MODULE 11: COMMUNICATIE IN DE ONDERWIJSPRAKTIJK
Inleiding
o Een veelheid aan actoren (leerlingen, leerkrachten, ouders, directie, externe instanties…) communiceren met
elkaar
o Kunnen communiceren = zowel impliciet als expliciet omvat in basiscompetenties van een leraar
Bv: Gesprekken voeren met leerlingen, een positieve interactie met de klasgroep opbouwen, iets
bespreekbaar kunnen maken, communiceren, overleggen, …
o Communicatie als cruciaal element binnen een succesvol onderwijsleerproces. Van leerkrachten wordt
verwacht dat ze naast inhoudelijke en pedagogische kennis, ook kennis hebben van hoe communicatie
verloopt binnen een onderwijspraktijk.
Communicatie afgebakend binnen de klascontext
2.1 Naar een definitie van communicatie
o Geen eenduidige definitie van communicatie als gevolg van:
-Permanente evolutie van de manier waarop en de middelen waarmee we communiceren.
-Afhankelijk van de theoretische invalshoek die je inneemt
2 theoretische invalshoeken of scholen te onderscheiden:
a. Communicatie als activiteit of gedrag = de processchool
b. Communicatie als werking of sociaal-culturele overdracht = de semiotische school
Beide invalshoeken stellen communicatie voor als een proces.
o Er zijn verschillende voorwaarden nodig om te kunnen spreken van communicatie.
1. Een mededeling/boodschap wordt uitgestuurd door een zender.
2. Communicatie is een proces = d.w.z. dat communicatie bestaat uit het doorlopen van verschillende
stappen of fasen, waarbij een boodschap in een bepaalde context een betekenis krijgt (Deprez, Van
Bauwel)
Om dit communicatiemodel in kaart te brengen zijn er communicatiemodellen ontwikkeld.
-Eind 1940: lineair éénrichtingsproces = Zender verstuurt een boodschap naar de ontvanger,
waarbij er sprake is van geslaagde communicatie wanneer de ontvanger deze boodschap
begrijpt zoals de zender die bedoeld heeft. Dit gaat echter voorbij aan het feit dat de
ontvanger ook een actieve deelnemer is binnen het communicatieproces.
-Vanaf 1950: circulair tweerichtingsproces (zie 2.3)
3. Communicatie is dynamisch = Communicatie is geen statisch proces waarbij zender en ontvanger een
boodschap uitwisselen, maar een voortdurende wisselwerking over de betekenisgeving van een
boodschap tussen zender en ontvanger (Dekeyser, McQuail & Windahl, Jensen, Van den Bulck)
o Deze circulaire tweerichtingsmodellen definiëren communicatie als een systeem (= communicatie binnen de
systeemtheorie van Watzlawick, Beavin en Jackson) = Binnen een systeemtheorie wordt uitgegaan van een
ontvangersgericht communicatieproces: een zender stemt de boodschap af op de ontvanger(s) die hij voor
ogen heeft.
, Doelgerichte/ intentionele communicatie = Communicatie waarbij het de bedoeling is dat
de ontvanger(s) de boodschap opmerken (Dekeyser).
Communicatie hoeft echter niet intentioneel te zijn (zie eerste axioma van Watzlawick ‘men
kan niet niet communiceren’).
Daarnaast vereist deze ontvangersgerichte benadering niet dat de boodschap de
ontvanger(s) moet bereiken om te spreken van communicatie. >< Dit is echter wel een
voorwaarde om te kunnen spreken over geslaagde communicatie.
- Voorwaarden van geslaagde communicatie:
a. De boodschap van de zender bereikt de ontvanger
b. De boodschap heeft het effect veroorzaakt bij de ontvanger(s) zoals de
zender dit heeft bedoeld.
2.2 Naar een definitie voor klascommunicatie
o Definitie van communicatie in klascontext
= De uitwisseling van verbale en non-verbale boodschappen tussen leerkrachten en leerlingen met het oog op
het realiseren van een bepaald leerdoel binnen een leerproces waarbij een positieve relatie tussen leerkracht
en leerlingen een leeromgeving kan creëren die dit leerproces kan bevorderen. (Cornett-DeVito & Worley,
Ekron, Teven & Hanson)
Een communicatieproces in een klascontext bestaat tegelijkertijd uit een lerend en een interpersoonlijk
deelaspect. Dit verwijst naar twee algemene benaderingen:
De retorische benadering
= inhoudelijke aspect: communicatie die zich focust op de inhoudelijke kant van het leerproces
= educatieve communicatie
De relationele benadering
= interpersoonlijke communicatie: tussen leerkracht en leerlingen ontstaat een relatie of
interactie die onderhouden wordt door de manier van communiceren.
Doel: een leeromgeving creëren waarbij leerlingen gemotiveerd worden om bij te leren (Ekron,
McCroskey, Valencic & Richmond, Nussbaum & Friedrich, Teven & Hanson, Waldeck & LaBelle)
o Communicatie in klas verloopt volgens een circulair tweerichtingsproces of een directe wisselwerking tussen
leerkracht en leerlingen.
Implicatie: dit maakt het noodzakelijk dat zowel leraar als leerlingen willen deelnemen opdat de
communicatie en dus het leerproces zou kunnen slagen.
o Hoewel leerkracht en leerlingen in de klascontext continu verbale en non-verbale boodschappen uitwisselen
en dus simultaan met elkaar in interactie staan, start het communicatieproces vaak vanuit de leerkracht die
doelgericht of intentioneel als zender een boodschap uitstuurt.
Het opstellen van leerdoelen gebeurt vóór de start van het communicatiemoment in de klas en
geld daarom als een pre-communicatievoorwaarde.
Drie mogelijke leerdoelen binnen een leerproces:
a. Cognitief leerdoel = verwerven, begrijpen, evalueren en toepassen van informatie of kennis.
b. Affectief leerdoel = ontwikkeling van positieve attitudes, overtuigingen en waarden
gerelateerd aan de aangeleerde kennis en het aangeleerde gedrag.
c. Psychomotorisch leerdoel = het stellen van bepaald fysiek gedrag als resultaat van een
leerproces. (Ekron, McCroskey, Waldec & LaBelle).
Is het communicatieproces geslaagd, is het beoogde post-communicatief effect bereikt.
d.w.z. leerlingen hebben bijgeleerd op de manier zoals de leerkracht dit bedoelde.
Opgelet: Dit sluit niet uit dat ook naast de vooropgestelde doelen bijgeleerd kan worden.