100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting THIM leerjaar 1, thema 4. Deel 4 van 4 £3.02   Add to cart

Summary

samenvatting THIM leerjaar 1, thema 4. Deel 4 van 4

9 reviews
 469 views  15 purchases
  • Module
  • Institution

Samenvatting van thema 4, leerjaar 1 op de fysiotherapie opleiding van THIM. Bevat maar liefst meer dan 60 pagina's met terminologieën, definities, orgio en insertie, innervatie, vascularisatie, leerdoelen en naslagwerk. Inclusief complete anatomie lijst van de onderste extremiteiten en veel voork...

[Show more]

Preview 8 out of 69  pages

  • September 2, 2015
  • 69
  • 2014/2015
  • Summary

9  reviews

review-writer-avatar

By: Jaap5 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: stief12 • 7 year ago

top

review-writer-avatar

By: elinesophiew • 7 year ago

review-writer-avatar

By: colinschalken • 7 year ago

review-writer-avatar

By: mheeres • 7 year ago

review-writer-avatar

By: leonvanbarneveld • 8 year ago

review-writer-avatar

By: Shannon86 • 7 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
B. koldenhof 2014/2015 leerjaar 1


Samenvatting thema 4.

Psychologie.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Biopyschosociaal paradigma.
Definitie: op verschillende dimensies naar gezondheid kijken, maar deze dimensie als één geheel beschouwen.
De drie dimensies:
 biologisch,
 psychologisch en;
 sociaal.

Cognitie: Gedrag:
Definitie: een continue proces van filtering van stimuli die Definitie: gedrag is alles dat een ander aan je kan zien.
leidt tot perceptie en interpretatie en zo ons in staat stelt Gedrag kan:
onze eigen waarheid te creëren.  Bewust; dat wat je wilt laten zien.
 Onbewust;
o Dingen waar je geen controle over hebt.
o Blinde vlek; gedrag dat jij laat zien, maar
onbekend is voor je zelf.

Waarneembaar gedrag:
Waarneembaar gedrag kent meerdere
dimensies (cognitief gedrag & geconditioneerd
gedrag (aangeleerd gedrag)) en elke dimensies
kent zijn eigen bodem (zie stroomdiagram).




Waarneembaar gedrag: gedrag dat wordt waargenomen.
Dit lig ten grondslag van onderstaande:
Cognitief gedrag Geconditioneerd gedrag
Cognitie wordt opgebouwd uit het ABC.  Klassieke conditionering (Watson et. al. 1920).
Het ABC van de menselijke emotie: o Het associëren van twee
 A: activerende gebeurtenis gebeurtenissen.
 B: Beschouwing (cognitie)  Stimulus en respons
 C: consequentie in: veranderingen.
o Emotie  Operante conditionering (Skinner, 1935).
o Gedrag o Consequentie van stimulus op respons
 Belonen/bekrachtigen van
gedrag.
 Uitlokken van gewenst
gedrag.

Binnen de fysiotherapie wordt alleen operante
conditionering toegepast. Je ‘’beloont/bekrachtig’’ het
gewenste gedrag (bijv. uitvoeren van de oefeningen) en
lokt gewenst gedrag uit (leefregels en aanpassingen).
Klimaat / omgeving.
Definitie: omgeving of context, waarin gerichtheid
wordt gestimuleerd of geremd.
 Taakgericht
o Taak / activiteit is het doel
o Intrinsiek motiverend


