100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
examenvragen immunologie (2de bachelor BWM) £5.56   Add to cart

Exam (elaborations)

examenvragen immunologie (2de bachelor BWM)

 7 views  0 purchase
  • Module
  • Institution

(Behaald resultaat met deze samenvatting: 18/20) Zeer uitgebreide samenvatting van alle mogelijke examenvragen die elk jaar terugkomen. Als je dit leert ben je er zeker door.

Preview 4 out of 39  pages

  • November 1, 2021
  • 39
  • 2021/2022
  • Exam (elaborations)
  • Questions & answers
avatar-seller
Immunologie
DEEL 1

1. Uit wat bestaat de SMAC (supra-moleculair adhesie complex)
A) Tcelreceptor en celadhesiemoleculen
B) Bcel receptor en peptide

2. Wat is de functie van de invariante keten?
A) het stabiliseren van het MHCI en MHCII
B) er voor zorgen dat er geen autoantigeen kan binden op de MHCI
C) Er voor zorgen dat er geen antigeen op MHCII kan binden
D) Geen van bovenstaande

3. Welke receptor speelt geen/nauwelijks een rol bij de endocytose
A) Scavengerreceptoren - C-lecitine
B) Complementreceptoren
C) mIg op de B-lymfocyt
D) Nod-eiwitten en TLR-receptoren

4. De hypervaribale regio bevindt zich op
A. Fab gedeelte
B. Fc gedeelte
C. Fc en Fab gedeelte
D. geen van beide

5. Wat is geen fysiologische functie van het IS?
A. tumorbewaking
B. induceren auto-immuniteit en allergie
C. verdediging
D. oude cellen opruimen en herstellen

6. IL-4 is verantwoordelijk voor de isotypeswitch van
A. IgG naar IgM
B. IgE naar IgG
C. IgM naar IgE
D. IgE naar IgA

7. Wat is geen CMP (common myeloid progenitor)
A. Neutrofiel
B. Eosinofiel
C. NK-cel
D. Monocyt

8. Wat is geen CLP (common myeloid progenitor)
A. B-cel
B. T-cel
C. NK-cel

, D. monocyt

9. Wat is juist ivm macrofagen
A. zijn vooral aanwezig in het beenmerg
B. dragen bij tot weefselherstel

10. In een muis worden humane geïnactiveerde lymfocyten gespoten. wat verwacht je?
A. er worden polyklonale antilichamen gevormd
B. er worden monoklonale antilichamen gevormd
C. de muis gaat dood door een overwoekering van lymfocyten
D. niets

11. Wat bindt aan het niet polymorfe gedeelte van MHC II
A. CD4
B. peptide
C. TCR
D. A +B + C

12. Wat is verantwoordelijk voor de individualiteit van de immuunrespons
A. het polymorfisme van de MHC molecule

13. Wat zijn interdigiterende cellen
A. gespecialiseerde dendritische cellen die aanwezig zijn in de T-celgebieden van
de lymfeknoop en milt
B. stromale cellen
C. Geen van bovenstaande

14. Wat is fout
A. CRP kan de alternatieve route van complementactivatie in gang zetten door
binding aan MASP
B. MBL is gelijkaardig aan C1q

15. Diapedese vereist
A. Expressie van selectines op leukocyten en op endotheel
B. Expressie van integrines op endotheel van Ig op leukocyten
C. Expressie van integrines op geactiveerde leukocyten en celadhesiemoleculen
die familie zijn van de Ig superfamilie
D. geen van bovenstaande

16. Wanneer treedt de endogene pathway op?
A. Bij virusgeïnfecteerde cellen
B. bij parasieten
C. bij tumorgroei
D. A + B + C

17. Waar treedt kolonisatieresistentie op?
A. Darm
B. Huid

, C. Urogenitaal stelsel
D. A + B + C

18. Wat is juist?
A. het is zinloos om de vaccineren tegen commensalen
B. Antibiotica heeft geen invloed op commensale

19. Wat is de functie van een Th-cel als die de secundaire lymfoïde organen verlaat
A. Het opruimen van autoreactieve dendritische cellen
B. hulp aan fagocyten
C. inactivatie van B-cellen
D. geen van bovenstaande

