Sociale en politieke leerstelsels
Inleiding
Waarover?
- Emancipatie
- Ongelijkheid
- Vooruitgang
Een ideologie is een geheel van ideeën en opvattingen dat aan de sociaal-politieke verhoudingen vorm wenst te geven.
Het omvat dus opvattingen (positieve en negatieve) die zowel descriptief als normatief zijn: het is een poging om vat te
krijgen op de sociopolitieke omgeving zoals die is en zoals deze hoort te zijn.
- Indien een ideologie niet dynamisch is, spreekt men van een doctrine (niet-veranderbaar; statisch)
- Ideologieën zijn geboren uit sociale theorieën
- Marxisme-wetenschap-ideologie:
o Wat is de rol van sociale theorieën? = sociale werkelijkheid proberen begrijpen
§ Niet makkelijk
§ Daardoor ontstaan ideologieën
o Hij vond zijn eigen analyse een wetenschap, geen ideologie
Ideologische strijd: verschillende centrale concepten + verschillende interpretaties van dezelfde concepten
Gelijkenissen wetenschappelijke theorie en ideologie:
- Bevat een set van aannames en startpunten
- Legt uit hoe de sociale wereld eruitziet
- Legt uit hoe en waarom de wereld veranderd
- Reikt een systeem van concepten en ideeën aan
- Verduidelijkt relaties tussen concepten
- Verschaft een gerelateerd systeem van ideeën
IDEOLOGIE SOCIALE THEORIEËN
- Geeft absolute zekerheid - Conditioneel, onderhandeld begrijpen
- Alle antwoorden op alle vragen - Incompleet, aanvaarde onzekerheid
- Vast, gesloten, af - Groeiend, open, proces, uitbreidend
- Gaat afwijkende info uit de weg - Verwelkomt tests, positief en negatief
- Blind alternatief bewijsmateriaal bewijsmateriaal
- Opgesloten in een bepaald moraalsysteem - Verandering gebaseerd op bewijs
- Vooringenomen - Ontdaan van sterke moraliserende standpunten
- Interne contradicties en inconsistenties - Neutraal, neemt alle ‘kanten’ in acht
- Vastgeroest in specifieke positie - Zoekt sterk naar logische consistentie
- Overstijgt sociale posities
1
,Hoofdstuk 1: De ontrafeling van de Middeleeuwse Orde (1450 – 1650)
Verdwijnen Middeleeuwse orde; ontstaan kapitalisme
- (1) Wetenschappelijke vooruitgang en de geleidelijke emancipatie van de politiek
o Wetenschappelijke vooruitgang werd ingegeven door herontdekking van de oude Griekse meesters/
renaissance
o Wetenschappelijke vooruitgang => politieke emancipatie
§ Beginnen nadenken over politiek los van het religieuze kader (=> eind van katholieke
hegemonie)
- (2) Het einde van de katholieke hegemonie: reformatie en contrareformatie
o Reformatie = opstand
o Ontstaan protestantisme
- (3) Koloniale ontmoetingen: het dispuut van Valladolid
o ‘ontmoeten van de anderen’ à Europa neemt kennis over & ambitie om de rest van de wereld te
koloniseren/ overheersen
- (4) De Engelse burgeroorlog
o = Reeks van burgeroorlogen
o Veranderende economische relaties begonnen in Groot-Brittanië
o Ontstaan revolutie ‘glorious revolution’ in GB
o Veel vroeger dan andere delen in de wereld
ð Vooral veranderingen in economische relaties
Wetenschappelijke revolutie (1500 – 1700)
Renaissance (14e E, Italië): veranderingen in de politiek, economie, plaats van het christendom, denkbeeld over mens
en maatschappij
Typerende kenmerken renaissance:
- Bloei van kunsten en letteren
- Renaissance = ‘Na periode van verval (donkere middeleeuwen): fase van wedergeboorte’
- Eigenlijk: herontdekking van Klassieke Oudheid en diens klassieke werken à centraal: PLATOONSE
IDEALISME
- Teloorgang feodale systeem
- Nieuwe economische verhoudingen
- Verovering nieuwe landen (groei scheepvaart) à groei van wetenschappelijke inzichten (door o.a. kennis uit
andere werelddelen)
- Oude wereldorde werd in vraag gesteld (bv. is de aarde wel plat?)
- Individu belangrijker
ð 1e periode renaissance: klassieke werken v/d Oudheid + platoons idealisme centraal !
ð Niet onmiddellijk grootste filosofische prestaties MAAR: basis voor de latere Verlichting!