1

,B. koldenhof 2014/2015 leerjaar 1


 Motivationeel gedrag; gedrag dat we laten zien  Egogericht
om een bepaalde reden. o Krachtmeting met andere of jezelf
 Motivationele gerichtheid; het hebben van een o Taak of activiteit is niet het doel maar
doel en zich in gedrag en handelingen daarop het verslaan.
richten Bekrachtiging.
o Ego gerichte doelen;  Intrinsieke bekrachtiging (proprioceptie).
 Men toont dat men kan  Extrinsieke bekrachtiging (aanleren door FT).
winnen van een ander. De Appraisal
handeling is niet het doel, Definitie: appraisal is het (automatisch, onbewust)
maar de uitkomst ongeacht evalueren van een gebeurtenis, inclusief de oorzaken van
de getoonde inzet. die gebeurtenis en de gevolgen voor het zelf. Kortom:
 Leren is niet noodzakelijk of Appraisals zijn puur persoonlijk en niet persé de waarheid.
gewenst
o Taakgerichte doelen; Twee appraisals zijn belangrijk bij het beïnvloeden van
 Het verkrijgen en tonen van emoties:
vaardigheden. Men krijgt iets  Onze appraisal van de positieve of negatieve
onder de knie implicaties van de gebeurtenis voor jezelf
 Het doel zit in de handeling  Onze appraisal van wat de gebeurtenis
zelf  intrinsiek veroorzaakte of controleerde
 Vermogen tot leren
Bovenstaande appraisals zijn flexibel en kunnen
Waarden, cultuur, persoonlijkheid en motivatie liggen ook veranderen over situaties heen.
ten grondslag aan cognitief gedrag. Controle.
 Bij wie ligt de controle?
o Interne controle  bij patient
o Externe controle  bij fysiotherapeut
 Wat is de aard van de controle
o Intrinsieke controle  duurzaam gedrag
o Extrinsieke controle  gewenst gedrag
 Zelf-controle:
o Controlerende factoren in ‘het zelf’
o Proces staat onder controle van ‘het zelf’
o Autonoom gedrag
o Self efficacy
 Zelf regulatie
o Onder invloed van denkprocessen

Coping.
Definitie: coping is de wijze waarop we als mensen omgaan met problemen in onze omgeving. Het gaat om het
gedrag voortkomend uit en door probleemsituaties

In het begin bestaat coping vooral uit primaire vaardigheden. Naarmate een mens zich verder ontwikkeld
zullen cognitieve vaardigheden zijn grootste bron van copings gedrag vormen, terwijl de emotionele bijdragen
juist de aanvullende wordt.

Verdeling:
Coping is onder te verdelen in:
 Gericht op probleem, waarbij verder te  Gericht op emotie, waarbij verder te
onderscheiden zijn: onderscheiden zijn:
o Gedragsmatige coping o Gedragsmatige coping
o Cognitieve vorm van coping o Cognitieve vorm van coping




2

,B. koldenhof 2014/2015 leerjaar 1


De 5 copingstijlen:
1. Probleemgeoriënteerde gedragsmatige coping;
a. oplossen van het probleem en het herkrijgen van controle over het probleem
2. Probleemgeoriënteerde cognitieve coping;
a. Patiënt kijkt anders tegen problemen aan, hier valt het herkaderen of herwaarderen van het
probleem onder
3. Emotioneel georiënteerde gedragsmatige coping;
a. Spanning afleidende activiteiten verzachten de negatieve emoties (nagelbijten, roken, drank,
etc.) Ongunstig bij langlopende stressoren omdat de patiënt niets doet aan het reduceren van
de stressor
4. Emotioneel georiënteerde cognitieve coping;
a. Praten en uiten van emoties kunnen de arousal verminderen Ook emotionele inhibitie,
repressie, defensieve vermijding en ontkenning kunnen leiden tot meer afstand van het
probleem
5. Ontkenning van het probleem;
a. Niet erkennen van het probleem en daardoor geen oplossingen aangrijpen en het herkrijgen
van controle over het probleem.

Kader van de 5 copingstijlen:
Coping Wil en kan zelf iets aan het probleem doen Wil en kan zelf niets aan het probleem doen
Probleem
Probleem erkennen Probleem-georiënteerd gedragsmatig Probleem-georiënteerd cognitief
Emotioneel georiënteerd; gedragsmatig
Emotioneel georiënteerd; cognitief

Kan het probleem zelf oplossen Kan het probleem niet zelf oplossen
Probleem niet Ontwijkend ( Probleem zijn of worden)
erkennen
Functies van coping:
 Coping als defensie mechanisme;
o Bescherming tegen interne spanningen door kleuring van de waarneming
 Coping als persoonlijkheidskenmerk;
o Individuele benaderingswijze bij verschillende probleemsituaties
 Coping als inter-actioneel proces;
o Proces in de tijd tussen mens en zijn omgeving

