100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Summary palette psychology - Jakop Rigter £2.55
Add to cart

Summary

Summary palette psychology - Jakop Rigter

30 reviews
 4565 views  207 purchases
  • Module
  • Institution
  • Book

Summary from chapter 2 to chapter 8

Preview 3 out of 16  pages

  • Yes
  • February 25, 2013
  • 16
  • 2011/2012
  • Summary

30  reviews

review-writer-avatar

By: yorahmampaey • 3 year ago

review-writer-avatar

By: kirstenmariamerts • 3 year ago

review-writer-avatar

By: jasmijnvanbeek1 • 3 year ago

review-writer-avatar

By: nika7 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: janiquebijlsma • 4 year ago

review-writer-avatar

By: adavanderputten • 4 year ago

Translated by Google

too concise

review-writer-avatar

By: vanheterve66 • 4 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Hoofdstuk 2 Psychoanalyse

Psychoanalyse 6 uitgangspunten:
- Subjectieve ervaringen van mensen: meer geïnteresseerd in datgene waarin iemand
zich onderscheidt van de ander.
- Wij besturen lang niet altijd ons gedrag bewust: ook al maken we plannen en
voornemens ons gedrag lijkt soms zijn eigen gang te gaan.
- Onbewuste: wensen waarvan we soms nooit beseft hebben dat we ze hadden, maar het
kunnen ook wensen zijn waarvan we ons ooit bewust waren maar die we weggestopt
hebben.
- Het waarneembare gedrag: bewuste gedachten en dromen bepaald door zowel hun
onbewuste wensen als door het feit dat ze deze niet accepteren.
- Al ons gedrag heeft een betekenis: de uitingsvorm wordt door 2 invloeden bepaald: de
wens en het verbod.
- Ervaringen uit de eerste levensjaren: belangrijk om de persoonlijkheid te bepalen.

De psychoanalyse is verbonden met Sigmund Freud.

De psychologische theorie kan op 2 manieren ontworpen worden:
- Het verzamelen van feiten waarbij gezocht wordt naar gemeenschappelijke factoren die de
feiten verklaren.
- Het ontwerpen van een theorie om daarna te kijken of en zo ja hoe de feiten erin passen.

Natuurwetenschappelijke benadering: biologische benadering stond centraal.
Romantische benadering: niet het verstand bepaald bet gedrag van mensen maar de irreële wil.

Hermeneutische methode: oorzaken van gedrag begrijpelijk maken, aan gedrag en dromen een
betekenis toekennen om het begrijpelijker te maken.

De manifeste inhoud> de droominhoud die iemand zich herinnert.
De latente inhoud> een vermomming van onbewuste innerlijke wensen.

Pessimistische mensbeeld: benadrukt dat mensen geen baas in eigen huis en dat driften ons
leven besturen.

Optimistische mensbeeld: benadrukt dat mensen zich bewust kunnen worden van hun wensen
en driften en zo hun leven in eigen hand kunnen nemen.

Conflictmodel van de psychoanalyse: benadrukt het gedrag van mensen het resultaat is van
een compromis tussen wensen en verboden.

Freud veronderstelde 2 aangeboren driften bij mensen: de levens- of seksualiteitsdrift en de
doods- of agressiedrift.

Gedrag wordt bepaald door levensgeschiedenis: het hier en nu is belangrijk, maar wordt
gekleurd door ervaringen die we in onze kindertijd opgedaan hebben.

Er kan geen duidelijk onderscheidt worden gemaakt tussen normaal en gestoord gedrag:
het gedrag van elk individu heeft zowel gestoorde als gezonde aspecten.

Binnen de theorie van Freud worden 5 hoofdonderdelen onderscheiden:
- Onbewuste mentale processen
- Ontwikkeling van een psychische structuur
- Psychoseksuele ontwikkeling van kinderen
- Verdedigingsmechanismen
- Praktijktheorie

Onbewuste mentale processen:
Het bewuste: het deel dat alles omvat wat zich op een bepaald moment onder de aandacht
afspeelt.
Het voorbewuste: die kennis, emoties die niet op dat moment onder de aandacht spelen, maar
die wel op te roepen zijn.
Het onbewuste: het deel waarvan men niet weet.

