BEGRIPPENLIJST
HOOFDSTUK 1 – HET SOCIOLOGISCHE PERSPECTIEF
1. Het sociale en de sociologie
Combinatie van ‘socius’ (metgezel/ compagnon) en ‘logos’ (rede/ studie)
Sociologie
4 ‘de wetenschap van het sociale’
Feitelijk object van studie met (dus gelijk met) andere sociale wetenschappen, MAAR
Materieel object
bekijkt het door een andere bril!
Wijze waarop deze discipline het sociale benadert, maakt het eigene van het
Formele object sociologisch perspectief uit (verschillend met andere sociale wetenschappen, dus OOK
door een andere bril!)
Een algemene denktrant die het sociale gedurig uiteenlegt in sociale relaties en, vooral,
Sociologisch perspectief
geziene en ongeziene afhankelijkheden van vaak onbekende anderen.
1. Hoe is een geordend samenleven mogelijk?
2. Hoe werkt het samenleven door in individuele levens?
3. Hoe zien de basiscontouren van onze samenleving eruit?
4. Hoe komen we tot een algemene, tevens empirische onderbouwde sociologische
kennis?
Vier basisvragen • Kwantitatief onderzoek: streeft naar in cijfers uitdrukbare bevindingen/
‘harde data’ die bovendien gelden voor de onderzochte sociale groepering.
= statisch onderzoek.
Bv. het surveyonderzoek/ de enquête op bevolkingsniveau
• Kwalitatief onderzoek: bestudeert sociale fenomenen ‘in de diepte’.
= betekenisvol onderzoek met geen grote aantallen.
Bv. participerende observatie (met diepte-interview)
2. Over sociale relaties, bindingen en verbanden
De feitelijke sociologiebeoefening komt neer op een drieledig gebeuren dat pendelt
Sociologische driehoek tussen theorievorming, empirisch onderzoek en (het ondersteunen van) sociale
sturing.
In alledaagse communicatie:
4 Sociaal iemand: gemakkelijk in de omgang.
4 Nors iemand: gaat algauw voor asociaal door.
Sociaal In de sociologie:
Elk gedrag tussen twee of meer mensen/ actoren is ‘sociaal’.
4 Dit is een neutrale notie van het sociale die zowel harmonieuze als conflict-
geladen verhoudingen, zowel negatief als positief gewaardeerde relaties omvat.
Sociale betrekkingen berusten op sociaal handelen
Sociaal handelen
= het handelen van een actor georiënteerd op het handelen van één of meer andere
~ Max Weber
actoren.
Stelt handelingen & bezit dus over handelingsvermogen/ agency (mogelijk ook passief)
!! Is NIET noodzakelijk een individu !!
4 Maakt een onderscheid tussen …
Actor
• Individuele actoren: het handelen van individuen.
• Collectieve actoren: het handelen ‘in naam van’ bedrijven, politieke partijen
en andere sociale verbanden.
, De sociale handelingen van twee of meer actoren worden tot stand gebracht.
Sociale verhouding,
!! Er moet een minimum van wederzijdse georiënteerdheid bestaan tussen de
relatie of betrekking
betrokken vormen van sociaal handelen.
Samenhandelen
Een sociale verhouding is hier de uitkomst van (van twee of meer actoren).
(joint action)
= zelfreferentialiteit: binnen een proces van samenhandelen refereert ieder nieuw
element aan eenzelfde soort element (elke sociale handeling
verwijst naar een voorgaande of toekomstige handeling).
= dynamisch, tijdsgebonden proces: momentaan (veranderen voortdurend, speelt zich
af doorheen de tijd).
= contingent: sociale verhoudingen bezitten tot op zekere hoogte een open,
onvoorspelbaar karakter. (tegelijkertijd/ in zekere mate voorspelbaar
Vier basiseigenschappen
én onvoorspelbaar) !!