Attributie.
Definitie: het toeschrijven van een specifiek gevolg aan een bepaalde oorzaak.
 Het toeschrijven naar fysieke ongemakken van een situatie (somatisatie)
 Het toekennen van al wat mogelijk is dat zou kunnen gebeuren aan een situatie (catastroferen)
 Toeschrijven van de klacht naar binnen (zichzelf) (Internaliseren)
 Toeschrijven van de klacht buiten zichzelf (Externaliseren)

Stress.
Om stress te ervaren is er een stressor nodig. Deze stressor laat je de stress ervaren en een reactie uitlokken en
als je deze stress / reactie uit noemen we dit een strain. Een strain is dus wat iemand ziet. Bijvoorbeeld:

Toets week (stressor)  flight reactie (stress/reactie)  zweten (strain)

Externe prikkels / stress van buitenaf zijn onder te verdelen in:
 Life events; levensgebeurtenissen (overleiden / geboorte).
 Hassles; dagelijkse beslommeringen (toets week).

Er is dus sprake van stress als:
 Waargenomen discrepantie tussen de eisen van de omgeving en eigen mogelijkheden om daarmee
om te gaan
 Een grotere (ervaren) draaglast dan draagkracht

3

,B. koldenhof 2014/2015 leerjaar 1


Verklaringsmodellen.
Verklaringsmodellen helpen onderbouwen / beschrijven hoe een verband wordt gelegd. In het geval de
fysiotherapie tussen alle ICF-domeinen (stoornis, activiteiten, participatie, persoonlijke factoren en
omgevingsfactoren). Een verklaringsmodel is een beknopte (vaak grafische) weergave om een hypothese te
verduidelijken / verband te leggen.

Verklaringsmodel + doel Uitleg.
Bewegingscontiuüm Cott De 3 algemene principes zijn:
1. dat beweging essentieel is voor het leven,
Beschrijft de bewegingreadaptatie die de 2. dat het een continuüm is van microscopisch niveau tot het
kennis van de pathologie inlijft en niveau van het individu in de samenleving;
rekening houdt met de fysieke, sociale en 3. dat al deze niveaus beïnvloed worden door fysieke, sociale,
psychologische factoren psychologische en omgevingsfactoren.
De 5 fysiotherapeutische principes zijn:
1. de bewegingsniveaus van het continuüm zijn afhankelijk,
2. voor elk de niveau van het continuüm is er een maximaal
bereikbaar bewegingspotentiaal (MBBP), beïnvloed door MBBP
van de andere niveaus van het continuum en de fysieke, sociale,
psychologische en omgevingsfactoren
3. binnen de limieten van de MBBP heeft elk individu zijn “preferred
movement capibility (PMC)” en een “current movement capibility
(CMC)”, welke in normale omstandigheden dezelfde zijn
4. pathologische en omgevingsfactoren hebben het potentieel
MBBP te veranderen en/of een verschil te creëren tussen PMC en
CMC
5. De focus van de kinesitherapie is het potentieel en /of het
bestaande PMC/CMC verschil te minimaliseren
6. kinesitherapie omvat therapeutisch bewegen, educatie,
technologie en omgevingsmodificaties.
De 6 dimensies in het bewegingcontinuüm werden door D. Allen
toegevoegd om met behulp van het bewegingcontinuüm 6
patiëntengroepen te onderscheiden. De 6 dimensies zijn
1. flexibiliteit (artrose)
2. kracht (spier #)
3. nauwkeurigheid (CVA)
4. snelheid (parkinson)
5. aanpassingsvermogen (CVA)
6. uithoudingsvermogen (hart- en vaatlijden, COPD).
Angst en vermijdingsmodel van Vlaeyen.

Het vermijdingsmodel beschrijft de relatie
tussen (angst voor) pijn, het vermijden
van lichamelijke activiteit, de fysieke
conditie (met name spierkracht) en
functionele beperkingen


Psychosociale factoren Weisberg en
(o.a. chronische stress,
persoonlijkheid etc.)


