Stoornis en Delict
geschreven door:
Melanie1994
De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen
Op Stuvia vind je het grootste aanbod aan samenvattingen en collegeaantekeningen. De
documenten zijn geschreven door jouw medestudenten, specifiek voor jouw opleiding!
www.stuvia.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen
Samenvatting; Stoornis en Delict
Handboek psychiatrische en psychologische rapportage in strafzaken.
Blansjaar, Beukers en van Kordelaar
Hoofdstuk 1 : De psychische stoornis in het strafrecht
Als iemand een beperking ondervindt van de wilsvrijheid als gevolg van een stoornis, dan kan men
minder of niet verantwoordelijk gesteld worden voor het delictgedrag. Iemand krijgt dan ook TBS als
de stoornis voorspellend is voor toekomstig delictgedrag. TBS of een andere strafrechtelijke
maatregel kan worden toegepast bij de alleen de strafuitsluitingsgrond ‘ontoerekeningsvatbaarheid’.
Artikel 39: ‘Niet strafbaar is hij die een feit begaat dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of
ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend’.
In deze paragraaf wordt de besluitvorming van de rechter als uitgangspunt genomen. De eerste stap
is de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Is hier geen bewijs voor dan volgt vrijspraak. Is
er wel bewijs, dan moet gekeken worden of het een strafbaar feit is. De volgende vraag is of de
verdachte strafbaar is. Hierbij worden strafuitsluitingsgronden gebruikt: ontoerekeningsvatbaarheid,
noodweer, overmacht, wettelijk voorschrift en het ambtelijk bevel. Wordt dit uitgesloten, dan is de
vraag welke straf of strafmaatregel moet worden opgelegd. Gedragsdeskundigen kunnen pas worden
opgeroepen bij de stap van ‘strafuitsluitingsgronden’.
Ook bij het verlenen van TBS worden deze gedragsdeskundigen opgeroepen, de belangrijkste
parameter is het recidiverisico.
Het inzicht in het strafrecht luidt: geen straf zonder schuld. Een psychische stoornis kan tot gevolg
hebben dat iemand de reikwijdte van zijn handelen niet overziet of misschien niet in staat is naar het
wel bestaande inzicht te handelen. Dit wordt ook wel ontoerekeningsvatbaarheid genoemd en leidt
tot een ontslag van rechtsvervolging. Hierbij laat de wet het wel toe dat er een strafrechtelijke
maatregel wordt opgelegd. Het kan ook zo zijn dat de psychische stoornis de wilsvrijheid van de
betrokkene heeft beperkt, maar niet in die mate dat hij de sturing over zijn gedrag volledig kwijt was.
We spreken dan over vermindering van de toerekingsvatbaarheid (licht verminderder, verminderd en
sterk verminderd). Als de rechter het opleggen van een strafrechtelijke maatregel overweegt is hij
verplicht twee gedragsdeskundigen in te schakelen.
Als er geen pathologie kan worden vastgesteld, is de betrokkene per definitie toerekeningsvatbaar.
Daarnaast moet er voor ontoerekeningsvatbaarheid een causaal verband bestaan tussen het delict
en de stoornis, de stoornis hoeft namelijk niet per se van invloed te zijn op het delict.
De mate van toerekeningsvatbaarheid wordt door gedragsdeskundigen aangegeven in vijf gradaties
(‘vijfpuntenschaal’). Dit is een advies voor de rechter en geen oordeel dat de rechter moet volgen.
Nota bene! Toerekeningsvatbaarheid is geen toestand waarin een verdachte zich bevindt, maar de
uitkomst van de beoordeling van de relatie tussen de stoornis en ieder delict afzonderlijk.
Dan is er een verschil tussen toerekenbaarheid dat gaat over het feit en toerekeningsvatbaarheid dat
gaat over de dader. Toerekeningsvatbaarheid is geen kenmerk van de dader maar ook niet van het
delict. Het weerspiegelt als begrip de samenhang tussen enerzijds de stoornis van de dader en
anderzijds het daarmee samenhangende gedrag dat tot uiting komt in een bepaald delict.