(van samenhandelen)
Bv. na een vraag komt een antwoord
- antwoord = voorspelbaar
- wat het antwoord is = onvoorspelbaar
= geen wederzijdse oriëntatie zonder een minimum aan bewuste of psychische
betrokkenheid van de kant van de individuele deelnemers.
Bv. niet altijd ‘er met de gedachten niet bij zijn’ of dagdromerij komt in sommige
collectieve situaties regelmatig voor zoals in hoorcolleges.
Reflexieve monitoring van (the reflexive monitoring of action)
handelen = het voortdurend succesvol sturen en controleren door de actor van zijn eigen
(~ A. Giddens) activiteit; dus de actor moet voortdurend aandachtig blijven.
Afhankelijkheidsverhouding/
Actoren hebben mekaar nodig en vormen een sociale binding.
sociale binding
= de handelingen van sociale relatie krijgen invulling en betekenis.
(~ N. Elias)
Zo’n samenhangend geheel van sociale bindingen (zoals universiteiten) met een
Sociaal verband
zekere duurzaamheid en voor derden observeerbare grenzen.
1. Cognitieve (sociale) binding Bv. leraar - leerling
" kennisoverdracht
" cognitief (sociaal) verband Bv. school/ schoolklas
2. Economische binding Bv. kopen van een brood bij bakker
" economie steunen
" economisch verband Bv. bakker - helpers
Vier grote soorten sociale 3. Politieke bindingen Bv. burgers - politici
bindingen en verbanden " politiek regelen
" politiek verband Bv. politieke sfeer tussen de partijen
4. Affectieve bindingen Bv. vrienden - geliefden
" vriendschap, …
" affectief verband Bv. gezinnen of communes
!! Afhankelijkheid = persoonsgebonden, dus hierdoor bijzonder groot.
In andere soorten ligt dat doorgaans verschillend.
,3. Van veralgemeende afhankelijkheid naar wereldsamenleving
Veralgemeende/
Wij zijn van bijzonder veel gespecialiseerde beroepsbeoefenaren (zoals van bakkers
gegeneraliseerde
en dokters, tot entertainers) een beetje afhankelijk.
afhankelijkheid
Lange ketting van afhankelijkheden (dus hij spreekt van sociale bindingen en
verbanden).
Sociale netwerken
(~ A. De Swaan) 4 ‘of we het nu willen of niet, of we daar bewust van zijn of niet. We zijn
aangewezen geraakt op steeds meer andere mensen en onze netwerken
vertakken steeds verder.’
Dit gevaar dreigt door relationele grootheden te verzelfstandigen.
4 Een uitdrukking als ‘de economie’ suggereert het bestaan van een autonoom
Verdinglijking/ reïficatie
object buiten ons om bestaat en een eigen werkzaamheid bezit, dus zich als
een actor gedraagt.
Het momentane geheel van alle sociale relaties, bindingen, verbanden en
De maatschappij/ netwerken.
samenleving 4 Omvat alle uitingen of vormen van samenhandelen op één bepaald ogenblik
en is dan ook een hyperdynamische, immer veranderende realiteit.
Het woord ‘maatschappij’ of ‘samenleving’ zowel binnen als buiten de sociologie …
Nationale of regionale - Ofwel gebruikt wort in een territoriaal beperkte betekenis (wat dus nationale
samenleving of regionale samenleving is!) met territoriale en vaak ook politieke grenzen.
- Ofwel in een mondiale betekenis gebruikt.
De recente inburgering van wereldwijde elektronische communicatienetwerken/
de e-revolutie, bracht transnationalisering van allerlei soorten relaties, verbanden
en netwerken volgens velen in een stroomversnelling.
Globalisering/ 4 In algemene zin verwijst dit naar ‘de verruiming, verdieping en versnelling van
mondialisering wereldwijde verbondenheid in alle dimensies van het hedendaagse sociale
leven, van het culturele tot het criminele, van het financiële tot het spirituele’
~ D. Held en zijn collega’s in hun gezaghebbende studie ‘Global transfor-
mations’.