20. Welke antigenen kunnen gepresenteerd worden door MHCI?
A. viraal DNa
B. Virale eiwitten
C. viraal RNA
D. A + B + C

21. Welke van onderstaande behandelingen zou theoretisch baten bij een chronische virale
hepatitis
A. behandeling met interferonen
B. behandeling met anti-virale-hepatitisimmunoglobulinen
C. behandeling met anti-virale hepatitisvaccinatie
D. geen van bovenstaande behandelingen

22. Een vrouw heeft een geïsoleerde IgA deficiëntie, de andere Ig’s zijn normaal. Welke
behandeling komt in aanmerking?
A. intraveneus toedienen van IgG
B. subcutaan toedienen van IgG
C. orale en sublinguale toedienen van IgG
D. Geen van bovenstaande

23. Welk van volgende anti-cytokinen kan helpen met parasitaire infecties gemedieerd door
eosinofiele granulocyten
A. Anti-IL-1
B. Anti-IL-5
C. Anti- TNF-alfa
D. Anti-IL-12

24. Welk van onderstaande onderdelen is betrokken bij de exogene pathway van
antigeenpresentatie?
A. endocytose
B. MHC-I
C. CD8+ T-lymfocyt
D. alle bovenstaande

25. De neonatale FcnR is betrokken bij

, A. Transfer via de placenta van foetale Ig naar de moeder
B. Transfer via het endotheel van serumIg naar het interstitium
C. Transfer van bacteriostatische en bacteriocide agentia in moedermelk
D. geen van bovenstaande

26. Welk van volgende uitspraken over bloed is FOUT?
A. De universele ontvanger is AB+
B. Antilichamen tegen ABO-bloedgroepantigenen zijn van het type Ig
C. ABO bloedgroepantigenen op het celmembraan van erytrocyten bestaan uit
koolhydraten
D. moederlijke antilichamen tegen Rh kunnen door de placenta in de foetus
terechtkomen

27. Waar treedt receptorediting op
A. BCR
B. TCR
C. PRR
D. MHC

28. Moeder heeft tijdens kinderjaren een bloedtransfusie gehad na een ongeval. Haar
bloedgroep is A+. De bloedgroep van de biologische vader is B-. Na de geboorte van het
kind treedt er afbraak van RBC op. Hoe komt dit?

29. Wat is juist betreffende dendritische cellen (DC)
A. Antigeen wordt opgenomen door mature DC en vervolgens naar de secundaire
lymfoïde organen gebracht
B. DC zijn de belangrijkste effectorcellen van het aangeboren immuunsysteem
C. DC hebben een T celpolariserend vermogen
D. DC zijn niet betrokken in het induceren van tolerantie

30. Welke uitspraak is fout betreffende geactiveerde dendritische cellen (DC)
A. Exprimeren meer MHC II moleculen dan rustende DC
B. Synthestiseren pro-inflammatoire cytokines
C. Zijn niet in staat tot kruispresentatie
D. Worden vooral aangetroffen in de T cel zone van de secundaire lymfoïde organen.

31. Tolerantie: wat is fout
A. Komt exclusief tot stand in de primaire lymfoïde organen.
B. Is afhankelijk van stromale beenmerg en thymus cellen.
C. Kan berusten op inductie anergie van autoreactieve cellen.
D. Kan berusten op inductie van regulerende T cellen

32. Wat is anergie van T-lymfocyten?
A. is belangrijk voor de tolerantie van autoantigenen
B. T-lymfocyten ondergaan geen anergie
C. Is onomkeerbaar

33. Als er IL-12 defect is wat treedt dan op?

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lemmeslodders. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for £5.56. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy revision notes and other study material for 14 years now

Start selling
£5.56
  • (0)
  Add to cart