Baansystemen Neurologieboek
4.1.6 Sensibele modaliteiten
Bij het leveren van motoriek via de spinale reflexboog speelt binnenkomende sensibele informatie
zoals gezegd een belangrijke initiërende rol. Er zijn verschillende soorten reflexen die door
verschillende soorten gevoelsprikkels ontstaan: proprioceptieve en exteroceptieve. Bij het diepe,
proprioceptieve gevoel spreekt men wel van gnostische sensibiliteit (om te ‘weten’ waar men zich
bevindt), bij de exteroceptieve pijnprikkels en temperatuurprikkels spreekt men van vitale
sensibiliteit (om te kunnen ‘overleven’ door deze in principe schadelijke prikkels te vermijden).
Behalve pijn- en temperatuurreceptoren bevat de huid ook andere orgaantjes die tast en beweging
kunnen detecteren. Het is lastig om deze allemaal rechtstreeks bij vitale of gnostische sensibiliteit
onder te brengen; informatie over harde druk verloopt veelal via het vitale systeem, subtiele
aanraking en fijne beweging van huid of haar voor een belangrijk deel via het gnostische systeem.
4.1.7 Centrale sensibele banen
Via opstijgende (ascenderende) banen
van het ruggenmerg via de hersenstam
en de thalamus naar de cortex vindt
bewuste gewaarwording plaats. Het
cerebellum krijgt eveneens zijn deel voor
onbewuste, maar evenzogoed essentiële
waarneming. Evenals de descenderende
banen kruisen ook ascenderende banen,
hetzij reeds in het ruggenmerg, dan wel
in de medulla oblongata, zodat gevoel in
het contralaterale CZS wordt
,waargenomen. Vrijwel alles wordt ipsilateraal (aan dezelfde zijde bevindend) doorgegeven. Het
vitale systeem verloopt via de tractus spinothalamicus en kruist al laag, kort na bij binnenkomst in
het ruggenmerg. De tractus spinothalamicus is in het ruggenmerg op te delen in twee delen: het
meest voorgelegen deel vervoert informatie over grove tast, het meer naar achteren en opzij
gelegen deel informatie over pijn en temperatuur. Het gnostische systeem verloopt in de
achterstrengen en kruist hoger, in de medulla oblongata. Door deze uiteenlopende wegen is het
van belang om zowel gnostische als vitale sensibiliteit te onderzoeken om bij een storing achter de
lokalisatie te komen.
4.1.8 Somatopie van sensibiliteit
Distale spieren hebben meer aansturende neuronen in de cortex – en daardoor kunnen ze
subtielere bewegingen maken – dan proximale spieren. Precies hetzelfde geldt voor het sensibele
systeem, waarbij de huid van distale delen en het aangezicht op een groter gebied van de cortex
wordt gerepresenteerd – distaal zijn ook fijnere gevoelsverschillen waar te nemen dan proximaal.
Ook in het ruggenmerg is er een zekere somatotopie. De motorische voorhoorncellen voor de
besturing van de proximale spieren liggen vooral aan de mediale zijde (dichter bij de ongekruist
verlopende tractus corticospinalis anterior die hen bestuurt), en die voor de distale spieren meer
lateraal (dichter bij de gekruist lopende tractus corticospinalis lateralis).
4.1.9 Segmentale verdeling
Het lichaam is verdeeld in segmenten naar
analogie van het ruggenmerg. Zowel links als
rechts uit een ruggenmergsegment komt één
motorische en één sensibele zenuwwortel. De
wortels zijn vernoemd naar de plaats waar ze
uit de wervelkolom treden. Iedere sensibele
zenuwwortel verzorgt een bepaald huidgebied,
een dermatoom. Iets dergelijks geldt voor de
motorische zenuwwortels die zorgen voor
bepaalde spieren of delen van spieren, het
myotoom. Myotomen zijn niet zo duidelijk te
benoemen als dermatomen, daar in één spier
zenuwvezels van meerdere wortels bij elkaar
kunnen komen. Myotomen en dermatomen
vallen niet samen. Bij uitval van een
zenuwwortel (bijv. door een hernia) is er dus
uitval in één dermatoom. Hierbij is er meer en
scherper begrensde vitale uitval dan
gnostische uitval. Dat komt doordat gnostische
vezels elkaar meer overlappen, dus buiten het
strikte dermatoom komen. Zenuwwortels
vervlechten zich met elkaar in het kleine
bekken en in de schouder, respectievelijk in de
plexus lumbosacralis en de plexus cervicalis.
Vanuit die plexus komen de perifere zenuwen,
,die ieder uit vezels van verschillende wortels bestaan. De huidgebieden van de perifere zenuwen
verschillen dus weer van dermatomen.