Predisponerende




Clavel
factoren
Verbetering




Beschrijft het verband tussen
predisponerende factoren, uitlokkende
(o.a. stress, coping, cognities,

+/- Klachten / ziektebeloop
Klachten / ziekteverloop




Autonome zenuwstelsel
beïnvloedende factoren




factoren, in standhoudende factoren en
Endocriene systeem

Ontregeling van het:
Immuunsysteem
Klachten / ziekte
stemming etc.)
Stabilisatie




therapie belemmerende factoren in
relatie met klachten / ziekteverloop en de
hieruit vloeiende verbetering / stabilisatie
/ verergering. Predisponerende factoren
overbelasting, ontsteking

Uitlokkende factoren
(o.a. acute stress,
Verergering




etc.)




4

,B. koldenhof 2014/2015 leerjaar 1


Systeemtheoretisch model Het gedrag van de mens past zich aan bij verschillende contexten / relaties.
Mensen hebben een groot gedragsrepertoire en schakelen steeds per
Verklaren van gedrag in relatie tot de situatie over op ander gedrag. Mensen zijn dus erg contextgevoelig Een
context. mens is ander op het werk dan thuis bijvoorbeeld.
Pijn gevolgmodel Pijn gevolgmodel

Verklaart wat dimensies onderling met
elkaar tot gevolg hebben voor de
lichamelijke klacht en welke gevolgen de
lichamelijke klacht weer heeft op de
dimensies




HVS-model bouwt verder op het pijn gevolgmodel, maar verandert het
volgende:
 opstellen behandelplan en diagnostiek staan centraal.
 Doel van de behandeling; het optimaliseren van de
omstandigheden voor het herstel van de klachten. Dit doel wordt
gerealiseerd door de gevolgen die de klacht in stand houden op
te heffen.




Common sense model off illness Deze ziektepercepties werden beschreven in vijf domeinen en bevat
antwoorden op de vragen:
De gedachten die mensen zelf hebben  Wat heb ik?
over hoelang klachten kunnen duren; wat  Hoe lang gaat het duren?
er precies aan de hand is; wat de oorzaak  Wat zijn de consequenties?
kan zijn; hoe het onder controle gebracht  Hoe kan ik het onder controle krijgen?
kan worden en hoe ernstig de klachten  Wat is de oorzaak?
ervaren worden. Door een ‘feedback loop’ beoordeeld de mens zelf of die bedreiging is
afgenomen.




Pijnmodel ei van Loeser Opvallend is dat bij acuut
de nociceptie relatief groot
de reacties die volgen op nociceptie is en de reacties steeds
(pijnprikkel). Acuut versus chronisch. iets groter worden. Bij
chronisch valt op dat de
nociceptie een relatief
kleine uitslag heeft, maar
de reacties vergroot
toenemen en dan vooral
bij pijngedrag.



5

,B. koldenhof 2014/2015 leerjaar 1



Fysiotherapeutisch methodisch handelen.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De relatie van het diagnostisch proces en de domeinen van het ICF /RPS.
Diagnostisch proces Domeinen ICF / RPS
Benoem de problematische deelhandeling. Participatie.
Benoem de deelhandelingen, waaruit de problematische deelhandeling is opgebouwd. -
Benoem de problematische deelhandeling. Activiteiten.
Benoem de problematische deelhandeling in de GME’s. -
Specificeer binnen de problematische deelhandeling (afwijkende) motorische eigenschap(pen). Stoornis.
Specificeer het probleem d.m.v. lichamelijk onderzoek op (anatomisch niveau) -