Disfuncties zijn de met de stoornis samenhangende gedragskenmerken (vb. impulsiviteit, agressieve
prikkelbaarheid, realiteitstoetsing, vermogen tot empathie). Bespreking van het tenlastegelegde met
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
, Stuvia.com - De Marktplaats voor het Kopen en Verkopen van je Samenvattingen
de betrokkene heeft dat ook niet waarheidsvinding tot doel, maar is gericht op het verzamelen en
beschrijven van elementen die van belang zijn voor de forensische beschouwing.
Er wordt dus zowel gekeken naar het stoornisperspectief als het delictperspectief.
Ook externe factoren kunnen van invloed zijn op de wilsvrijheid van de betrokkene. Ook zonder dat
er sprake is van een psychische stoornis kan dat er toe leiden dat de dader strafrechtelijk vrijuit gaat.
De wet spreek dan van psychische overmacht. Dit is na ontoerekeningsvatbaarheid een tweede
strafuitsluitingsgrond en leidt ook tot ontslag van rechtsvervolging. Een derde vorm hiervan is
noodweer. Hier is sprake van als iemand zichzelf of een ander moet verdedigen tegen een aanvaller,
waarbij wel proportioneel geweld gebruikt moet zijn. Noodweerexces komt voor als het slachtoffer
zo geschrokken is van de situatie dat hij veel verder gaat in de verdediging dan strikt noodzakelijk is.
Een laatste strafuitsluitingsgrond is het ontbreken van de opzet.
Er kunnen ook meerdere strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn op de betrokkene.
Dan een bespreking van de gevaarsprognose vanuit juridisch perspectief. Voor het opleggen van een
strafrechtelijke maatregel geldt als wettelijke vereiste dat is voldaan aan het zogenaamde
gevaarscriterium. Hierbij vormt de verwachting dat iemand in de toekomst wederom voor zijn
omgeving een gevaar zal opleveren het criterium. Deze maatregelen gelden dus niet als vergelding
maar als beveiliging van de samenleving. Dit geldt bij terbeschikkingstelling (TBS), de plaatsing in een
psychiatrisch ziekenhuis (PPZ) en de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ). Bij PPZ moet er
niet alleen een gevaar zijn voor anderen, maar ook voor zichzelf. Bij de PIJ moet de maatregel in het
belang zijn van ‘een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling.’ Bij de inrichting voor stelselmatige
daders (ISD) geldt dat er een gevaar moet zijn voor de algemene veiligheid van personen of
goederen. Bij TBS moet er een causaal verband bestaan tussen de psychische stoornis en een
herhaling van het delict (gelijktijdigheidscriterium). Voor de PIJ en de ISD is aanwezigheid van een
stoornis geen voorwaarde voor TBS en PPZ wel. Bij PPZ moet er een causaal verband bestaan tussen
stoornis en delict en daarom kan het delict niet aan de betrokkene worden toegerekend (volledige
ontoerekeningsvatbaarheid). De PIJ wordt gezien als een uiterste opvoedingsmaatregel.
Anders dan bij strafrechtelijke maatregelen hoeft de rechter bij het stellen van voorwaarden
(voorwaardelijke kaders), op grond van de wet, niet expliciet verantwoording af te leggen (ook bij PIJ
en ISD niet). Deze maatregelen/voorwaarden kunnen opgelegd worden zodat de kans op herhaling
van het delictgedrag wordt verminderd.
Hoofdstuk 2 : Het deskundigenonderzoek
In dit hoofdstuk worden drie hoofdelementen van het onderzoek verder toegelicht. De diagnose, de
doorwerking in het delict en de prognose.
Als eerste dus de diagnose. Er wordt in de wet dus gesproken van een ‘ziekelijke stoornis en
gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens’ als men de psychische stoornis definieert.
In het Handboek psychopathologie is een psychische stoornis omschreven als een conditie die
voldoet aan een drietal kenmerken:
1) Er is sprake van een ‘abnormaal’ verschijnsel in die zin dat het afwijkt van een sociale norm
met betrekking to normaal gedrag.
2) Het verschijnsel brengt ongemak, lijden of bezorgdheid te weeg bij de betrokkene en/of
diens omgeving.
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.