangrijke grondstoffen, en demografische ontwikkelingen. Deze factoren kunnen op
individuele ondernemingen grote invloed uitoefenen, terwijl individuele ondernemingen er op hun beurt
geen enkele invloed op uit kunnen oefenen. Deze factoren zijn vrijwel geheel onbeheersbaar. Een daling van
de wisselkoers van een belangrijk exportland kan ondernemers nachtmerries bezorgen vanwege de
desastreuze invloed op de resultaten. Toch kunnen ondernemers deze variabelen niet beïnvloeden. Het is
dan ook noodzakelijk dat managers een beeld hebben van de invloed van macro-economische variabelen
op opbrengsten, kosten en winst. Daarmee kunnen zij meer inzicht krijgen in de concurrentiepositie van de
onderneming.
1.2.2 Algemeen-economische en bedrijfseconomische variabelen
Managers mogen bedrijfseconomische problemen
niet oplossen alsof zich vrijwel geen veranderingen in
de omgeving voltrekken. Toch gebeurt dit soms. In
dat geval beschouwen zij omgevingsvariabelen als
onveranderlijke gegevens. De kosten, de afzet en de
rente worden dan bijvoorbeeld bij interne
rendementsberekeningen als stabiel verondersteld.
Een dergelijke handelswijze vereenvoudigt de realiteit
sterk. In werkelijkheid treden enorme fluctuaties in
deze variabelen op. Het is dan ook een verrijking als
managers kunnen omgaan met voorspellingen van
omgevingsvariabelen en inzien dat deze een risico
voor de onderneming kunnen opleveren. Juist het
voeren van een beleid om minder gevoelig te zijn voor
schommelingen in de conjunctuur, valuta,
grondstofkosten, lonen en renten is voor veel
bedrijven van essentieel belang. In veel gevallen
kunnen bedrijven immers zelf kiezen welke relatie zij
hebben tot toeleveranciers en afnemers, in
welke valuta zij leningen zullen afsluiten, waar zij zich zullen vestigen of hoe zij hun productassortiment
minder conjunctuurgevoelig kunnen maken.
1.3 Absolute en relatieve gegevens
Gegevens kunnen in absolute vorm voorkomen, als getallen, maar ook in relatieve vorm, als procentuele
veranderingen.
De begrippen volume, prijs en waarde staan met elkaar in verband. Zoals bekend bestaat de omzet van een
bedrijf in een bepaalde periode uit de afzet vermenigvuldigd met de prijs. De omzet is een variabele die een
waarde weergeeft en de afzet is een variabele die een volume of een hoeveelheid weergeeft. Niet alleen de
absolute bedragen van hoeveelheid, prijs en waarde staan met elkaar in verband, ook de veranderingen in
elk van de variabelen blijken in een bepaalde relatie tot elkaar te staan.