Uitwerking van taak 3 van het blok Stemmingsstoornissen (GGZ2022); bevat informatie uit alle bronnen (en een aantal extra bronnen) en de colleges. Onderwerpen; cognitieve psychologie en cognitieve gedragstherapie. Per onderwerp staat een kort overzicht van de informatie en schema's om de stof overz...
Positive Psychology | Summary of the book: Cognitive Behavior Therapy (ENG)
Complete summary of the books for the course positive clinical psychology
All for this textbook (2)
Written for
Maastricht University (UM)
Gezondheidswetenschappen
GGZ2022 Stemmingsstoornissen
All documents for this subject (31)
5
reviews
By: eefkevisbach • 5 year ago
By: demiaarts • 5 year ago
By: masterhealthandsocialpsychology • 5 year ago
By: lisa_voesten • 6 year ago
By: Cyrella • 6 year ago
Seller
Follow
vvanbeek
Reviews received
Content preview
TAAK 3 – COGNITIEVE PSYCHOLOGIE EN DEPRESSIE
COGNITIEVE PSYCHOLOGIE (SCHEMA’S)
Bron: Roelofs, Arntz & Voncken in Van der Molen, Simon & Van Lankveld (2017)
Belangrijke veronderstelling in cognitieve theorieën is dat psychische stoornissen voortkomen uit de
wijze waarop mensen informatie selecteren en verwerken. Ellis en Beck stelden dat neurotische
problemen, zoals depressie of angst, worden veroorzaakt door onlogische, irrationele ideeën die
mensen aanhangen. Beck (1976) formuleerde een theorie die specifieke cognitieve karakteristieken
van verschillende vormen van psychopathologie veronderstelde, Ellis (1962) stelde een theorie op
met enkele universele irrationele opvattingen. Andere onderzoekers die bij hebben gedragen;
Meichenbaum (1977) benadrukte de rol van zelfspraak; vorm van gecontroleerde
informatieverwerking bij oplossen van problemen.
Seligman (1992) formuleerde een theorie waarin de wijze waarop mensen oorzakelijke
verklaringen geven voor gebeurtenissen wordt beschreven, zogenoemde attributies.
Lazarus (1966) introduceerde stresscopingtheorie. Een persoon maakt bij confrontatie met
potentiële stressfactor een eerste inschatting van de mate van dreiging (primary appraisal),
om vervolgens te beoordelen welke mogelijkheden ter beschikking staan (secondary
appraisal).
In onderzoek naar psychopathologie worden afwijkingen gevonden in de selectie van bepaalde
informatie (selectieve aandacht), het onthouden van bepaalde informatie (selectief geheugen) en de
interpretatie van bepaalde informatie (selectieve interpretatie). Angststoornissen worden gekenmerkt
door selectieve aandacht terwijl depressie geassocieerd is met selectief geheugen.
Schema’s en informatieverwerking
De kennis waarover een persoon beschikt is volgens de cognitieve psychologie georganiseerd in
schema’s. Oorspronkelijke, nieuwe informatie activeert automatisch een heel kennisbestand.
Schema’s bevatten gegeneraliseerde kennis over de wereld, de persoon zelf en over interactie tussen
persoon en de buitenwereld. We vullen oorspronkelijke informatie aan en interpreteren die met
kennis uit schema’s.
Schema’s sturen de informatieverwerking. Aan de hand van schema’s kennen we betekenissen toe
aan informatie (interpretatie) en verwerken we informatie tot nieuwe betekenissen (transformatie).
Bovendien beïnvloeden schema’s onze herinneringen. Als de psyche informatie niet zou organiseren
in gegeneraliseerde schema’s, dan zou ons geheugen vol zitten met losse ervaringen en gedachten,
zonder onderlinge verbanden. Schema’s dienen dus om informatie te selecteren, reduceren en
interpreteren. Eventuele vergissingen of vertekeningen die in deze processen optreden, kunnen zich
echter ook tegen ons keren. Schema-activering vindt plaats door binnenkomende informatie waarop
het schema betrekking heeft. Het is mogelijk dat verschillende schema’s worden geactiveerd.
