Dit document bevat een samenvatting van alle stof voor het vak 'Medische Kennis' uit het boek Pathologie voor verpleegkundigen. Het is een samenvatting voor de opleiding hbo-verpleegkunde op de Hoge School Windesheim in Zwolle. Het gaat om de stof van de eerste periode van leerjaar 1. In het docume...
Medische kennis – Pathologie voor verpleegkundigen
Periode 1
Hoofdstuk 1: Ontstaan en verloop van aandoeningen
Hoofdstuk 6: Aandoeningen van de orgaanstelsel (6.1 t/m 6.4 + 6.6 + 6.9)
Hoofdstuk 8: Aandoeningen van het ademhalingsstelsel*
Hoofdstuk 10.5.3: Stoornissen in het zuur-base-evenwicht
+ verwerkte informatie uit kennisclips, afbeeldingen & werkcolleges
* 8.4 & 8.6 niet.
,Hoofdstuk 10.5.3:
Wanneer het bloed te zuur wordt, spreken we van acidose (pH-waarde is lager dan 7,35); het bloed
bevat dan relatief veel zure stoffen of weinig basische stoffen.
Wanneer het bloed te basisch wordt, spreken we van alkalose (pH-waarde is hoger dan 7,45).
Metabole acidose of alkalose: het evenwicht tussen de aanmaak/opname van zuren en basen en hun
uitscheiding is verstoord.
Respiratoire acidose of alkalose: de uitscheiding van CO 2 via de longen is verstoord door een
longaandoening of ademhalingsstoornis.
Hoofdstuk 1.1: Gezondheid en ziekte: begrippen en concepten
WHO Gezondheid: ‘Een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet van
louter het ontbreken van ziekte of gebrek.’
Machteld Huber definieert Positieve Gezondheid als ‘het vermogen om zich aan te passen en een
eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.’
Homeostase is het ‘inwendig evenwicht’ van het lichaam. Hierbij blijven interne omstandigheden
zoals temperatuur, zuurgraad, de samenstelling van het bloed en het vochtgehalte constant binnen
bepaalde waarden, ook wanneer externe omstandigheden veranderen.
Pancreas = alvleesklier.
Aandoening heeft betrekking op elke afwijking van lichaam of geest. Het kan dan gaan om
anatomische of functionele afwijkingen (ziekten), maar ook om een beperking of een klacht, zoals
pijn.
Pathologie is de leer van ziekten of aandoeningen in het algemeen.
Pathofysiologie is de leer van de afwijkende processen die tot ziekte leiden en het effect daarvan op
functies van het lichaam.
Epidemiologie: (leer van) het vóórkomen van ziekten/aandoeningen onder de bevolking.
Etiologie: (leer van) oorzaken van ziekten/aandoeningen.
Prognose: Het verwachtte ziekteverloop.
Hoofdstuk 1.2: Epidemiologie
Epidemiologie is de studie van het vóórkomen van aandoeningen onder de bevolking in relatie tot
andere verschijnselen.
De morbiditeit is de mate waarin een aandoening in een bepaalde populatie voorkomt.
De incidentie is het aantal nieuwe gevallen van een aandoening in een bepaalde periode, meestal in
1 jaar.
De prevalentie geeft het aantal gevallen van een aandoening op een bepaald tijdstip in een bepaalde
populatie weer.
Mortaliteit is een maat voor de sterfte, vaak weergegeven als het aantal sterfgevallen per 100.000
inwoners in een bepaalde periode.
2
,Hoofdstuk 1.3: Etiologie en pathogenese
Etiologie is de leer van de oorzaken van aandoeningen.
Bij endogene factoren ontstaat de aandoening van binnenuit (overerving).
Bij exogene factoren ontstaat de aandoening door een oorzaak van buitenaf (omgevings- en
leefstijlfactoren).
Een aandoening kan ook ontstaan als gevolg van een ingreep door een zorgdeskundige: iatrogene
aandoening.
Congenitaal = aangeboren.
Pathogenese: beschrijft de processen in het lichaam die, in reactie op een eventuele oorzaak, tot
ziekte leiden.
Inflammatie = ontsteking.
Hoofdstuk 1.4: Risicofactoren
Risicofactoren zijn factoren die de kans op een aandoening vergroten.
Endogene risicofactoren: leeftijd, geslacht en erfelijke factoren.
Exogene risicofactoren: omgevingsfactoren zoals blootstelling aan kankerverwekkende stoffen en
straling.