1) Enerzijds zijn er al maar meer sociale relaties en bindingen tussen geografisch
verafgelegen actoren.
Bv. het is de gewoonste zaak van de wereld om een mail of sms’je te sturen
naar een vriendin die in Bogata verblijft of om te telefoneren met een
Twee grote dimensies
collega in Boston.
2) Anderzijds groeien ook sociale netwerken én verbanden met een
transcontinentaal en in tendentie mondiaal of wereldomspannend karakter.
(= niet enkel kwantitatief maar vooral impact op transcontinentale netwerken en ‘global players’)
Het momentane geheel van transcontinentale, in aanleg mondiale sociale relaties,
Wereldmaatschappij
bindingen, verbanden en netwerken.
Een mondiaal of wereldbewustzijn (dat vele uitingen kent).
Kosmopolitisme
4 Met de wereldmaatschappij spoort een groeiend kosmopolitisme.
4. Sociologische verbeeldingskracht
Relationeel denken » denken in termen van sociale netwerken (= schoolvoorbeeld!)
Het egocentrische
De samenleving verschijnt als een reeks van concentrische cirkels van anderen
maatschappijbeeld
rondom een ik/ ego.
(~ N. Elias)
, Sociale blindheid Het niet onderkennen van relaties/ afhankelijkheden.
Decentrering Het sociale is niet langer een reeks concentrische cirkels met ‘mij’ in het centrum!
Het vermogen om zichzelf te observeren als een knooppunt van en in talloze sociale
bindingen, verbanden of netwerken die het eigen denken en handelen mede
Sociologische
vormgeven.
verbeeldingskracht
(~ C. Wright Mills) 4 In een beperktere zin in ‘The sociological imagination’:
Het vermogen om individuele problemen met sociale feiten of veranderingen
te verbinden.
Victim blaming/ blaming the Slachtoffer krijgt de schuld en is daardoor GEEN slachtoffer meer, maar de dader of
victim/ slachtofferblamage minstens medeverantwoordelijke.
5. Sociologie en sociaal engagement
Tot dan toe vertrouwde stukjes sociale realiteit worden enigszins onvertrouwd,
Defamiliarisering schijnbaar bekend terrein blijkt bij nader toezien meerdere onbekende dimensies
te hebben.
• Waarderingsvrijheid/ morele neutraliteit: onderzoek zonder eigen waarden
voorop te stellen en uit te werken
(gebaseerd op feiten, neutrale
Geëngageerde/ kritische kijk).
sociologiebeoefening
• Geëngageerd/ kritisch: de socioloog heeft pas een juiste kijk op structurele
vormen van sociale ongelijkheid als deze ‘het
standpunt van de onderdrukte’ inneemt.
!! Neemt nadrukkelijk afstand van het dominante wetenschapsethos en zijn eis van
een waarderingsvrije kennis !!
= een zienswijze dat stelt dat in sociale wetenschappen neutrale of strikt
De standpunttheorie
objectieve kennis onmogelijk is, aangezien iedere onderzoeker/ -ster zélf ook
binnen de onderzochte sociale wereld de positie van bijvoorbeeld man of
vrouw, boven- of ondergeschikte inneemt.
M. Weber:
‘De zin van “waardevrijheid” in de sociologische en economische wetenschap’
4 Het is absoluut noodzakelijk dat de onderzoeker of theoreticus onderscheid
maakt tussen het constateren van empirische feiten en zijn eigen praktische
Scheiding tussen feiten en waardebepalingen.
waarden
» hij beschouwt deze feiten als gunstig dan wel ongunstig, en geeft blijk van
een “waarderend’ standpunt.
DUS: strikt empirische vaststellingen zijn mogelijk en staan los van hun eventuele
waardering of evaluatie.
Het nastreven van beleidsmatige, haalbare hervormingen door middel van ‘harde
Sociaal reformisme
feiten’.
Sociaalprobleem sociologie Focus van onderzoek op een sociaal achtergestelde groep.