Dierkunde: morfologie en systematiek
Hoofdstuk 1: introductie tot systematiek der dieren en terminologie
Systematiek= de leer van de rangschikking van organismen
- 1e stap systematiek=classificatie
à classificatie= samenbrengen van organismen in categorieën die verwant zijn
- Vroeger d.m.v. analogie= groeperen volgens een belangrijk gemeenschappelijk
kenmerk
à meestal op basis van habitat (bv: zwemmen: zwart voetpinguïn, bruinvis)
à zeer wankele basis voor classificatie
- Taxonomie
Linnaeus of natuurlijke classificatie
- Carolus Linnaeus ontwierp natuurlijke classificatiesysteem
à’Systema Naturae’: gebruikte morfologie om
classificatiesysteem van dieren en planten te ontwikkelen
à voornaamste criterium was homologie
- Homologie= groeperen van organismen die:
1) Dezelfde basisstructuren hebben
2) Die in dezelfde relatie staan met andere organen
3) En die zich ontwikkelen tijdens de vroege embryogenese
volgens hetzelfde patroon
à zoogdieren: eenzelfde voorouder met pentadactiele(5)
basisstructuur van het voorste lidmaat (ook zo voor de
gewervelden)
- Basis natuurlijke classificatie=soort
- Verdeeld dierenrijk in soorten en gaf elk onderscheidende naam
• Soorten gegroepeerd basis gemeenschappelijke essentiële eigenschappen in
geslachten, geslachten in orden en orden in klassen, …
• Dieren gerangschikt in oplopende reeks groepen met verhoogde inclusie
- Zijn oorspronkelijk classificatiesysteem zeer beperkt + drastisch gewijzigd maar
basisprincipe wordt nog gevolgd
- Taxonomische categorie of taxon= niveau in hiërarchische classificatie
- 7 verplichte taxa:
regnum(rijk),fylum(stam),classis(klasse),ordo(orde),familia(familie),genus(geslacht),
species(soort).
à méércellige dieren in regnum Animalia
à rang onderverdeeld in kleinere niveaus taxa (superklasse,suborder,…)(meer 30)
,Principes en theorieën van de evolutietheorie door selectie
- Charles Darwin en Alfred Wallace = grondleggers
- 5 verschillende theorieën verweven en moeten samen geïnterpreteerd worden
1) Eindeloze verandering
Door vondst fossielen= weerlegging creationisme
• Stratigrafie paardachtigen in Eoceen in N-Am -> naar Europa/Azië ->
paarden uitgestorven -> geherintroduceerd door kolonisten
• Paarden door evolutie: toegenomen in grootte + reductie aantal tenen +
sterke ontwikkeling kiezen
2) Gemeenschappelijke herkomst
Fylogenie=studie v afstammingsgeschiedenis= stamboom samenstellen =
gemeenschappelijke voorouder
• Vb loopvogels op basis van 15 homologe structuren en/of op basis van
moleculaire data
3) Ontstaan van nieuwe soorten door continue veranderingen
• Opsplitsing bestaande soort of wijziging bestaande soort
4) Geleidelijkheid
• Nieuwe soort door opstapeling van kleine veranderingen
• Kleine veranderingen in erfelijk materiaal (genoom populatie)
5) Natuurlijke selectie
• Binnen populatie variatie in anatomische-, gedrags-, en fysiologische
kenmerken (genetische drift)
• Variatie is minstens gedeeltelijk erfelijk zodat nakomelingen gelijkenissen
met ouders
• Organismen met verschillende kenmerken meer of minder nakomelingen
in toekomstige generaties (survival of the fittest)
ð Soorten vertonen adaptatie aan omstandigheden omgeving
Fylogenie en kladistiek
- Belangrijke stap in de fylogenie als wetenschap halfweg de 20ste eeuw
- Analysemethode gebruikt om fylogenie bepalen op grond v synapomorfieën
- Synapomorfie= gemeenschappelijke eigenschap leden v taxon, die ze geërfd hebben
v laatste gemeenschappelijke voorouder v dat taxon.
= als nieuwe eigenschap geëvolueerd bij laatste gemeenschappelijke voorouder
taxon, eerdere voorouders hadden het niet.
Bv. Aanwezigheid halters bij alle Diptera
- Cladogram: je selecteert een aantal dieren dus geen systematiek
Evolutionaire classificatie=combinatie van de natuurlijke classificatie en kladistiek
- Evolutionaire: geeft in meeste gevallen afstamming correct weer
- Polytoom=verschillende geslachten
,Criteria voor species of soort
1) Een groep dieren die afstamt van éénzelfde voorouder populatie, dus vormen ze een
afstammingslijn voorouder-afstammelingen.