Hoofdstuk 1.5: Symptomen
Symptomen zijn kenmerken of verschijnselen waaraan een aandoening te herkennen is.
Subjectieve symptomen: pijn, benauwdheid, jeuk.
Objectieve symptomen: transpireren, versnelde hartslag, koorts.
Asymptomatisch: zonder ziekteverschijnselen.
Hoofdstuk 1.6: Diagnostiek
Diagnostiek is het geneeskundig onderzoek waarmee vastgesteld wordt wat de oorzaak is van de
klachten en verschijnselen. Ook wel: stellen van de medische diagnose.
Allereerst een anamnese: het subjectieve ‘verhaal’ van de zorgvrager over zijn klachten.
Uitvragen op de hoofdklacht: speciële anamnese.
Daarna lichamelijk onderzoek. De belangrijkste metingen zijn de vitale functies: ademfrequentie,
hartfrequentie (pols), bloeddruk, bewustzijn en temperatuur.
Daarna een aanvullend onderzoek. Gericht aanvullend onderzoek wordt na de differentiaaldiagnose
ingezet om tot de uiteindelijke diagnose te komen.
Laboratoriumonderzoek:
Laboratoriumonderzoek: naar de samenstelling van bloed, urine, feces, liquor en andere
lichaamsvloeistoffen.
Microbiologisch onderzoek: naar de aanwezigheid van micro-organismen in bloed, urine, feces,
liquor, sputum, keel- en wonduitstrijkjes en ander lichaamsmateriaal.
Beeldvormend onderzoek:
Positronemissietomofragie (PET): met behulp van radioactieve stoffen die zich op bepaalde plaatsen
ophopen worden afwijkende inwendige structuren in beeld gebracht. Hiermee kunnen onder andere
tumoren en ontstekingen zichtbaar worden gemaakt.
3
, Functieonderzoek:
Elektrocardiografie (ecg): hiermee worden de elektrische activiteit van het hart en eventuele
afwijkingen daarin geregistreerd op een monitor en/of uitgeprint.
Elektro-encefalografie (eeg): hiermee worden de elektrische activiteit van de hersenen en eventuele
afwijkingen daarin geregistreerd.
Spirometrie (longfunctieonderzoek): hiermee worden de inademings- en uitademingsvolumes en
-kracht geregistreerd.
Obductie: het onderzoek naar de oorzaak van overlijden.
Hoofdstuk 1.7: Behandeling
Behandeling of therapie is het totaal aan maatregelen dat zich richt op herstel van een aandoening,
het verlichten van de symptomen, het voorkomen van complicaties, het voorkomen dat klachten
opnieuw optreden en/of het leren omgaan met een aandoening.
3 soorten behandelingen:
1. Curatieve behandeling: gericht op genezing.
2. Palliatieve behandeling: gericht op het behoud van de kwaliteit van leven en bestaat vaak uit
verlichting van pijn en ongemak.
3. Preventieve behandeling: bijvoorbeeld het behandelen van hypertensie om het risico op
hart- en vaatziekten te verkleinen.
Terminale zorg: zorg aan zorgvragers met een ongeneeslijke aandoening die nog zeer kort te leven
hebben.
Invasieve ingreep: een instrument wordt het lichaam ingebracht (bijv. intraveneuze medicatie of
katheterisatie).
Conservatieve behandeling: behandeling zonder te opereren (bijv. immobiliseren van een fractuur
met gips).
Hoofdstuk 1.8: Verloop: prognose en complicaties
De prognose is het verwachte verloop en de uitkomst van de ziekte of aandoening.
Acuut: ontstaat plotseling en duurt relatief kort.
Chronisch: langzamer begint en duurt maanden of jaren.
Een periode waarin de symptomen van een chronische aandoening tijdelijk verminderen of zelfs
helemaal verdwijnen, noemen we remissie.
Als na een periode van remissie de ziekte weer de kop opsteekt is er sprake van een recidief.
Exacerbatie is een periode waarin de symptomen van een chronische aandoening, die steeds
aanwezig zijn geweest, plotseling verergeren.
Een complicatie is een onverwachte bijkomende aandoening die optreedt in het beloop of bij een
behandeling van een aandoening.
We spreken van comorbiditeit of multimorbiditeit als er sprake is van twee of meer aandoeningen bij
een persoon.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Nienke04028. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for £4.69. You're not tied to anything after your purchase.