Een duidelijke samenvatting van het gehele boek 'Sportbeleid in Nederland', met ondersteunende afbeeldingen en tabellen die daadwerkelijk uit het boek komen. Aan het einde van de samenvatting vindt je tentamen vragen mét antwoorden, zodat je de kennis kunt oefenen. Succes!
Stelling: Er zijn 27.000 verenigingen ingeschreven bij NOC*NSF
JUIST OF ONJUIST?
Answer: JUIST
2.
Stelling: Er zijn 3,9 miljoen leden aangesloten bij NOC*NSF
JUIST OF ONJUIST?
Answer: JUIST
3.
Stelling: Mijn belangen als sporter worden behartigd door mijn vereniging, mijn bond en NOC*NSF
JUIST OF ONJUIST?
Answer: JUIST
4.
Stelling: het is slim om als kaatsbond met ongeveer 15000 leden de eigen ledenbelangen te behartigen bij minister Schipper van VWS!
JUIST OF ONJUIST?
Answer: ONJUIST
5.
Stelling: NOC*NSF heeft een tweesporenbeleid en heeft haar financiële middelen ook gelijk verdeeld
JUIST OF ONJUIST?
Answer: ONJUIST (er wordt namelijk meer geld besteed aan de topsport)
6.
Stelling: De bond \'Sportvisserij Nederland\' staat op de 3de plek van de grootste bonden
JUIST OF ONJUIST?
Answer: JUIST
7.
Stelling: Bij NOC*NSF zijn maar liefst 74 sportbonden aangesloten
JUIST OF ONJUIST?
Answer: JUIST
8.
Stelling: de code \'Goed Sportbestuur\' van de commissie Loorbach gaat over de beginselen van een deugdelijk bestuur
JUIST OF ONJUIST?
Answer: JUIST
9.
Stelling: van sportbonden wordt verwacht dat ze het democratisch proces stopzetten en gaan professionaliseren
JUIST OF ONJUIST?
Answer: ONJUIST (het moet niet stopgezet worden, beiden zijn belangrijk)
10.
Stelling: NOC*NSF is de koepel van alle sportbonden in Nederland; alle aandacht en geld gaat op aan topsport
JUIST OF ONJUIST?
Answer: ONJUIST (er wordt ook geld besteed aan de breedtesport)
Content preview
Sportbeleid in Nederland
Van vereniging tot rijksoverheid
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 - Wat is sport? 2
Hoofdstuk 2 – Wat is beleid? 5
Hoofdstuk 3 – Ontwikkelingen in het sportbeleid 10
Hoofdstuk 4 – Beleidsagenda 15
Hoofdstuk 5 – Het ontwerpen van beleid 18
Hoofdstuk 6 - Besluitvorming 21
Hoofdstuk 7 – Uitvoering van beleid 25
Hoofdstuk 8 – Beleidsevaluatie 27
Hoofdstuk 9 – De sportverenigingen: verenigingen is een werkwoord 30
Hoofdstuk 10 – Lokaal sportbeleid 34
Hoofdstuk 11 – Sportbeleid van de rijksoverheid 37
Hoofdstuk 12 – NOC*NSF en de sportbonden 40
Hoofdstuk 13 – Sportbeleid in de fitnessbranche 43
Tentamenvragen – met antwoorden 45
1
,Hoofdstuk 1 - Wat is sport?
Definities van Sport
Voor diverse activiteiten is de vraag of ze tot de categorie ‘sport’ behoren relatief eenvoudig te
beantwoorden, maar er zijn ook vele vormen van vermaak en beweging waarvoor dat complexer is.
Een plaatselijke voetbalvereniging is zonder twijfel een sportvereniging. Ook voor de
atletiekvereniging is dit evident. Maar is ook de wandelvereniging een sportvereniging of moeten we
wandelen definiëren als bewegen? En de leden van een fitnessclub, sporten deze mensen of behoren
fitnessactiviteiten tot de categorie bewegen? Bij de voetbal- en atletiekvereniging is winnen een
van de doelen van de activiteit. Bij de wandelvereniging is winnen wellicht niet belangrijk, maar
presteren wel. Nog een stap verder: is de vereniging die postduiven houdt en fokt en deelneemt aan
internationale wedstrijden een sportvereniging? Hier is wel sprake van een competitie-element.
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) spreekt in zijn beleidsteksten
tegenwoordig van ‘sport- en beweegbeleid’. Er is dus een onderscheid tussen sport en bewegen.
In Van Dale wordt sport omschreven als ‘allerlei lichamelijke oefeningen en ontspanning waarbij
vaardigheid, kracht en inzicht vereist worden’. Bewegen is volgens het woordenboek ‘van plaats of
stand (laten veranderen’. Uit deze omschrijvingen blijkt dat sport onder andere meer vaardigheid
vereist dan bewegen.