Meetinstrumenten en vragenlijsten onderste extremiteiten.
Vragenlijst.
Meetinstrument: Afkorting staat Meet binnen het Doel: Uitkomstmaat:
voor: domein van het ICF
op:
VAS (algemeen) Visual Stoornisniveau Evaluatief Pijn gemeten op een lijn van 100
Analogue mm. 0 is geen pijn, 100 is de
Scale maximale pijn.
PSK (algemeen) Patiënt Activiteitenniveau Evaluatief Activiteiten gemeten met een
Specifieke NRS van 0-10. 0 is geen moeite,
Klachten 10 is onmogelijk.
HOOS (specifiek) Hip disability and Stoornisniveau Evaluatief Stoornissen, activiteiten en
Osteoarthritis Activiteitenniveau participatie (sport/hobby en
Outcome Participatieniveau werk) uitgedrukt in een getal
Score tussen 0 (minimaal) -100
(maximaal).
Koos (specifiek) Knee injury and Stoornisniveau Evaluatief Pijn en beperkingen uitgedrukt in
Osteoarthritis Activiteitenniveau een percentage tussen 0
Outcome Participatieniveau (minimaal) -100% (maximaal). En
Score een totaal percentage.
AFI Algo Stoornisniveau Evaluatief Pijnintensiteit en functionele
Functional Activiteitenniveau beperkingen van de knie of heup.
Index Uitgedrukt in een getal tot
maximaal 24. Hoe hoger het getal
hoe hoger de pijnintensiteit en
beperking.
Lysholm Lysholm Stoornisniveau Evaluatief mate van knie-instabiliteit op
knee Activiteitenniveau zowel stoornis- als op beperking
score. Participatieniveau niveau
uitgedrukt in een getal tussen 0
(minimaal) -100 (maximaal).

Meetinstrument.
Meetinstrument: Afkorting staat Meet binnen het Doel: Uitkomstmaat:
voor: domein van het ICF
op:
GALN Gang Activiteitenniveau Evaluatief het vergelijken van het
Analyse gangpatroon van de patiënt met
Nijmegen. normwaarden van het gaan.
TUG Time Activiteitenniveau Evaluatief tijdsduur in seconden
Up normaal: <10 sec.
And kwetsbare ouderen: 11 – 20 sec.
Go vereist verdere evaluatie: >20 sec.




6

,B. koldenhof 2014/2015 leerjaar 1


Diagnose en indicatie.
Begrippen:
 Medische diagnose (onderdeel van de initiële hypothesen)/
 Fysiotherapeutische diagnose.
 Symptoom diagnose. (medische diagnose)
o Medicus noemt alleen de symptomen en verschijnselen, zonder een pathologie er aan te
koppelen. Dit kan niet zonder medewerking van de patiënt worden gesteld.
 Pathologie diagnose. (medische diagnose)
o Afwijkingen van anatomische structuren, afwijkende functies van weefsel en is objectief vast
te stellen. Kan zonder medewerking van de patiënten worden gesteld.
 Nosologische diagnose. (medische diagnose)
o De oorzaak is onbekend en hierbij zijn geen kenmerken van anatomische en fysiologische of
pathologische afwijkingen / indicaties.
 Indicatiestelling.

De medische diagnose heeft als doel: het vaststellen benoemen van de aard en toestand van de aandoening.
Het vertelt wat over de verachte natuurlijke beloop (kans op herstel, mate van progressie, chronische karakter
en exacerbaties* en remissie). Waarnaast wij de fysiotherapeutische diagnose doen. De medische diagnose
bestaat uit het ICD en de fysiotherapeutische diagnose uit ICF.

Definitieve hypothese & fysiotherapeutische diagnose:
Een beroep specifiek oordeel van de fysiotherapeut over het gezondheidsprofiel van een patiënt als basis van
het behandelplan. In de fysiotherapeutische diagnose moeten de volgende gegevens minimaal aanwezig te
zijn:
 Leeftijd + contactreden patiënt (PIP/NPIP/Hulpvraag)
 Gezondheidsprobleem qua aard (ICF), beloop (tijdslijn) en prognose:
 *onderliggende medische factoren
 *externe/omgeving factoren
 *persoonlijke factoren
 Tijdslijn (beloop van het herstel, bijv. bindweefsel hersteltijd)
 Te verwachten herstel(prognose)

De doelen van een fysiotherapeutische diagnose:
1. Communicatiemiddel:
a. Tussen fysiotherapeuten onderling (ziekte, overleg),
b. Tussen fysiotherapeuten en mensen in aanverwante beroepen;
c. Tussen fysiotherapeut en patiënt.
2. Ten behoeve van effect onderzoek fysiotherapie.
3. Basis voor de indicatie, de kern van het gezondheidsprobleem, de prognose en het behandelplan.