2) Ze kunnen alleen vruchtbaar nakomelingschap voortbrengen met leden van dezelfde
soort en niet met leden van een andere soort.
3) Het betreft een groep van individuele dieren, die voor wat de totale som van al hun
eigenschappen(morfologisch,fysiologisch,enz.) betreft op een constante wijze meer
op elkaar gelijken dan op leden van andere soorten
- Soorten ontstaan door geografische isolatie
- Soorten hebben reproductieve barrières (verschil zang, kunnen fysisch niet
voortplanten)
Binominale en trinominale nomenclatuur van species/subspecies
- Binominale
• Geslacht/genus: eerst-hoofdletter-schuin
• Soort/species: tweede-geen hoofdletter-schuin
- Trinominale
• Diersoort met ondersoorten of rassen -> derde naam wordt toegevoegd
(invasieve) exoten
- = kwam oorspronkelijk hier niet voor + is zodanig aanwezig dat ze de inheemse
soorten verdringen
- Vb: Aziatische lieveheersbeestje ( M op halsschild)
• Aggresieve predator
• Verdringt oa twee-stippig lieveheersbeestje
• Aggregeren in winter
• In serres voor bescherming gewassen à uit serres ontsnapt à overleven à
voortplanten
Hermetia illucens L., de zwarte soldatenvlieg. Insecten als voederdier?
- Bevolkinggroei + stijgende urbanisatie à vraag dierlijke producten neemt toe
- 70% landbouwgrond voor intensieve dierlijke productie
- Belangrijkste gewas voor diervoeders= soja
21% olie/vet voor menselijk gebruik en 79% schroot
(eiwit/koolhydraten/mineralen/water) voor diervoeder
à transport naar Europa = hoge ecologische voetafdruk + plantages= verlies
reservoirs biodiversiteit en ontbossing
à zelf insecten kweken om te voederen aan onze dieren(larven + prepuna)
- Voordelen kweek insecten
• Lager land- en waterverbruik
• Lagere milieu-ompact door efficiënte manier rest/afvalstromen omzetten
naar hoogwaardige biomassa, rijk aan eiwit
• Nutritionele waarde gekweekte insecten is hoog, larven worden geoogst
(volwassen niet interessant te veel chitine). Eiwitgehalte larven >30% en rijk
aan essentiële aminozuren
- Natuurlijke habitat: (sub)tropische en gematigde streken Amerika (45°N, 40° Z)
, - Risico’s voor mogelijke verspreiding + vestiging klimaat ?
• Environmental risk assessment
• Cold tolerance (larven kunnen bij ons niet buiten overleven)
Polytypische diersoort
- =diersoort die uit verschillende ondersoorten of rassen bestaat kan een derde naam
toegevoegd worden(trinominale nomenclatuur)
- Vb: Branta canadensis of Canadese gans (> 12 ondersoorten)
• Leucopareia (donkerder)
• Moffitti(groter tot x7)
Symmetrie in het dierenrijk
- Asymmetrisch
- Sferisch symmetrisch:
• zoals een bal.
• Elke doorsnede verdeelt organisme in 2 delen die elkaars spiegelbeeld zijn.
• Drijven en rollen.
• Mariene Rhizopoda
- Radiaal symmetrisch:
• zoals een wiel.
• Elke verticale sectie door middelpunt van horizontaal liggend organisme
verdeelt het in 2 delen die elkaars spiegelbeeld zijn.
• Neteldieren
à beweging in alle richtingen
• Speciale vorm: biradiale symmetrie= symmetrische ruimtelijke figuur met
ellips als basis. 2 delen die elkaars spiegelbeeld zijn door 2 delen door het
middelpunt gaande verticale, loodrecht op elkaar staande sneden.
Ribkwallen. In beperkt aantal.
- Bilateraal symmetrisch:
• symmetrie rechte piramide met gelijkbenige trapezium als basis.
• Maar 1 verticale sectie die organisme in 2 delen, die elkaars spiegelbeeld zijn
kan verdelen.
• Natuurlijk gevolg van beweeglijkheid dieren
• Sterk geassocieerd met cephalizatie(kopvorming)
à beweging in 1 richting
Metamerisatie of segmentatie
- = lichaam bestaat uit een lineaire reeks metameren of segmenten die stuk voor stuk
volgens hetzelfde basisplan gebouwd zijn (worm)
• Annelida (ringwormen vb regenworm):
Alle metameren of segmenten in essentie gelijk en zowel in- als uitwendig
zichtbaar
• Arthropoda (geleedpotigen vb kreeft,insect):
Meestal zijn de metameren of segmenten verschillend en hoofdzakelijk
uitwendig te zien
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliebeeldens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for £5.57. You're not tied to anything after your purchase.