BASISBEGRIPPEN VAN HET RECHT – Deel II Basisbegrippen
H1: HET RECHT: EEN GEHEEL VAN GEDRAGSREGELS
Afdeling 1. Begrippen
*Rechtssubject (le sujet juridique) = persoon voor wie de rechtsnorm rechten en plichten meebrengt
Fysieke persoon (la personne physique) of rechtspersoon (la personne morale)
*Persoon (la personne) = iedere drageer van rechten en plichten
*Juridische persoonlijkheid (la personalité juridique) = het geheel van rechten en plichten van een
rechtssubject (een persoon)
Uitgedrukt in de staat en bekwaamheid van de persoon
*Staat van de persoon (l’état) = het geheel van bepaalde hoedanigheden van een persoon die zijn
rechtspositie in de familie en in de maatschappij bepalen en die hem
onderscheiden van de andere personen (m.b.t. het bezit en de uitoefening
van rechten) (ART.6, §2 BW)
Onderscheiding:
- Staat in de maatschappij (status civitatis): collectief bv. nationaliteit
- Staat in de familie (status familiae): door de geboorte behoor je tot een familie
- Staat als enkeling
o Fysieke elementen: het geslacht, de leeftijd, …
o Psychische elementen: geestestoestand
o Civielrechtelijke elementen: elementen tot identificering van de persoon
(familienaam plaatst je binnen een bepaalde familie; voornaam zorgt voor
unieke plaats binnen de familie; woonplaats)
Verkrijging van elementen van de staat van de persoon = afhankelijk van
- Rechtsfeiten: bv. de geboorte
- Materiële rechtshandelingen: het erkennen van een kind
- Rechterlijke uitspraken: afstammingsprocedure en ontzetting ouderlijk gezag,
ontzetting tot sturen. …
- Een wet (in formele zin): naturalisatiewet (= buitenlanders krijgen de Belgische
nationaliteit) en nationaliteitskeuze
*Burgerlijke staat van een persoon =/= burgerlijke stand
Staat: ART.6, §2 BW
Stand: ART. 6, §1 BW (verzekert bewijs van staat persoon)
akten opgemaakt in Databank Akten Burgerlijke Stand (DABS)
*Bezit van staat (la possesion d’état): impliceert een behandeling v/d persoon en feitelijke gedragingen
v/e andere betrokkene die wijzen in de richting v/d uitoefening van
rechten en de naleving van plichten, inherent verbonden aan de
status familiae
Bezit van staat is altijd wederkerig
Sociaal gedrag dat gesteld werd wijst op afstammingsband
Schijntoestand die juridisch wordt erkend
1
, BASISBEGRIPPEN VAN HET RECHT – Deel II Basisbegrippen
Functies (in afstammingsrecht):
o Bewijsmiddel (ART. 324 BW): om vaderschap te laten vaststellen. Ook op basis van
sociaal gedrag kan men overgaan tot de vaststelling van vaderschapsprocedure zelfs
tegen de wil
o Grond van onontvankelijkheid (ART. 318, §1 en 330, §1 BW): vaderschap van de
juridische vader moet eerst worden betwist
o Enkelvoudig en tweezijdig karakter
Tweezijdig: bezit van staat t.a.v. een man en een vrouw
Enkelvoudig: bezit van staat hebben t.a.v. 1 man of 1 vrouw. Bezit van staat
t.a.v. man A verhindert bezit van staat t.a.v. man B
Koppels van hetzelfde geslacht/; ouderlijke rechten en afstammingsband d.m.v. adoptie, wet
18 mei 2006
Afdeling 2. Fysieke Personen
*Fysieke personen = elke levend en levensvatbaar geboren mens, zonder uitzondering
Andere levende wezens, zoals dieren, evenals embryo en lijk NIET (wel rechtsbescherming)
o !Levend = geboren uit een vrouw, levensvatbaar = medische beoordeling door artsen
o ! Een dier is een zaak
Begin juridische persoonlijkheid (la personalité) = de levende en levensvatbare geboorte (niet:
de verwekking)
Verwekt kind geniet rechten (erfrecht, schenking, erkenning, schadevergoeding,…)
voorwaardelijk
o Verwekte kind wordt gehouden voor reeds geboren telkens dat in zijn belang is. Maar
voorwaardelijk! (levende en levensvatbare geboorte)
Bv. schadevergoeding toekennnen aan het kind als er misbruik is gemaakt van
geneesmiddelen (geen vermelding van neveneffecten)
o Ogenblik verwekking = van juridisch belang!