15.1.1 Ligging van het ruggenmerg
De ruggenmergsegmenten zijn genoemd naar wervellichamen waarlangs de spinale zenuwwortel
uittreedt. Het segment ligt hoger dan de corresponderende wervel. Het ruggenmerg omvat een
aantal langebaansystemen, waarvan voor de klinische praktijk van belang zijn: de achterstrengen,
de tractus spinothalamicus, de tractus corticospinalis ofwel piramidebaan en het begin van het
perifere motorische neuron, namelijk de voorhoorncel. Het ruggenmerg begint bij het
achterhoofdsgat, met als hoogste sensibele verzorging het dermatoom C2, gelegen over het
achterhoofd en de onderrand van de kaak. Het ruggenmerg eindigt ongeveer bij de wervel L1; er is
dus een niveauverschil tussen vooral de onderste ruggenmergsegmenten en de wervels met
dezelfde segmentale aanduiding (ascensus medullae). Enkele voorbeelden: de wervel T5
correspondeert met het ruggenmergsegment T6-T7, en de wervel T12 correspondeert met het
ruggenmergsegment L3–L4. Ter hoogte van de wervel L1 bevinden zich de sacrale segmenten, de
conus medullaris. De verzameling wortels die beneden de conus in het spinale kanaal loopt, noemt
men de cauda equina (paardenstaart).
Fysiologie boek
7.6 Het ruggenmerg als intermediair
7.6.1 Perifere motorische neuronen
In het ruggenmerg en de hersenstam liggen motorische neuronen. Deze a-motoneuronen heten ook
wel perifere motorische neuronen. Het grootste deel van het neuron, het lange axon, ligt in het
perifere zenuwstelsel. Dat axon loopt naar een skeletspier. Waar de prikkeling van het a-
motoneuron ook vandaan komt, er is maar 1 eindbestemming: de skeletspier. Het motorische
systeem heeft dus een gezamenlijk eindtraject. Dit heet dan ook wel final common path.
Het sensorische systeem heeft niet zo’n final common path. Impulsen uit sensoren worden via het
ruggenmerg via opstijgende banen voortgeleid naar verschillende projectiegebieden in de
hersenen. Ze waaieren uit. Het ruggenmerg fingeert, samen met delen van de hersenstam als
intermediair: het vormt een schakelstation en een verbindingsweg tussen sensoren, hersenen en
perifere motorische neuronen.
7.6.3 Sensorische banen
Achterwortel
Somatosensorische informatie uit de romp, armen en benen komt het ruggenmerg binnen
via de dorsale ruggenmergwortels (achterwortels). In 1 ruggenmergwortel lopen
sensorische vezels uit 1 segment.
o Huidafferenten voeren informatie aan uit het dermatoom
o Spierafferenten voeren informatie aan uit het myotoom
o Gewrichtsafferenten voeren informatie aan uit het sclerotoom
De dikke vezels van de mechanosensoren liggen het meest dorsaal in de achterwortel. Ze
vervoeren informatie vanuit de spierspoelen, peessensoren en de fijne tast. De dunnere vezels van
thermo/ en nocisensoren (pijnprikkel) liggen meer ventraal.
, Sensorische banen naar de hersenen
Na binnenkomst in het ruggenmerg treedt er een verschil op in de route die de signalen
van verschillende typen sensoren volgen.
Allemaal schakelen ze over in de thalamus. Deze opstijgende (sensorische) banen
verschillen van elkaar op enkele punten:
o De plaats (het niveau) waar het sensorisch neuron overschakelt op een tweede
(soms 3e) sensorisch neuron
o De plaats (niveau) waar de baan de middellijn kruist
o Verbindingen met het limbisch systeem
Sensorische innervatie van het aangezicht
Somatosensorische vezels uit het aangezicht lopen naar de hersenstam. Daar voegen ze
zich bij de banen voor gnostische (fijne gevoeligheid) en vitale sensibiliteit. De meeste
vezels lopen in 1 van de 3 takken van de aangezichtszenuw. Elke tak innerveert een deel
van de huid van het aangezicht.
Sensorische projectievelden in de hersenen
Uiteindelijk komen de sensorische signalen in een projectieveld in de primaire
Somatosensorische schors. Elk deel van het lichaam is verbonden met een ´eigen´ gebied
in de hersenschors. Lichaamsgebieden met veel sensorische eenheden beslaan een groter
projectiegebied dan lichaamsgebieden met weinig sensorische eenheden.
Bewustwording van sensorische signalen
Of een pijnprikkel (nocisensorisch signaal) tot het bewustzijn doordringt en hoe intens de
pijn wordt ervaren, hangt af van de bewerking van het signaal in het ruggenmerg, de
hersenstam en de thalamus. Door bewerking kan het signaal sterker/zwakker worden. De
bewerking/ernst van de ervaren pijn hangt af van de omstandigheden en eerdere
(pijn)ervaringen.
Voor de gnostische sensibiliteit ligt dat anders. Signalen uit proprioreceptoren worden bijna
niet bewerkt voordat ze tot het bewustzijn doordringen.
Sensorische banen naar andere hersengebieden
Niet alle sensorische vezels lopen naar de hersenschors.
Schakeling op ruggenmergniveau
Sensorische vezels die via de achterwortel de achterhoorn van het ruggenmerg bereiken,
kunnen via schakelcellen de a-motoneuron in het ruggenmerg prikkelen. Zo ontstaat een
reflexbaan zoals van de steunreflex. Ook kan via de schakelcellen in de achterhoorn de
impulsoverdracht uit dunne sensorische vezels, zoals pijnvezels, worden beïnvloed.