,Primaire proces: het onbewuste kent alleen maar wensen en geen waarden en normen,
irrationeel ongevoelig voor bewuste overwegingen en redenen. Lustprincipe streeft naar
verwerkelijking van wensen.
Secundaire proces: het bewuste, rationaliteit door afwegingen wat wel en niet bereikt kan
worden.
Drifttheorie: Freud gaat ervan uit dat mensen 2 aangeboren basisdriften hebben die tegengesteld
aan elkaar zijn: de seksuele of levensdrift(fijn en plezierig gedrag) en doodsdrift(agressieve en
destructieve driften en driften die gericht zijn op spanning en vermijding).

De psychische structuur
Id: het onbewuste dat alleen driften bevat, gericht op bevrediging van de behoeften die
veroorzaakt worden door de driften en is georiënteerd op een staat van lust.
Een gewenste verandering van de psychische structuur komt volgens Freud tot stand doordat een
deel van het Id verandert in een structuur die:
- Functioneert in overeenstemming met de realiteit
- De spanning kan hanteren die ontstaat uit de botsing tussen de eisen van het Id en de
realiteit.

Ego(het ik): staat voor rede, gezond en verstand. Het deel van de psychische structuur dat actief
is als je bewust redeneert, afweegt, beslissingen neemt.
Het Superego(opper-ik of geweten) ontwikkelt zich uit het ego, het ego gebruikt bij deze
ontwikkeling verdedigingsmechanismen om zich te handhaven tussen de strijdige eisen van de
omgeving en het Id. Door identificatie maakt het kind zich de normen en waarden van de ouder
eigen. Vermaatschappelijken: het kind eigent zich de rol toe van tot de orde roepende de
waarden en normen van de maatschappij worden via de ouders toegeëigend. Ik-ideaal: het ideale
beeld waaraan iemand wil voldoen. Het superego functioneert als moraal, als geweten.


Ontwikkelingsfasen(psychoseksuele stadia)
Freud hecht groot belang aan de kinderlijke ontwikkeling, want hier wordt de basis gelegd voor de
kenmerken van de volwassen persoonlijkheid.
Fixatie: een kind blijft steken in een fase en weet het conflict onvoldoende op te lossen. De
oplossing van problemen en conflicten in latere fasen wordt gekleurd door dit onopgeloste conflict.
Regressie: een kind heeft 1 of meerdere fasen goed doorlopen, maar kan door allerlei oorzaken
terugvallen in een eerdere fase.
Polymorf pervers: zo noemt Freud pasgeboren kinderen, waarmee hij aangeeft dat ze op allerlei
manieren seksuele lust beleven via huid, mond, anus en genitaliën.
Orale fase: mond vanwege voeding het kind zuigt, sabbelt, kauwt en bijt en verkrijgt hiermee
bevrediging.
Anale fase: anus vanwege de wereld actief ontdekken, het kind is over geïnteresseerd in alles wat
met de anus en functies daarvan te maken heeft.
Fallische fase: geslachtsdeel vanwege spelen met het geslachtsdeel.
Oedipale fase: het kind moet een conflict oplossen, via het oplossen van een rivaliteitsconflict met
vooral de vader ontwikkelt het een identiteit.
Latentiefase: er is een emotionele rust en sublimatie van de seksuele interesse.
Genitale fase: vanaf en na de puberteit komt de fase van volwassenheid, ontwikkeling van
intieme relaties met iemand van het andere geslacht.

De hechtingstheorie van Bowlby: hechting wordt door Bowlby opgevat als soort specifiek
gedrag, kennen bepaalde vormen van hechting die genetisch zijn vastgelegd.