Mensen zijn niet in staat om hun kennis die in schema’s gerepresenteerd is expliciet te benoemen.
Veel van wat mensen weten kunnen zij niet in exacte bewoordingen omschrijven en wordt impliciete
kennis genoemd. Cognitieve psychologie veronderstelt geen motivationele reden voor het impliciet
zijn van kennis. En soms zijn mensen zich wel bewust van bepaalde kennis, maar kunnen deze niet
goed expliciteren. Een deel van de kennis in schema’s is ‘talig’ en kan dus makkelijker in woorden
worden uitgedrukt dan visuele informatie, handelingen, ritme en lichamelijke sensaties.
,Slechts van een deel van de informatieverwerking zijn we ons bewust. Een groot deel van de
informatieverwerking vindt automatisch plaats, en allerlei processen treden dan parallel op. Een
voordeel van parallelle informatieverwerking is dat er veel informatie kan worden verwerkt, ook van
zaken die geen relatie tot elkaar hebben; er is geen capaciteitsbeperking van de hoeveelheid
informatie. Deze automatische verwerking is echter alleen mogelijk bij voorspelbare input.
Onverwachte, onbekende input vraagt om gecontroleerde informatieverwerking. Deze vorm kent
wel een capaciteitsbeperking; we kunnen ons op één moment bewust zijn van vijf tot zeven
kenniselementen (bits).
Instandhouding en verandering van schema’s
Eenmaal gevormd vertonen schema’s weerstand tegen verandering; loslaten van schema’s zou angst
en onzekerheid veroorzaken. Daarnaast wordt een schema vergeleken met vooroordelen. Die zijn
gebaseerd op menselijke geneigdheid om te categoriseren en verbanden te leggen, en is tamelijk
resistent tegen verandering door tegenbewijs. Er zijn vier cognitieve mechanismen waarneembaar in
het geval informatie het vooroordeel tegenspreekt;
1) Bij vooroordeel lijkt een selectiebias in de waarneming op te treden; informatie die niet
klopt met het vooroordeel wordt niet waargenomen, informatie die ermee overeenstemt
juist wel.
2) Er kan sprake zijn van bias in de interpretatie van de informatie die het vooroordeel
tegenspreekt. Deze wordt vaak zo geïnterpreteerd dat het vooroordeel bevestigd wordt, of
opzijgeschoven wordt.
3) Een derde mechanisme treedt op doordat vooroordelen verwachtingen oproepen waarnaar
de persoon zich gaat gedragen. Dit kan er toe leiden dat ervaringen die het vooroordeel
tegenspreken, niet kunnen ontstaan. Iemand met uitgesproken wantrouwen tegen een groep
mensen zal hun gezelschap niet opzoeken. Wanneer hij met hen geconfronteerd wordt, zal hij
zich gereserveerd of zelfs agressief opstellen. De kans dat de reacties van anderen zijn
vooroordeel bevestigen, neemt toe en hij ontdekt niet dat anderen normaal gesproken
vriendelijk zijn.
4) Vooroordelen lijken de herinneringen te vertekenen; men herinnert zich informatie die
strookt met het vooroordeel gemakkelijker dan informatie die er niet mee te rijmen valt.
Disconfirmerende ervaringen die niet passen binnen kennis die in het schema is gerepresenteerd
kunnen aanzet geven om een oud schema te verlaten. Als de nieuwe informatie wordt vervormd
zodat het alsnog in het bestaande schema past, heet het assimilatie. De aanpassing van het schema
zodat het strookt met de nieuwe informatie heet accommodatie. Factoren die dit vergemakkelijken;
1) De beschikbaarheid van een ander schema; het kan een schema betreffen dat al aanwezig is,
een door de persoon zelf gecreëerd nieuw schema of een van buitenaf aangereikt schema.