Wordt wettelijk vermoed (ART. 326 BW) te liggen in de periode tussen de 300 ste en
de 180ste dag voor de geboorte (= vermoeden juris tantum)
kan weerlegd worden met tegenbewijs
Toepassing ivm het vaderschap van de echtgenoot van de moeder:
Kind geboren 301 dagen na ontbinding van het huwelijk. Indien bewijs wordt
geleverd dat zwangerschap 302 dagen heeft geduurd, is het kind verwekt binnen
het huwelijk => Vaderschapsregel van art. 315 BW speelt voor dit laat geboren
kind
Kind geboren 180 dagen na ontbinding van het huwelijk. Indien bewijs wordt
geleverd dat zwangerschap slechts 179 heeft dagen geduurd, is het kind verwekt
na de ontbinding van het huwelijk => Vaderschapsregel van art. 315 BW speelt
niet voor dit prematuur kind
Einde v/d juridische persoonlijkheid = de dood (i.e. een feitenkwestie)
o !Opmaak van overlijdensakte (datum en uur: laatst overledene zal erven van de eerst
overledene)
! Planten en dieren genieten wel rechten maar hebben GEEN juridische persoonlijkheid
2
, BASISBEGRIPPEN VAN HET RECHT – Deel II Basisbegrippen
! Dood geboren kind: heeft nooit geademd, geen teken van leven vertoont. Geen geboorteakte,
maar wel akte van overlijden ( = aangifte van een levensloos kind)
Na de dood kunnen bepaalde aspecten van de juridische persoonlijkheid behouden blijven of
gewijzigd worden
o Vb. ! Erkenning van een overleden kind ( art. 328 BW: overleden kind moet zelf
afstammelingen hebben nagelaten). Om erfenisjagerij te voorkomen. Een kind zonder
erfgenamen erkennen=> je wordt ouder van het kind dus kan je als ouder erven van het
kind.
o Auteursrecht: 70 jaar na het overlijden
Afdeling 3. Rechtspersonen
A. Begrip en bestaansreden
*Rechtspersoon = een groepering van rechtssubjecten die, of een afgescheiden vermogen dat, titularis
kan zijn van rechten en plichten
Ratio:
- Organisatie en structurering van samenwerkingsverbanden tussen fysieke personen
- Afscheiding van vermogens, ook buiten groepsvorming
Bij rechtspersoon: samenwerkingsverband verwerft zelf juridische persoonlijkheid
(rechtspersoonlijkheid)
B. Rechtspersonen VS samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid
*Rechtspersoon heeft eigen vermogen, afgescheiden van de vermogens van de individuele leden van de
groep
Opbouw v/h vermogen v/d rechtspersoon gebeurt door inbreng van inzet of middelen
In ruil: lidmaatschapsrechten of aandelen
gevolg: schuldeisers van een individueel lid kunnen zich niet verhalen op de goederen die
behoren tot het vermogen van de rechtspersoon, enkel op persoonlijk vermogen
*Samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid: beschikken niet over eigen, afgescheiden
vermogen
persoonlijke schuldeisers van individueel lid-schuldenaar kunnen zich verhalen op het
onverdeelde aandeel van hun schuldenaar in het voor de samenwerking bestemde vermogen
*De maatschap en feitelijke vereniging = samenwerkingsverbanden tussen 2 of meer personen
- Maatschap: winst voor deelnemers, bv. samenwerking tussen 2 bouwbedrijven voor groot
bouwproject
- Feitelijke vereniging: belangeloos, bv. sportvereniging, carnavalsgroep
C. Soorten rechtspersonen
3
, BASISBEGRIPPEN VAN HET RECHT – Deel II Basisbegrippen
1. Publiekrechtelijke rechtspersonen
- Opgericht met oog op publieke dienstverlening
- Bv. de staat, gemeenten, openbare instellingen, diverse overheidsbedrijven
2. Privaatrechtelijke rechtspersonen
- Privaat initiatief, met ander doel dan uitoefening staatsgezag
- Bv. vennootschappen, verenigingen en stichtingen
Verenigingen (les associations) = privaatrechtelijke rechtspersonen die een belangeloos doel
nastreven
o VZW = Vereniging Zonder Winstoogmerk (l’association sans but lucratif)
Eigen vermogen
Aansprakelijkheid van leden is beperkt – leden kunnen niet in persoonlijk
vermogen worden aangesproken voor de schulden van de vereniging
Doel dient belangeloos te zijn
Wel winstgevende activiteiten
o PS = Private Stichting (la fondation privée)
Afgescheiden vermogen met rechtspersoonlijkheid ingezet ter verwezenlijking van
een bepaald belangeloos doel
Verschil VZW: geen leden
o SON = Stichting van Openbaar Nut (la fondation d’utilité publique)
= afgescheiden vermogen, gericht op de verwezenlijking van een werk van
filantropische, levensbeschouwelijke, religieuze, wetenschappelijke, artistieke,
pedagogische of culturele aard
Bv. Koning Boudewijnstichting
Vennootschappen (les sociétes) = privaatrechtelijke rechtspersonen gericht op het maken van
winst om die vervolgens aan de deelnemers uit te keren
o Al dan niet met beperkte aansprakelijkheid
o Al dan niet met rechtspersoonlijkheid
Vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid (la responsabilité illimitée)
o Schuldeisers kunnen schuldvorderinghalen op vermogen van rechtspersoon + persoonlijk
vermogen van individuele leden
o Bv. de VOF = Vennootschap Onder Firma (la société en nom collectif)
Vennootschap onder hoofdelijk aansprakelijke vennoten
Rechtspersoon met eigen, afgescheiden vermogen
o ! Kunnen toch vennoten in persoonlijk vermogen aanspreken voor
schulden van vennootschap
Minder strenge reglementering dan vennootschappen met beperkte
aansprakelijkheid
o Bv. de maatschap (la société simple)
Geen rechtspersoonlijkheid
Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (la responsabilité limité)
o Schuldeisers kunnen schuldvordering halen op vermogen van rechtspersoon zelf
o Aandeelhouders verliezen enkel wat ze in de vennootschap hebben ingebracht
4