Gaandeweg meer empirisch & toekomstgericht
- Het geloof in de toekomst van de mens kwam centraal te staan (i.p.v. idealisering van het verleden)
- Mens = niet langer ondergeschikt aan de kerk maar à mens = centrale ankerpunt van het denken en de eerste
wetenschappelijke ontdekkingen (heliocentrisme als belangrijke rol!) => versterkt zelfbewustzijn
- Beste typering voor deze geleidelijke overgang = Leonardo da Vinci
2
,1. Wetenschappelijke vooruitgang en de geleidelijke emancipatie van de politiek
Leonardo Da Vinci (1452-1519) groeide op in Firenze (van de familie de Medici)
Firenze = traditionele stad met ophemeling van Griekse en Romeinse werken à ideaalbeeld ligt bij het verleden*
- Maakte proto-wetenschappelijke analyses en inzichten
- Zijn denken werd niet geleid door het Bijbelse verhaal ondanks hij zeer religues was
- Bestudeerde de natuur (niet vanuit religues uitgangspunt)
- Idee: naar het allerkleinste van de natuur kijken om het grotere verband te begrijpen (= hedendaagse visie)
o A.d.h.v.:
§ Het logische = wiskundige, wereld van de zekerheden
§ Het experimentele = datgene wat men test
- Context: Veranderende economische verhoudingen in een verdeeld Italië – Mercantilisme
- Niet duidelijk kapitalistisch maar ook niet meer langer het fedoalistische systeem van de Middeleeuwen
- = Mercantilisme
o = Handel staat centraal
o Productie voor zichzelf, niet voor macht
- Ontvoogding en secularisering v economische en politieke sfeer
ð * da Vinci personifieerde de geleidelijke overgang van deze traditionele houding naar een meer empirische houding
- Verafgoden van verleden maakt plaats voor geloof in het heden en de toekomst
- Deze houding weerspiegelde zich in de groei van de wetenschappelijke methode (die da Vinci zich eigen
maakte en waarmee hij de studie van de natuur aanvatte)
- Da Vinci: focus op ‘het exacte’: wiskundig en ‘het echte, feitelijke’: experimenten
Veranderingen in de economie:
- Macht in Italië was verdeeld onder de stadstaten (door handel) à verandering van visie op economie en rijkdom
- Stadstaten geleid door aristocratie (niet enkel aristocratie door geboorte maar ook de succesvolle bankiers en
kooplieden)
- Klassieke visie kerk: interest verboden
- Luxe en het ostentatief tentoonspreiden van rijkdom was een uiting van succes waardoor de verzuchting naar
nog meer luxe een belangrijke drive was voor de bedrijvigheid van stadstaten.
o Handel was nog een lange tijd onproductief (weinig creaties en producties) (m.u. voedsel)
o Handel (toen) = verruilen van een bepaald goed tegen een gedrag
ð Renaissance brak met de enge Middeleeuwse visie van de kerk op rijkdom !
ð Meer dynamische visie op economie ontwikkelde zich
o Mercantilisme = vorst had de taak om het inkomen van de natie te ontwikkelen (hoe? à steunen op
groeiende macht v handelaars)
Veranderingen in de politiek:
- De stadstaten werden niet meer geleid door traditie, de Kerk of geestelijken (die bleven wel belangrijk) maar
door mannen met visie en creativiteit
- Politiek ≠ beheer van een door God gewilde ordening
- Politiek = een kunstwerk gedragen door de kunst van het staatsmanschap
3
,Nicollo Machiavelli (1469-1527)
- Humanist, latinist
- Aandacht: Vraag naar eenheid Duitsland en Italië (want lappendeken van kleine rijken)
o Realisatie pas eind tweede helft 19e eeuw
Brak met de traditionele ‘vorstenspiegels’
- = een leerboek voor toekomstige vorsten waarin de idealen van koningschap werden opgesomd zodat de
toekomstige vorst een geïdealiseerde spiegel werd voorgehouden waarop hij zijn gedrag kon richten
- Manier om macht te beïnvloeden
- Vorstenspiegels zetten altijd aan tot deugdzaamheid, en macht werd aanzien als een te dragen last,
toevertrouwd door God
Niet geïntresseerd in hoe de politiek zou moeten zijn, maar wel geïntresseerd in hoe het feitelijk functioneren van de
werking van de maatschappij
ð ‘Hoe wordt een maatschappij concreet geregeld, en hoe gedragen de mensen zich?’