2) Bepaalde kenmerken van disconfirmerende ervaringen; persoonlijke en emotionele
ervaringen hebben een grotere invloed dan onpersoonlijke ervaringen.
, Cognitief-psychologische benadering
Schema’s bevatten gegeneraliseerde kennis over de wereld, de persoon zelf en over de
interactie tussen de persoon en de buitenwereld.
Schema’s sturen de informatieverwerking; ze helpen om informatie te selecteren,
reduceren en interpreteren. Ze dienen als zeef en als interpretatieraamwerk.
Veel van wat mensen weten kunnen zij niet in exacte bewoording omschrijven en wordt
impliciete kennis genoemd.
Slechts van een deel van de informatieverwerking zijn we ons bewust. Automatische
verwerking van voorspelbare informatie heeft geen capaciteitsbeperking.
Gecontroleerde informatieverwerking is mogelijk bij onverwachte en onbekende input,
en kent wel een capaciteitsbeperking.
Vooroordelen (schema’s) kunnen leiden tot bias in de interpretatie, bias in de
waarneming, verwachtingen waarnaar de persoon zich gaat gedragen en vertekening van
herinneringen.
Vervormen van nieuwe informatie om het te laten passen binnen een schema wordt
assimilatie benoemd, aanpassing van het schema zodat het strookt met nieuwe
informatie wordt accommodatie genoemd.
COGNITIEVE PSYCHOLOGIE EN PSYCHOPATHOLOGIE (BIAS)
Bron: Roelofs, Arntz & Voncken in Van der Molen, Simon & Van Lankveld (2017)
Beck (1976) veronderstelde dat er een samenhang is tussen verschillende vormen van
psychopathologie en inhoud van cognitieve structuren. Schema’s die aan depressie ten grondslag
liggen (depressogene schema’s) kenmerken zich door ideeën over eigen waardeloosheid en schuld,
over onrechtvaardigheid en liefdeloosheid van de wereld of andere mensen, en over hopeloosheid
van de toekomst (cognitieve triade). Bij manische stoornissen staan overoptimistische ideeën over
eigenwaarde en voortdurende winstmogelijkheden op de voorgrond. Bij angststoornissen zou er
sprake zijn van gevaarschema’s.
-Bij paniekstoornis zou een schema actief zijn waarin lichamelijke sensaties worden
geïnterpreteerd als signalen van een onmiddellijke catastrofe die de persoon zelf zal treffen.
Duizeligheid en kortademigheid zien zij als signaal dat ze zullen flauwvallen, moeilijkheden
met concentreren als signaal dat ze gek worden.
-Bij sociale angst is het kernschema een negatieve sociale evaluatie door anderen. Er is
sprake van misinterpretatie van ambigue sociale signalen. Cruciaal is dat de overtuiging dat
kleine sociale onhandigheden zoals een stilte laten vallen, blozen of over je woorden
struikelen tot ernstige negatieve oordelen leidt.
Aandachtsbias
Bij aandachtsbias richt iemand de aandacht selectief op bepaalde aspecten van aangeboden
informatie ten koste van andere aspecten van informatie. Bij angststoornissen is er sprake van
selectieve aandacht voor bedreigende stimuli. Depressieve patiënten vertonen niet een dergelijke
‘vroege’ aandachtsbias bij stimuli die specifiek zijn voor hun stoornis. Zij hebben meer moeite om zich
los te maken van negatieve informatie als hun aandacht hier eenmaal op gericht is. Angstpatiënten
blijken zich na een initiële aandachtsbias juist extra snel los te maken van bedreigende stimuli in
vergelijking met gezonde mensen. Er is dus juist de neiging om de bedreigende stimulus te vermijden.
Het is de verklaring waarom aandachtsbias kenmerkend is voor pathologische angst; ontsnappen aan
en vermijden van een onmiddellijk gevaar spelen geen rol bij andere stoornissen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vvanbeek. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for £2.59. You're not tied to anything after your purchase.