Enkele definities van sport
Definitie sport Hoyng 2003: ‘’Sport is een menselijke activiteit die veelal plaatsvindt in een
specifiek organisatorisch verband maar ook ongebonden kan worden verricht, doorgaans met
gebruikmaking van een – al dan niet in eigen woonplaats gesitueerde – ruimtelijke voorziening
en/of omgeving, op een manier die is gerelateerd aan voorschriften en gebruiken die in
internationaal verband ten behoeve van prestaties met een competitie- of wedstrijdelement in de
betreffende activiteit of verwante activiteiten tot ontwikkeling zijn gekomen.’’
Een tweede definitie Tamboer & Steenbergen 2000: ‘’Sport is een vaardigheidsspel gericht op een
bepaald doel, waarbij fysieke kwaliteiten worden getest en gespeeld wordt met bepaalde middelen,
volgens bepaalde regels. Dit alles vindt plaats binnen bepaalde geïnstitutionaliseerde kaders.’’
Beiden definities benoemen regels en instituties die van belang zijn voor sport. Daarnaast
benadrukken Tamboer & Steenbergen het spelelement van sport en het testen van vaardigheden of
fysieke kwaliteiten. Deze onderdelen komen niet terug in de definitie van Hoyng. Volgens Tamboer
& Steenbergen zijn de voetbalvereniging en de atletiekvereniging echte sportverenigingen. Bij de
wandelsportvereniging en de postduivenvereniging is immers geen sprake van een vaardigheidsspel
en worden geen (menselijke)fysieke kwaliteiten getest. De leden van een fitnessclub doen volgens
zowel de definitie van Tamboer & Steenbergen als Hoyng niet aan sport. In het dagelijks
taalgebruik wordt het doen van cardio- of krachtoefeningen echter wel degelijk sport genoemd.
Sportfamilies
De leden van de ‘sportfamilie’ vertonen allemaal karaktertrekken van sport, maar de mate waarin
is verschillend. Crum (1991) definieert sport als een familie met zeven familieleden, te weten:
2
, topsport, wedstrijdsport, recreatiesport, fitnesssport, avontuursport, pleziersport en cosmetische
sport. Crum neemt 3 kenmerken als uitgangspunt.
- De mate waarin sprake is van strijd, wedstrijd of rivaliteit
- De mate waarin sprake is van fysieke activiteit
- De aanwezigheid van spelelementen
Het laatste kenmerk betreft de vraag of voor de sportactiviteit regels zijn opgesteld en instituties
zijn opgericht: bestaan er (inter)nationale spelregels en (inter)nationale sportbonden? De
sportfamilie van Steenbergen bestaat uit:
- Agonale bewegingsvaardigheidsspelen (met een wedstrijdelement)
- Agonale vaardigheidsspelen (met een wedstrijdelement)
- Bewegingsactiviteiten
- (Speelse) bewegingsvaardigheden
Familielid Voorbeelden Toelichting
Agonale bewegings- Voetbal, handbal, hardlopen Activiteiten waarbij sprake is van een wedstrijd waarbij fysieke
Vaardigheidsspelen vaardigheden worden getest. Voor deze wedstrijden zijn er
(inter)nationale spelregels en (inter)nationale sportbonden.
Agonale bewegingsvaardigheidsspelen voldoen aan alle drie de
kenmerken van de sportfamilie. Deze definitie van sport wordt in
de sporttheorie het meest gebruikt.
Agonale vaardigheids- Dammen, schaken, bridge, Activiteiten waarbij sprake is van een wedstrijd waarbij niet-
Spelen go fysieke vaardigheden worden getest. Ook voor deze wedstrijden
zijn er (inter)nationale spelregels en sportbonden. Agonale
vaardigheidsspelen voldoen aan twee van de drie kenmerken van
de sportfamilie (agonaliteit en spelelementen). In de volksmond
worden dit ook wel de denksporten genoemd.
Bewegingsactiviteiten Fitness, wandelen, fietsen, Activiteiten waarbij bewegen het primaire doel is. Deze
dansen activiteiten richten zich op een van de drie kenmerken van sport,
te weten: fysieke activiteit
(Speelse) bewegings- Raften, parasailen, Activiteiten waarbij op speelse wijze wordt bewogen en waarbij
vaardigheden freerunnen, streetdance ondergaan van een ervaring centraal staat. Ook deze activiteiten
richten zich op de fysieke activiteit, maar hier zijn meer
vaardigheden vereist.
Op basis van de voorgaande beschrijvingen van sport kan worden geconcludeerd dat het niet nodig
is tot één statische definitie van sport te komen, omdat daarmee de dynamiek, die kenmerkend is
voor sport, niet voldoende tot uitdrukking wordt gebracht. We kunnen wel concluderen dat
‘menselijke’ activiteiten die we sport noemen, gekenmerkt worden door één of meerdere van de
volgende elementen:
(Fysieke) vaardigheden
Wedstrijdelement
Voorschriften en/of wedstrijdreglementen
Geïnstitutionaliseerd kader
Specifieke ruimtelijke voorziening
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller GuusjeVloet. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for £7.25. You're not tied to anything after your purchase.