Indicatie:
 Indicatie = Aanwijzing of aanduiding.
Fysiotherapeutische indicatie:
Op grond van de diagnose en van de hulpvraag vaststellen in hoeverre fysiotherapeutische behandeling kan
bijdragen aan de oplossing van het gezondheidsprobleem van de patiënt

Prognose:
1. Hoe reëel is het bereiken van het te verwachten einddoel/hulpvraag?
2. Hoe lang gaat dit bereiken van dit einddoel dan duren?

Prognose afhankelijk van:
 Risicofactoren: bijv. beïnvloed roken de kans op longkanker
 Prognostisch factor: bijv. als je eenmaal longkanker hebt dan zal roken dit proces negatief
beïnvloeden.
 Fase van bindweefselherstel.



7

, B. koldenhof 2014/2015 leerjaar 1


Herstel belemmerende factoren:
1. Leeftijd
2. Aard van getroffen weefsel
3. Algemene gezondheid/nevendiagnosen
a. Medicijngebruik
b. Operaties/trauma’s
c. Congenitaal
4. Recidieven
5. Stress (bestendigheid) als persoonlijke factor
6. Stress als exogene/omgevingsfactor:
a. Familie/relaties/woonomgeving/financieel
b. Werk/Sport/School/Studie
7. Gedragsmatige factoren (Gele vlaggen) incl. schadelijke gewoonten/ verslavingen
(Compliance/illness believes)

Iedere gele vlag die je vindt is een herstel belemmerende factorenen.

Van diagnose naar plan:
De fysiotherapeutische diagnose als basis  indicatiestelling  behandelplan  prognose, maar het plan is
afhankelijk van de prognose en het beloop van de inhoud van de behandeling. Het impliceert het procesmatige
karakter van elke behandeling. De inhoud en vooral de tijdslijn moet en worden aangepast aan het
herstelproces en tempo van de patiënt.

Belangrijke vragen ten aanzien van het behandelplan. Behandelplan volgens KNGF richtlijn verslaglegging.

• Is de verwijzing voor de fysiotherapie terecht? • Beoogd eindresultaat /hoofddoel (smart)
• Welke fysiotherapeutische doelstellingen gelden voor • Smart doelstellingen op functie en activiteiten niveau.
deze patiënt? • Smart doelstellingen op persoonlijke en externe
• Door middel van welke strategie zijn deze doelen te factoren
bereiken?(volgorde van doelstellingen) • FT interventie(s) per doel
• Welke fysiotherapeutische verrichtingen worden • Advies en leefregels(gekoppeld aan de doelstelling)
uitgevoerd? • (Toestemming voor eventuele bijzonder of
• Welke meetinstrumenten worden gebruikt? voorbehouden handelingen). Denk aan dry needeling.
• Wie wordt de behandelend fysiotherapeut? • Vastgelegde afspraken(frequentie en duur etc)
• Besproken met / akkoord van de patiënt


In stappen.
1. Formuleer het einddoel (hoofddoel volgens brouwer).
2. Formuleer smart doelstelling (subdoelstellingen).
3. Zet de doelstellingen van punt 2 in volgorde van prioriteit.
4. Kies de verrichtingen
5. Bepaal de strategie
a. Keuze van de verrichtingen (specifiek)
b. Volgorde van de verrichtingen
c. Manier waarop deze uitgevoerd worden
d. Duur van de behandelepisode, duur en aantal van de behandelsessie
e. Behandelfrequentie
6. Taken van de patiënt en de fysiotherapeut
7. Afspraken met andere zorgverleners

Formuleer het eindresultaat(hoofddoel volgens Brouwer)
• Het einddoel is altijd participatieniveau
• Het einddoel is altijd gekoppeld aan de hulpvraag van de patiënt.
• Het einddoel is altijd gekoppeld aan een PIP of soms aan een NPIP.
• Het einddoel is altijd smart geformuleerd in termen van wat de patiënt kan).




8

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Fysiotherapie. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for £3.02. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83430 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy revision notes and other study material for 14 years now

Start selling
£3.02  15x  sold
  • (9)
  Add to cart