- Niet geïnteresseerd in moreel of eerbaar gedrag of hoe de maatschappij moest geleid worden, enkel
geïnteresseerd in de feitelijkheid van hoe een maatschappij concreet werd geregeerde en hoe mensen zich
gedroegen
- Machiavelli’s revolutionaire ingreep was dat hij in zijn vorstenspiegel het werkelijke en niet het ideale gezicht van
de vorst beschreef, waardoor de spiegel iets spiegelde dat de vorst onder geen beding wilde zien.
Werk: ‘Il Principe’
- Geen belang voor morele basis: geen goddelijk kader nodig om de politiek te begrijpen
o Introduceerde een eerste wetenschappelijke blik op het menselijk maatschappelijk gedrag (i.p.v. moraal
als basis v/e reflectie over politiek)
§ O.b.v. empirisme (‘kennis komt voort uit ervaring)
§ Formuleerde enkel postulaten over menselijk gedrag die zijn logisch en rationeel pragmatisme
ondersteunden
§ Zijn postulaten kwamen niet voort uit de feiten maar zijn feiten liepen voort uit de postulaten
waarmee hij startte
- Uitgangspunt: De menselijke natuur is altijd en overal hetzelfde
o Menselijke natuur = goed én slecht
o Maar uitgangspunt voor politiek à mens is van nature slecht
ð Focus op essentie van politiek, niet haar contextuele vorm
Kritieken op kerk:
- (1) Ze heeft door haar slechte gedragingen de religieuze overtuiging ondermijnd
- (2) De wereldlijke macht van de pausen en politiek, waartoe deze macht leidt, houden de eenwording van Italië
tegen
o Paus speelde een spel om Italië te verdelen ipv verenigen
ð 2 redenen om religie opzij te schuiven als we over poltiek spreken à DUS: politiek moest een apart menselijk
domein worden, los van religie (secularisering van de politiek)
ð Maar… Hoewel antiklerikaal, impliceerde Machiavelli’s secularisme geen antireligieuze houding (secularisering ≠
antireligieus)
- Bekende het belang van religie als sociaal cement (datgeen wat mensen verbindt)
- Zag religie niet als een spirituele kracht maar een geobjectiveerde kracht
o Hierdoor: geseculariseerde analyse van religie mogelijk
o Il principe is dus geen filosofisch traktaat maar een analyse van de politiek als een kunst die is ontdaan
van moraal en religie
4
, § Hij schreef dit boek over de staat
§ Hij dacht dat heerser en staat samenviel (fout)
• Wou dat Italië 1 grote eenheidsstaat werd
• Zonder legitimatie van religie, traditie of geschiedenis à enkel o.b.v. de resultaten
La raison d’Etat/ ‘De staatsreden’
- Reden voor het bestaan van de staat werd een doel op zich
- = de staat mag de wet zelf overtreden in naam van een criterium van superieur belang
- Bv. geweld gebruiken, bedrog, overtuiging, list…
o Een staat die zichzelf doelen stelt mag alle middelen gebruiken om die doelen te behalen
o Hiervoor is het leger belangrijk => volksleger = een leger dat vecht omdat ze iets te verliezen hebben en
niet huurlingen die vechten voor een beloning
- Doel? => sterke heerser die kan heersen over een ééngemaakt Italië
- Is er dan plaats voor vrijheid binnen dat idee van Machiavelli?
o Vrijheid? = zekerheidà als mensen praten over vrijheid, bedoelen ze zekerheid
§ Mensen moeten zekerheid hebben dat hetgeen waarvoor men werkt niet wordt afgenomen =>
bescherming van privé bezit is belangrijkste taak van de staat/ heerser
• Zekerheid = de onaantastbaarheid van het privébezit
• “Een bevolking tolereert elk regime, zelfs een dictatuur, zolang hun eigendom niet geraakt
wordt’
• Daarom aangewend om als heerser geliefd te zijn bij de bevolking
• ‘Maar omdat het moeilijk is liefde en vrees aan elkaar te paren, is het veiliger – wanneer men
dan toch één moet missen – gevreesd dan bemind te worden’
• DUS: Om ieders privé bezit te kunnen vrijwaren moet men ervan uitgaan dat hij zal gevreesd
worden zodat iedereen zwijgzwaam is
• Reden: ‘Of men van U zal houden, hangt van de mensen af, of men U zal vrezen hangt van U af’
- Moraal helemaal opzijgeschoven
=> ‘Het doel heiligt de middelen’
o = De basis van het ‘populair machiavellisme’
- Niet de visie van Machiavelli
- Door politiek en moraal van elkaar te scheiden à secularisme van de politiek mogelijk
o Secularisering van de politiek ondermijnde de religieuze legitimering van de monarchie en maakte het
moeilijker voor de Kerk om haar macht te legitimeren
Thomas More (1478-1535)
- Christelijk , staatsman en schrijver
- Wilde de politieke realiteit en de maatschappelijke problemen van zijn tijd begrijpen
- Overtuiging: De staat moet er zijn voor haar leden + voelde mee met de extreme armoede
- Situatie: Wat hij zag in de maatschappij was volgens hem een probleem, namelijk sterk groeiende armoede
- Maar More had nog niet de middelen om te begrijpen wat er aan de hand was…
- Boek: ‘Utopia’
o Deel 1: Beschrijving van de sociale en economische verwoesting van het Britse platteland (geboorte
kapitalisme)
§ More kende de term kapitalisme nog niet!