Aangeboren gedragsrepertoire: zorggedrag van en interactie met een volwassene kan
uitlokken.

Aangeboren zorginstinct: dat hebben volwassen zonder ervaring weet een gezonde moeder na
de geboorte van haar kind wat ze moet doen.

Het subject: de persoon die iets beleeft.
Het object: de andere personen bij wie je iets beleeft.

Objectrelatietheorie: in het begin van de kinderlijke ontwikkeling is er sprake ven een
symbiotische relatie tussen moeder en kind, intense betrokkenheid en het kind ervaart zich nog
niet als een zelfstandig individu.

, Separatie-individuatie proces: losmaking en het verkrijgen van een eigen identiteit.

Depressie: zou ontstaan bij het verlies van een persoon, een streng superego produceert
schuldgevoelens.

Angststoornis: als de angst een klacht wordt, de angst maakt het leven ondragelijk en belemmert
het functioneren.

Weerstand: in de psyche van mensen is een mechanisme werkzaam dat het zich herinneren van
onbewuste wensen, impulsen en trauma’s verhindert.
Verdedigingsmechanismen gebruikt iedereen en we hebben ze nodig:

Verdringing: verloopt heel onbewust, onaanvaardbare wensen, impulsen of fantasieën worden uit
het bewuste gebannen.

Verplaatsing: gevoelens die verbonden zijn aan een bepaalde situatie of persoon gericht worden
op een andere situatie of persoon.

Reactieformatie: een onaanvaardbare wens of impuls wordt geneutraliseerd door juist het gedrag
te tonen dat er lijnrecht tegenover staat.

Isoleren van gevoel: de traumatische herinnering kan makkelijk opgehaald worden, maar de
emoties die erbij horen herinnert men zich niet.

Ongedaan maken: angstaanjagende gedachten worden ongedaan gemaakt met rituelen.

Somatiseren: het slaat op het proces dat onbewuste wensen vermomd een uitdrukking krijgen in
lichamelijke klachten.

Vermijding: de gedachten of situaties die je confronteren met angsten of schaamte worden
vermeden.

Ageren: voorkomen mensen dat gedachten bewust worden.

Rationaliseren: het is een soort smoes waarmee iemand voorkomt dat een negatieve situatie of
negatieve informatie funeste gevolgen voor hem heeft.

Volwassenverdedigingsmechanismen:
Sublimatie: slaat op het proces dat onaanvaardbare wensen worden omgezet in sociaal
aanvaardbaar gedrag.
Altruïsme: het onderschikt maken van eigen belangen aan die anderen.
Humor: jezelf op de hak kunnen nemen wordt gezien als een belangrijk aspect van geestelijke
gezondheid.


Primitieve verdedigingsmechanismen:
Ontkenning: iemand staat niet open voor traumatische ervaringen of informatie.
Splitsen: tegengestelde gevoelens worden gescheiden.
Projectie: slaat op het proces waarbij iemand onbewuste gevoelens van zichzelf die hij ontkent
toeschrijft aan iemand anders.

Gabbard(1994) geeft 4 mogelijke criteria waaraan splitsing van een team eventueel is te
onderkennen:
- Als een personeelslid onbarmhartig hard en straffend naar een patiënt is.
- Als een personeelslid ongewoon toegevend is.
- Als een persooneelslid herhaaldelijk een patiënt verdedigt tegen kritische opmerkingen van
collega’s.
- Als een personeelslid denkt dat hij de enige is die een patiënt begrijpt.

Overdracht: conflicten uit de kindertijd opnieuw laten beleven waardoor ze alsnog verwerkt
kunnen worden.

Overdrachtsreactie heeft 2 kenmerken: het is een Herhaling van een gedragspatroon uit het
verleden. En het is Inadequaat het is niet in overeenstemming met de realiteit van de situatie.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Fardau3. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for £2.55. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

51683 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy revision notes and other study material for 15 years now

Start selling
£2.55  207x  sold
  • (30)
Add to cart
Added