§ Ontwikkeling van wolindustrie & financieel gewin => grote schapenboerderijen opzetten =
enclosure-bewegingen (omheining van gronden)
5
, § Van de traditionele landbouw (o.b.v. gemeenschappelijk beheer van grond met open velden) NAAR
systeem van particulier grondbezit of privébezit van de gronden, met omheiningen/hagen
• Leidde tot dramatische gevolgen voor boeren: beroving van bestaansmogelijkheid
• Gevolgen: privaat grondbezit (intrede van kapitalisme) en moderne armoede
o Deel 2: Beschrijving van de ideale maatschappij/ ‘het ideale eiland’
§ Positief spiegelbeeld van het Engeland toen
§ O.b.v. gemeenschappelijk bezit van productiemiddelen, geen handel o.b.v. geld, vreedzaam,
christelijk, collectivisme,…
§ Openbare moraal o.b.v. de wens om in harmonie te leven met de natuur en Gods wil
§ Dit ideale eiland komt eigenlijk neer op een verlangen naar terugkeer naar ideale, christelijke,
middeleeuwse ordening
• Maar: bewust van de afbrokkeling van middeleeuwse ordening en intrede van nieuwe
economische ordening (een orde die More vreesde)
§ Hij had aandacht voor het onaanvaardbare, de groeiende ongelijkheid die samenging met het
ontstaan van de nieuwe, vroegkapitalistische, economische ordening.
§ Visie op geld (gelijkaardig als die van de kerk) : prijzen van goederen bepaald door de noden van
beide partijen (koper & verkoper)
§ More was geen voorstander van prijzen afhankelijk te maken van vraag en aanbod omdat dit in
voordeel is van de maatschappelijk geprivilegieerden.
- Utopia ‘’outopos’ (betekent ‘nergens’ of ‘niet-plaats’):
o More had het beste voor met het volk maar kon zijn ideeën niet in praktijk omzetten (‘ik wens het meer
dan ik hoop’)
§ More snapte eigenlijk nog niet hoe de nieuwe sociaaleconomische verhoudingen vorm kregen (kende
de logica en wetmatigheden van de markt nog niet)
o Afwijzen van de bestaande, onrechtvaardige orde op basis van religieuze en/of morele gronden, projectie
van een ideaal in een andere, denkbeeldige wereld.
o Niet meer achteruitkijken naar dategene wat geweest is, wel vooruitkijken en het idee van de
‘maakbaarheid van de maatscappij’ (maatschappij verbeteren)
o Armoede (afbrokkeling van de Middeleeuwse orde) was niets goeds en geen plan van God (samenkomst
van verschillende omstandigheden)
§ Zet secularisering verder (niet zoals Machiavelli)
2. Einde van de katholieke hegemonie: reformatie en contrareformatie
ð Protestante hervormingen/ reformatie
ð Situatie: kritiek op de kerk aanwezig
Maarten LUTHER (1483-1546)
- Kwam op de universiteit in contact met het intellectuele en theologische conflict tussen scholastici en
humanisten
o Humanisme:
§ Intellectuele stroming, die uitdrukking gaf aan een nieuw zelfbewustzijn van menselijke geest
waarin liefde voor mens en natuur centraal staat
§ Verzet tegen scholastische dogmatische argumenten & redeneringen, MAAR niet anti-religieus!
§ Protest gericht op de misbruiken van de Kerk à meeste humanisten waren wel christelijk en
wilden vooral het christendom zuiveren van fouten die de Middeleeuwse kerk had gemaakt
- Luther: sympathie voor humanisten, maar hield zich afzijdig van het geschil: meer interesse in de zoektocht
naar God en de directe ervaring van vroomheid (itt het denken van humanisten of dogma’s van scholastici)
6